:: Paul Robbrecht is de ene helft van het architectenbureau Robbrecht & Daem. Het Noorse Snoehetta werd op Batibouw gelauwerd met een award. De eerste concrete plannen voor de museumsite van Ground Zero worden vermoedelijk deze maand wereldkundig gemaakt.

De liefde voor kunst was er eerst.

Als kind al was ik daarin geïnteresseerd. Kunstenaars waren mijn helden. Rubens en zo. Tegenwoordig gaat mijn belangstelling veeleer uit naar de hedendaagse kunsten. Veel van mijn vrienden zijn kunstenaars en het is heerlijk om in hun midden te werken. Architectuur is een veld waar ontmoeting ontstaat : muziek, dans, theater, tentoonstellingen , het gebeurt allemaal in gebouwen waar mensen samenkomen en iets beleven. Dat boeit mij.

Mijn vader heeft mij in de richting van de architectuur geloodst,

op een heel intelligente manier. Hij stuurde mij als jonge knaap, samen met mijn broer, op reis om het werk van Le Corbusier te bekijken. Ik ben hem er nog altijd dankbaar voor. Het is een passie geworden. Al ben ik lang naar de kunst blijven verlangen tot ik besefte dat ik echt een architect ben.

Ik ben erg gehecht aan mijn werkplek.

Dit is mijn uitzicht op de wereld. Hier zit ik uren te werken, vaak ’s morgens vroeg al. Omringd met dingen die me na aan het hart liggen : boeken, muziek, kunst… Ik heb dat nodig.

Ik ben geen natuurmens,

maar dat ik uitkijk op groen is voor mij belangrijk : die bomen, die ik vaak teken, en het bezoek van de vogels in deze tijd van het jaar. Ik heb ook altijd een verrekijker bij de hand.

Momenteel werken we mee aan de museumsite van Ground Zero.

We zijn deel van het designteam dat geleid wordt door het Noorse Snoehetta, dat de opdracht binnenhaalde. Veeleer toevallig eigenlijk : Catherine De Zegher van het Drawing Center vroeg ons om een eerste haalbaarheidsstudie te maken. Toen zij geselecteerd werden, werden wij meegevraagd. Het is een enorme uitdaging om binnen het gigantische van dit project vorm te geven aan zo’n klein intiem instituut als het Drawing Center.

De alleenwerkende architect, dat is totaal voorbij.

Architectuur is een interdisciplinair gebeuren waaraan mensen uit verschillende landen en met uiteenlopende specialisaties meewerken. Dat is de toekomst. En eigenlijk is dat ook wat mijn vrouw en ik doen met onze medewerkers. Want die zijn echt belangrijk, die drukken ook hun stempel op ons werk.

Mijn vrouw Hilde en ik doen altijd alles samen.

Maar door het vele werk is zij zich meer gaan concentreren op interieur. Dat is zeer intens, maar we hebben een strikte code. Ik ben een ochtendmens, maar ik haat het om na 20 uur ’s avonds ook maar een woord te zeggen over werk. En dat respecteren we allebei.

Voor mij is architectuur geen kunst,

omdat ze er in wezen naar streeft om mensen genoegen te doen in de simpelste betekenis van het woord. Kunst niet. Kunst heeft de autonomie om te shockeren bijvoorbeeld, of iets anders. De architectuur is gedoemd om het goede voor ogen te hebben met mensen. Daardoor loopt het soms ook helemaal mis.

Angstwekkend vind ik de té gekke dingen die in Nederland gebouwd worden.

Gebouwen in kuifvorm en erger. Vreselijke dingen staan er, allemaal te wild, te gek, te zot. En daar moeten mensen in wonen. Ik hoop dat we dat nooit zullen importeren. Maar tegenwoordig moet elke kleine stad zijn spektakelgebouw hebben. Ik heb er natuurlijk zelf een gezet in Brugge, maar dat spektakel de norm wordt, beangstigt mij.

Ik ben heel optimistisch voor Vlaanderen.

Ik vind dat er een geweldige ommekeer heeft plaatsgevonden. Men is zich bewust geworden van die openbare ruimte waar iets serieus mee gedaan moet worden. Ik vind de rol van de bouwmeester zeer positief. Misschien niet vlekkeloos, maar wel positief.

Tekst Hilde Verbiest I Foto Annick Geenen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content