Eén ding moet je Amerikaanse sterren nageven: ze weten op een waardige manier oud te worden – kijk maar naar Clint Eastwood, Paul Newman, Robert Redford, Jack Lemmon. Konden we dat maar zeggen van hun Franse tegenhangers. Neem nu Alain Delon en Jean-Paul Belmondo. Na schitterende debuutjaren (Delon bij Visconti, Clément en Antonioni; Belmondo bij Godard, Chabrol en De Broca – beiden bij Melville) geraakten ze vastgeroest als boegbeelden van de Franse cinéma de papa, toen die ook in Vlaanderen brokken maakte aan de kassa. Nu zijn het fossielen die hardnekkig proberen te loochenen dat er een tijd is van komen en van gaan. Niet dat oud niet mooi kan zijn in de bioscoop. Daarvan is uitgerekend “Titanic” nog het beste bewijs: de comeback van de kranige veterane Gloria Stuart zorgt precies voor de ontroerende dimensie in dit rampenepos. Alleen is op zekere leeftijd het cynisme, de megalomanie en de machobranie van de heren Delon en Belmondo niet langer grappig – voor zover het dat ooit is geweest -, maar ronduit pathetisch.

In “Une Chance sur deux” wordt een zekere Franse cinema – de grote publieksfilms uit de jaren zeventig en tachtig – definitief ten grave gedragen. Helaas werd het geen eersteklas uitvaart, maar een morbide inside joke, vol misplaatste pogingen tot ironie en zelfspot.

Voor de eerste keer sinds “Borsalino” (1969) onzaliger gedachtenis, zijn de gewezen kassakampioenen weer verenigd. Om het jeugdig publiek niet helemaal af te stoten (Delon en Belmondo, die twee jaar van elkaar verschillen, zijn samen 128 jaar oud) werd de van enig acteertalent gespeende Vanessa Paradis erbij gesleurd. Gelukkig niet als groen blaadje voor de overrijpe heren, maar als de verloren dochter van één van hen, al blijkt die sentimentele noot zeer vals te klinken. Vooral omwille van de irritante manier waarop het doortrapte zangeresje onschuld moet veinzen en daarvoor tot vervelens toe het B.B.-achtig pruilmondje inschakelt.

De hele film draait om de vraag wie van de twee nu het vaderschap wil opeisen van dit ‘Paradis’. Rond dit dilemma wordt bovendien een intrige geweven over de Russische maffia, die de Azurenkust aan het veroveren is en daarbij zo ongemanierd te werk gaat, dat je de karikaturale zuiderse gangstertypes die het vroeger voor het zeggen hadden aan de Côte d’Ordure (om Graham Greene te citeren) zou gaan betreuren. De actie-plot zit potsierlijk in de sentimentele perikelen verwerkt, maar dient vooral als alibi om de tribulaties te larderen met een aantal geforceerde auto-hommages (zoals Bébel die voor de zoveelste keer aan een helikopter bengelt).

Maar zelfs als de film zogenaamd de draak steekt met hun imago, blijven de twee overjarige sterren monumenten van zelfgenoegzaamheid en eigenwaan. Wat vooral tot uiting komt in de dialogen: allerlei goedkoop geformuleerde levensopvattingen waarmee het duo vergeefs enige filosofische fundering wil geven aan hun mythe. Het rare is dat dit recital van twee vergane glories niet werd ingeblikt door een van hun gewezen huisregisseurs – waarvan vermoedelijk nog een aantal in leven is, genre Jacques Deray, Georges Lautner -, maar door een overschat cineast van de nieuwe garde, Patrice Leconte. De titel van zijn vorige film is trouwens perfect toepasselijk op zijn jongste werkstuk: “Ridicule”.

“Une Chance sur deux”van Patrice Leconte, met Jean-Paul Belmondo, Alain Delon, Vanessa Paradis.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content