Ik heb altijd al een boontje gehad voor het Brooklyn Museum of Art. Misschien ligt het aan zijn perfecte maten. Op een halve dag kun je rustig alle galerijen zien. Probeer dat maar eens in het Metropolitan Museum. Snakkend naar een overzichtelijke plek na weer een week van slechte tijdingen, stap ik in Manhattan op de rode metrolijn. De trein duikt onder de East River. Vier haltes later roept de conducteur al: “Brooklyn Museum!”

Terug bovengronds waan ik me even in Parijs. Dat was precies wat de ontwerpers van dit stukje Brooklyn, Olmsted en Vaux (die ook Central Park op hun naam hebben staan) beoogden. Voor mij ligt een brede boulevard met aan elke kant een door oude bomen belommerd wandelpad, waarlangs sommige van Brooklyns opulentste 19de-eeuwse woningen staan. Dit is Eastern Parkway, de eerste boulevard met zes baanvakken ter wereld. Links van mij torent de triomfboog van Grand Army Plaza, versierd met vier bronzen galopperende paarden, omringd door fonteinen en nog meer standbeelden. Ik draai me om en zie het museum met daarachter Prospect Park, ook werk van Olmsted en Vaux, wat ze geslaagder vonden dan Central Park.

Het museum is architecturaal een raar beestje. De blauwdruk werd in 1893 getekend. Brooklyn was toen nog niet gefusioneerd met New York. Als derde grootste stad van het land had ze de ambitie om ‘die van over ’t water’, nummer één dus, voorbij te steken. Daarom wilde het stadsbestuur van Brooklyn het grootste museum ter wereld. Het plan voorzag een serie vierkante, tempelachtige Beaux-Arts-gebouwen met glazen koepels, met elkaar verbonden door gaanderijen.

Zover kwam het niet. In 1898 stond Brooklyn op de rand van het bankroet en moest hij zijn onafhankelijkheid prijsgeven. Brooklyn werd een deel van New York City en het museum was geen prioriteit meer. Pas in 1927 werd een van de geplande gebouwen voltooid en daar bleef het bij. Het was toch iets. Met zijn zuilen en monumentale trap leek het zelfs een beetje op Manhattans Metropolitan. Die trap werd overigens in 1934 weggehakt in een onhandige poging om het museum minder intimiderend te maken. Nu echter overweegt men hem te herbouwen.

Het zal niet aan de trap liggen of er volk komt of niet. De laatste jaren doet het museum het zeer goed. Vooral de Egyptische, indiaanse en Afrikaanse collecties zijn trekpleisters. Het is ook een van de weinige musea in New York waar je veel zwarte bezoekers ziet. Dat is maar goed. De buurt rond het museum is overwegend zwart, met een minderheid chassidische joden.

Alle musea in New York klagen sinds de aanslag over verminderde belangstelling, maar hier in de marmeren lobby is het zelfs op deze weekdag behoorlijk druk. Ik stap in de lift met een zwarte onderwijzeres en haar twintig pupillen. De juf is uitgedost in een paars Afrikaans gewaad en hoofddoek, de kinderen hebben biljartgroene broeken en jurken en knalgele hemdjes aan. Ze zijn allemaal zwart, op één wit kind na, dat als enige de hand van de juf vasthoudt. Op de vijfde verdieping, meteen ook de bovenste, stappen we allemaal uit. Een bewaakster met een zwaar Russisch accent waarschuwt ons dat we allemaal goed samen moeten blijven. Ik moet natuurlijk weer mijn eigen zin doen en loop de andere kant uit. Ik ga bij vijf zwarte mensen staan, toeristen, zo te horen uit het zuiden. We kijken met zijn allen omhoog naar een levensgrote sepiagetinte foto van een 19de-eeuws zwart gezin dat in stijve zondagse kleren picknickt op het strand van Coney Island. Het is een mooie opening van American Identities: A New Look, een tentoonstelling die aan de hand van kunstwerken en gebruiksvoorwerpen op een frisse manier terugblikt op de Amerikaanse geschiedenis en cultuur. Ze lijkt wel ontworpen met de huidige opstoot van vaderlandsliefde in gedachten, maar dat is toeval: de tentoonstelling was al jaren in de maak en gaat overigens over het continent Amerika, niet enkel over de VS. Zeven galerijen zijn gezellig volgestouwd met meer dan driehonderd voorwerpen van het begin van de Hollandse periode tot nu. Subtiel geweven 19de-eeuwse indiaanse manden staan naast academische kunstwerken uit dezelfde periode die indianen als onderwerp hebben. Op twee levensgrote schilderijen uit de 18de eeuw, één uit Peru, het andere uit Philadelphia, proberen twee bourgeoises heel hard om er Europees uit te zien. Een monumentale 18de-eeuwse Hollandse-Amerikaanse ‘kas’ (kast) pronkt naast een reusachtige 19de-eeuwse schoorsteenmantel van ebbenhout en marmer uit een van de kastelen die toen nog op Fifth Avenue stonden.

Bij het buitengaan blijf ik nog even staan bij de twee kolossale stenen dames die Brooklyn en Manhattan symboliseren. Brooklyn leunt tegen een kerktoren en drukt een lezend kind tegen zich aan, terwijl Manhattan een pauw streelt en haar voeten laat rusten op een geldkist. Daar rusten ze nog steeds.

Brooklyn Museum of Art, 200 Eastern Parkway, Brooklyn.

www.brooklynart.org

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content