Sommige aristokraten, kunstenaars en zakenlui willen wonen in komplete afzondering, en trekken zich terug op hun eigen eilandje. Zelf gekocht en vaak ook zelf ontgonnen.

Jean-Christophe Grangé

Foto’s : Pierre Perrin

INISH VIKELANE van Charles Haughey

Charles Haughey (68) was de afgelopen twintig jaar verscheidene keren eerste minister van Ierland, en drukte onmiskenbaar zijn stempel op de politieke geschiedenis van zijn land. Hij is een vurig nationalist, maar staat ook open voor de Europese gedachte. Haughey staat bekend om zijn passie voor vrouwen, lekker eten en renpaarden. Twee jaar geleden ging hij op rust. Deze Ier in hart en nieren profiteert nu met volle teugen van het leven, bekleedt enkele officiële funkties, en laat geen gelegenheid voorbijgaan om zich terug te trekken op zijn privé-eiland Inish Vikelane, het laatste stukje eenzame groen naar het westen toe vóór de Atlantische Oceaan.

Wie Charles Haughey ontmoet, begrijpt waarom hij het Ierse volk op zijn hand had, en ondanks de wisselvalligheden van het politieke bedrijf telkens weer kon terugkomen. Met zijn donkere huidskleur en zijn wilde zilveren haardos heeft hij een onweerstaanbaar charisma. Hij is de verpersoonlijking van de Ierse traditie, één en al jovialiteit. Maar vergis u niet. Vanwege zijn hardhandige aanpak en zijn kompromisloze beslissingen staat hij algemeen bekend als the boss. Hij was dus tegen abortus en echtscheiding, en verstevigde hiermee het al niet te onderschatten bastion van Ierse individualiteit. Maar na meer dan dertig jaar politieke aktiviteit heeft Haughey toch wat snelheid geminderd. Tussen de jaren ’70 (toen hij mordicus vasthield aan de hereniging van Ierland) en de jaren ’90 (het moment dat hij rijp achtte om onder de Europese paraplu tot een overeenkomst te komen met het Verenigd Koninkrijk), werd hij wat soepeler. Vandaag heet het : “No comment ! “

Dingle is wellicht het meest bekende kustdorpje in het zuidwesten van Ierland : een minuskule gemeenschap met niet minder dan vijftig pubs. Daar tegenover, op twee uur varen, ligt Haughey’s eiland. Verloren in de Atlantische Oceaan lijkt het wel een overblijfsel van een verdwenen kontinent. Een golvende steppe die net boven de golven uitsteekt. De ruïnes van een Keltisch klooster staan er verlaten bij. Op Inish Vikelane zoek je tevergeefs naar het komfort waarmee een miljonair zich doorgaans omringt. Je moet de heuvels op eer je het domein van Haughey bereikt, dat aan alle kanten uitkijkt over de weidse wateren. In zijn huis maak je kennis met het landelijk komfort dat past bij dit stenen eiland : een gigantische open haard, met schapewol beklede houten banken, kandelaars, en een goed gevulde bar.

Alleen the boss voelt zich thuis op dit eiland. Misschien vind je de essentie van Ierland terug op Inish Vikelane : het landschap, de sfeer en het verleden dat besloten ligt in eeuwenoude stenen. Haughey’s grote passie op dit moment is archeologie. “Ierland heeft een biezonder rijk verleden. Om een grotere zelfkennis te krijgen, moeten we eerst de Keltische beschaving beter begrijpen. Als eerste minister zette ik een programma op poten dat nergens ter wereld zijn gelijke heeft. Een projekt voor archeologische opzoekingen waarbij elke wetenschapper in plaats van op zijn eigen plekje te zitten ploeteren permanent in kontakt is met andere vorsers. Op die manier vordert de kennis van het verleden op één lijn, en krijgen we een globaal beeld van onze geschiedenis met al haar vertakkingen in de verscheidene sites. “

De aankoop van Inish Vikelane ziet Haughey ook als een eerbetoon aan de Ierse traditie. Dit eiland was vroeger eigendom van Thomas O’Crohan. Die woonde er met zijn gezin en schreef er in het Gaëlisch zijn autobiografie The Man of the Island. Het boek werd een klassieker in de Ierse literatuur en een bijbel voor elke Ierse visser.

Charles Haughey was zijn leven lang een rebel. Hij komt uit een arme familie in de buurt van Dublin. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd vocht zijn vader tegen de Britten. Hij was zelfs een van de leiders van het Iers Republikeins Leger (Ira). Beetje bij beetje verzeilde hij in de politiek, en werd hij kopman in de felle tegenstand tegen de Engelsen. Een antipatie die de meeste Ieren schijnbaar ook deelden. In 1957 werd Haughey verkozen voor het parlement in Dublin. Op dat ogenblik maakte hij deel uit van de nieuwe generatie politici van Fianna Fail, de partij van de landelijke bevolking en de arme stedelingen, politici die nochtans niet aarzelden in maatpakken rond te lopen en te pronken met hun sociaal sukses. Gelijktijdig met zijn politieke aktiviteiten vergaarde Haughey ook een fortuin. Als gediplomeerd accountant maakte hij een briljante carrière als projektontwikkelaar, en zo werd hij een van de rijkste mannen van Ierland.

In de jaren ’60 bekleedde Haughey verscheidene officiële funkties : achtereenvolgens minister van Justitie, van Landbouw en van Financiën. Die blitzcarrière werd plots onderbroken toen hij ervan beschuldigd werd wapens voor het Ira gekocht te hebben met geld van zijn ministerie. Hij werd nochtans vrijgesproken en twee jaar later, in 1977, verscheen hij opnieuw ten tonele als minister van Volksgezondheid. Twee jaar later werd hij leider van Fianna Fail en eerste minister. Nog later volgden nieuwe verdachtmakingen, maar Haughey vond altijd wel een middel om zich uit de politieke draaikolken te redden. Niet minder dan vier keer werd hij eerste minister. Zijn vijanden beweren dat hij negen levens had. In 1990 was Haughey zes maanden lang voorzitter van de EG, en in 1992 trok hij zich terug. Vandaag verdeelt the boss zijn tijd tussen Dublin, zijn eigen Vikelane en vele reizen.

ISOLA DI BISENTINA van de Principe del Drago

De Principe del Drago is tevreden. Hij woont op een van de mooiste eilanden van Europa, Isola di Bisentina, in het meer van Bolsena, ten noorden van Rome. Op dat eiland staat, bedolven onder klimop en bloemen, een majestatisch klooster, omringd door Italiaanse tuinen, door de prins zelf ontworpen. Meer dan tien jaar al is hij eigenhandig bezig met de restauratie van dit kleine paradijs.

Iedereen hier noemt hem Don Giovanni. Wie hem in de zomer onaangekondigd een bezoekje brengt, vindt hem beslist in zijn tuin, samen met zijn tuinmannen bezig met spade en riek. De prins glimlacht. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog, ik was toen zo een jaar of tien, stuurden mijn ouders me naar dit eiland, dat mijn tante bezat. Deze plek liet onuitwisbare sporen na in mijn ziel. Toen mijn tante tegen het einde van de jaren ’70 besloot het eiland toch maar niet te verkopen, nam ik de koe bij de horens. ” Voor het eerst in jaren trok de prins weer naar Bisentina. Hij herontdekte de heuvel, het rode en roze klooster en de zeven kapellen. Maar intussen was het eiland totaal overwoekerd met doornstruiken en wild gras. “Er kwam een bulldozer aan te pas, en ik heb zelf elke vierkante meter van het park bewerkt met de machete. ” De prins hakte en houwde tot elk uitkijkpunt op het eiland vrijgemaakt was. Elke dag werd een stukje wildernis heroverd. Zelfs in de winter werkte de prins voort aan de opruiming van het eiland, en hield hij een oogje in het zeil bij de restauratie van de patio in het klooster. Het resultaat is verbazingwekkend. Eenmaal aan wal wandelt men langs paden afgeboord met rozen, laurier en exotische planten, die allemaal uitzicht bieden op de kleurrijke tuinen met schitterende, zoetgeurende bloemenperken. Dan kom je voorbij de kerk met de heldergekleurde koepel, en ten slotte bij het klooster en de opengewerkte patio vol bloemen, waar de prins vaak vroeg in de morgen in z’n eentje zit te ontbijten.

Isola di Bisentina is in feite Italiës rijke geschiedenis in een notedop. Dit vulkanisch eiland, dat in zijn huidige vorm ontstond rond 1500 vóór Kristus, was ongetwijfeld al in de prehistorie bewoond. Het draagt sporen van een Etruskisch verleden. De grote ommekeer op het eiland kwam er in de 15de eeuw, toen Ranuccio Farnese de eigenaar werd en er een klooster met zeven kapellen liet bouwen. Ranuccio was een huurling die vocht voor de pausen. In de 16de eeuw liet de beroemde Alessandro Farnese, die later paus Paulus III werd, het bouwwerk voltooien en stichtte hij een echte kloostergemeenschap op het eiland. In de 17de eeuw liet de Conte di Castro, ook lid van de familie Farnese, de kerk en de prachtige koepel bouwen. Maar door de oorlog werd de familie Castro onteigend. Het eiland Bisentina werd teruggegeven aan de paus. In 1752 werd graaf Giraud, een Italiaanse conte van Franse afkomst, de eigenaar. Hij liet de eerste natuurlijke tuin aanleggen, die meer weghad van een Engelse tuin. In 1912 ten slotte kocht Conte Fieschi Ravaschieri het eiland. Slechts één generatie later werd Bisentina eigendom van de familie del Drago door het huwelijk van Contessa Fieschi Ravaschieri, geboren del Drago, met de erfgenaam van die beroemde familie die Verdi 50 jaar eerder inspireerde tot het schrijven van een opera.

De familie del Drago stamde af van een Duitse heerser uit de middeleeuwen, Rodolphus del Drago, die in 900 keizerlijk vikaris van Assisi werd. Een prestigieuze Romeinse familie, die nog een paus heeft gesteund aan de zijde van de Boncompagni-tak, en erin slaagde de inquisitie om de tuin te leiden. “Ik voel me trots als ik eraan denk dat het leengoed van onze familie een toevluchtsoord werd tegen de inquisitie”, vertelt de prins. Een deel van de landerijen is nog altijd in het bezit van de familie del Drago, maar Don Giovanni erfde alleen het paleis van Bolsena op het vasteland, vlakbij het meer.

En wat is het lot van een jonge Romeinse prins in de 20ste eeuw ? Heeft een rijke familiegeschiedenis enige invloed op het heden ? “Mijn erfgoed is vooral van kulturele aard”, verklaart de prins. “Na de Tweede Wereldoorlog woonden mijn ouders in de Verenigde Staten. Daarom studeerde ik daar ook. Ik had maar één droom : architekt worden en carrière maken in Italië. Ik kon samenwerken met de grote Amerikaanse architekt Frank Lloyd Wright. Maar terug in mijn geboorteland moest ik ondervinden dat al die jaren met Wright nutteloos waren geweest voor een diploma. Ik ben mijn studies dus opnieuw begonnen, maar raakte ontmoedigd. Ik moet toegeven dat ik op dat ogenblik nogal hoog opliep met mijn adellijke titel. Ik was zeer romantisch en een beetje gek ook. Ik dacht dat mijn land gewoon op mijn terugkeer zat te wachten. “

Toch was het dankzij zijn adellijke afstamming dat Don Giovanni zijn echte lotsbestemming vond. Toen hij terugkeerde naar Bolsena, was het paleis een ruïne. Het gaf de jonge prins een geweldige schok. Hij had altijd als banneling geleefd en was nu voor het eerst thuis. Hij besloot als architekt het paleis zelf te restaureren. Praktisch 20 jaar lang heeft hij zich met hart en ziel aan die taak gewijd. Het paleis is intussen een van de mooiste pronkstukken van de streek geworden. Op het einde van de jaren ’70 gaf zijn tante, gravin Fieschi Ravaschieri, hem de opdracht het eiland Bisentina en het klooster te restaureren.

In luttele jaren tijd heeft de Principe del Drago niet alleen Bisentina, maar meteen het meer en de hele omgeving nieuw leven ingeblazen. Van ver komen de toeristen. “Ik heb hier een tuin aangelegd zoals er een bestaan heeft in de buurt van Firenze. Ik werd daarbij geholpen door de originele plannen. In Italië is er een schrijnend gebrek aan goede tuiniers. Ik denk er zelfs aan hier op het eiland een beroepsschool op te richten en daarvoor meesters uit Groot-Brittannië naar hier te halen. “

De andere grote passie van de prins is schilderen. Don Giovanni is bevriend met Balthus, die een villa bezit in dezelfde streek, en heeft zelf een degelijke kennis van de pikturale kunst. Hij schilderde eerst talrijke akwarellen, maar schakelde later over op een zeer persoonlijke soort van kunst. Hij zocht inspiratie in de motieven waarmee vroeger de kloostervertrekken versierd werden, en schilderde ze opnieuw. Het resultaat is verbijsterend. De prins is echter niet van plan het eiland open te stellen voor het grote publiek. In de zomer worden er tuinkoncerten gegeven. Af en toe hebben er huwelijken plaats. “Ik moet met mijn eiland nog niet te koop lopen om het te kunnen onderhouden. Van de overheid kreeg ik subsidies voor de restauratie. Ik ben overtuigd dat Bisentina zijn magie te danken heeft aan de geheimzinnigheid die errond hangt. Je gelooft nooit hoeveel aanbiedingen ik al gekregen heb om het eiland te exploiteren. Amerikaanse projektontwikkelaars stelden zelfs voor er een begraafplaats voor Amerikaanse miljonairs van te maken. “

CUMBERLAND ISLAND van de Carnegies

Op de grens tussen Georgia en Florida ligt aan de Atlantische kust het eiland Cumberland. Het is onafscheidelijk verbonden met de geschiedenis van de superrijke familie Carnegie. Zoals in elke romantische sage maakten de Carnegies ruzie, gingen ze uit elkaar, verzoenden ze zich opnieuw. Maar ze zijn er nooit toe gekomen het eiland te verlaten waar hun voorouders opgroeiden. Nog altijd ontmoeten de nakomelingen elkaar jaarlijks op Cumberland, waar herinneringen hen samenbrengen.

Honderd jaar geleden stond hier de residentie van Thomas Morrison Carnegie, een van de grondleggers van de Amerikaanse staalindustrie. Samen met zijn vrouw Lucy Coleman Carnegie koos hij voor een eenzaam bestaan op het eiland Cumberland. Een vorstelijk bestaan weliswaar, in niets te vergelijken met dat van Robinson Crusoe. Omringd door meer dan honderd bedienden leefden de Carnegies er in peis en vree, luister en luxe. De tuinen waren echte kunstwerken, en in de omliggende bossen werden geregeld jachtpartijen georganizeerd. Voor wie vandaag voet aan wal zet op Cumberland, lijkt dat een ver verleden. Een troep wilde kalkoenen wandelt statig door het voormalige salon van het kasteel, waarvan nog slechts brokstukken overblijven. Overal op het eiland vind je vreemde dingen die herinneren aan de Carnegie-dynastie. Zo is er het familiekerkhof, overwoekerd door een weelderige plantengroei maar nog altijd beschermd door een zwaar ijzeren hek. De drie domeinen op het eiland zijn nu totaal verwilderd. Alleen Greyfield wordt nog perfekt onderhouden. Het is nu een prachtig hotel met slechts enkele kamers, waar de jet set van het zuiden en van de kust zich graag komt afzonderen.

Maar wat is er van de Carnegies geworden ? Zijn ze nog altijd eigenaar van Cumberland ? Thomas Carnegie kocht in 1881, 1600 hektare grond op Cumberland, en vestigde er zich met vrouw en kinderen. Vijf jaar later overleed hij aan een hartaanval. Maar Lucy was een nuchtere vrouw. Ze kocht het grootste stuk van het eiland, en voedde er haar kinderen op, vijftien jaar lang. Toen ze volwassen werden, kregen ze elk een droom van een residentie. William Coleman Carnegie bijvoorbeeld kreeg Stafford House, inclusief het golfterrein met 9 holes. Margaret Carnegie Ricketson werd eigenares van Greyfield House met de machtige arcades. Verger Plum, met 13 slaapkamers en zwembad, ging naar George Lauder Carnegie… Grappig genoeg schonk Lucy die domeinen niet rechtstreeks aan haar kinderen, maar aan haar klein- en achterkleinkinderen. De overdracht moest plaatsvinden na de dood van de laatste van haar negen telgen. Dit maneuver moest minstens drie generaties verplichten op Cumberland te blijven wonen, en beletten dat het door de vele vertakkingen van de familie in een mum van tijd versnipperd zou worden.

Cumberland Island is nu inderdaad nog altijd in het bezit van de dynastie. In 1962 overleed Lucy’s langstlevende kind. Er waren zestien erfgenamen. Die moesten opdraaien voor de enorme uitgaven voor het onderhoud en de zware eigendomstaksen. Er vielen interessante aanbiedingen in de bus voor de afkoop van de eigendommen. Tot 1969 hield de clan unaniem stand. Maar toen slaagde het machtige Hilton erin drie van de Carnegies te overhalen hun deel van het eiland te verkopen. De rest van de familie was diep geschokt, en weigerde Cumberland te zien als een onderdeel van het Hilton-concern. Het aanlokkelijke aanbod leidde tot lange diskussies, en sloeg diepe wonden in de eensgezindheid binnen de familie.

Toen kwam van buiten de clan een oplossing. De Andrew W. Mellon Foundation bood acht miljoen dollar voor de aankoop van het eiland om er een National Park van te maken. Voor de erfgenamen was dit een uitstekende manier om de invasie op Cumberland Island te stoppen en het te behoeden voor projektontwikkelaars. De meesten onder hen gingen akkoord, en besloten te verkopen. Zelfs Hilton deed afstand van zijn pasverworven deel. Vandaag behoort 80 % van Cumberland Island tot de National Reserve, en de huidige generatie Carnegies is dan ook de laatste die het als haar thuis beschouwt. Toch kozen een paar neven voor een andere oplossing : zij bouwden hun erfdeel, de Greyfield Residence, om tot een prachtig en biezonder selekt hotel. Coleman Langshaw en Mitty Ferguson, beiden van de vijfde generatie, werden de managers, en zijn gelukkig dat ze nog op het eiland kunnen wonen zoals al de Carnegies vóór hen. Nog een nicht, Gogo Ferguson, opende een van de zeldzame winkels op het eiland : ze verkoopt zelfgemaakte juwelen uit been van dieren die op het eiland leven. Met goud en zilver belegde sieraden die beroemdheden als Isabella Rossellini, Hillary Clinton en Jacqueline Kennedy wisten te bekoren.

De wilde pracht bleef onaangeroerd. Een keer per jaar komen al de erfgenamen samen om de opbrengst van het eiland onder elkaar te verdelen. Coleman Langshaw konkludeert : “De vraag of het jammer is of Cumberland niet meer in ons bezit is, wordt niet meer gesteld : het eiland behoort tot de familiesage. “

Op het eiland van Charles Haughey zoek je tevergeefs naar het komfort waarmee een miljonair zich doorgaans omringt.

Verloren in de Atlantische Oceaan lijkt Inish Vikelane wel een overblijfsel van een verdwenen kontinent.

Hier vind je de essentie van Ierland terug : het landschap, de sfeer, een goedgevulde bar.

Op Isola di Bisentina staat een majestatisch klooster, omringd door Italiaanse tuinen die de prins zelf ontwierp.

De prins : “Aan het heroveren van de wildernis kwam een bulldozer te pas, en ik heb zelf elke vierkante meter van het park bewerkt met de machete. “

Don Giovanni zocht inspiratie in de motieven waarmee vroeger de kloostervertrekken werden versierd.

Don Giovanni heeft een degelijke kennis van de pikturale kunst, en restaureerde het klooster zelf.

De stamboom van de familie Carnegie heeft sinds de aankoop van Cumberland Island ontelbare vertakkingen, maar het eiland is nog altijd in het bezit van de dynastie.

Alleen Greyfield wordt nog perfekt onderhouden. Het is nu een prachtig hotel waar de jet set zich graag afzondert.

De Carnegies zouden eind vorige eeuw op het eiland komen wonen zijn omdat ze buitengekeken waren door andere leden van de aristokratie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content