Van sangria en sombrero tot Gaudí en Gabbana : lang de wat

onderschatte hoofdstad van een populaire zonnekloppers- bestemming ontwikkelde Palma zich de laatste jaren tot een aantrekkelijk flaneeroord voor cultuurminnende bon-vivants.

Aan uw rechterzijde, dames en heren, de kathedraal van Palma, gebouwd in de dertiende eeuw…” Flashback naar de late jaren zeventig : ondergetekende in een lichtblauw uniform achter de microfoon van een touringbus. Mijn allereerste job. Dat uitgerekend Mallorca een seizoen lang mijn nieuwe turf zou zijn, was aanvankelijk een beetje een teleurstelling. Want laat ons eerlijk zijn, het grootste eiland van de Balearen kampt al decennialang met een imagoprobleem. Zeg Arenal of Magaluf en je krijgt visioenen van kreeftrode bierzwelgers en snackbars die Oberbayern of Harry’s Pub heten en waar de toerist zijn menu samenstelt aan de hand van overbelichte foto’s van respectievelijk Strammer Max of beans on toast. Een karikatuur die helaas nog klopt ook. Maar er is ook een ander Mallorca : prachtige baaien in de schaduw van de massieve pieken van de Serra Tramuntana en Es Pla, het agrarische hart van het eiland dat vanouds door de toeristen geboudeerd werd en zijn typische karakter dus grotendeels wist te behouden. Het was dát Mallorca dat ik op vrije dagen middels lange tochten op mijn Vespino verkende ; geïmproviseerde excursies die mijn beeld van het eiland voorgoed zouden veranderen.

In mijn voorliefde voor het andere, het échte Mallorca ben ik lang niet alleen. Schoon volk als Michael Douglas en Catherine Zeta-Jones, Claudia Schiffer, Annie Lenox, Boris Becker en Michael Schumacher hebben er een residentie, prinses Di mocht er graag logeren bij de Spaanse koninklijke familie. Het toerisme in Mallorca is oud : de naam Valldemosa is voor altijd verbonden aan die van het beruchte liefdespaar Frédéric Chopin en Georges Sand. In 1929 opende het exclusieve en prachtig gelegen hotel Formentor zijn deuren en trok een publiek aan van royalty’s, Hollywoodsterren en schrijvers. Tot de habitués horen ElizabethTaylor en de Dalai Lama. Het idyllische dorp Deià dankt zijn bekendheid aan de Britse dichter Robert Graves en herbergt tot op heden een welvarende kunstenaarskolonie. Daarnaast zijn er nog van die aangename stadjes als Soller en Pollença die overdag platgelopen worden door toeristen, maar na het vertrek van de touringbussen opnieuw in bezit genomen worden door de autochtonen.

De nieuwe aanpak

En dan is er natuurlijk Palma. Een stad die alles heeft om de bezoeker te behagen : de ligging aan zee, een pittoreske oude wijk, een majestueuze kathedraal, aantrekkelijke winkels en restaurants. Maar tot voor kort vaak schandelijk over het hoofd gezien door toeristen die alleen maar geïnteresseerd waren in zon en zee. Wat behelsde het excursie-aanbod van Palma meer dan twintig jaar geleden ? Een bezoek aan de kathedraal, gevolgd door een busrit naar de plaatselijke toeristenmarkt en dan naar een nabijgelegen finca voor een glas sangria en een tochtje op de rug van een ezel. Tientallen foto’s heb ik van mezelf als ezelsruiter. Met dat soort fratsen zou je nu niet meer moeten aankomen. Het toerisme en de toeristen zijn volwassen geworden. En volgens insiders is Palma hard veranderd : mooier en schoner geworden, dankzij verstandige investeringen en een belangrijke culturele injectie, met als kers op de taart een gloednieuw museum voor hedendaagse kunst, Es Baluard. Mensen die het weten kunnen, noemen Palma ‘Barcelona bis’. Kijk, dat wil ik dan wel eens zien.

Het eerste wat me opvalt : Palma is Catalaans geworden. De paseo’s heten nu passeigs, de avenida’savinguda’s, de plaza’splaça’s. Maar Castiliaans of Catalaans, ondanks de influx van tien miljoen toeristen per jaar is la ciutat resoluut Spaans gebleven. Of zoals de inboorlingen het liever horen : Mallorquín. Een tweede vaststelling : wat een mooie stad is dit ! Zoals de kathedraal en het Moorse paleis Palau de l’ Almudaina de stad en de baai domineren, een meer fotogenieke ligging is nauwelijks denkbaar. Vreemd dat ik daar meer dan twintig jaar geleden, toen ik hier op bijna dagelijkse basis rondliep, nauwelijks oog voor had. Nu valt mij ook de gelijkenis met Barcelona op : de met platanen omzoomde Ramblas waarvan het meest gefrequenteerde onderdeel Passeig des Born heet, de oudste stadswijk met middeleeuwse, kronkelende straatjes die vanaf de kathedraal uitwaaieren en waar de Moorse invloed duidelijk zichtbaar is. Al bij al een rare ervaring : rondlopen in een stad waar alles je bekend voorkomt, maar net een beetje anders geworden is.

Gelukkig zijn er in elke stad van die plekken die nooit veranderen. Café El Lirico, bijvoorbeeld, waar de gelats i batuts veel lekkerder zijn dan de groezelige foto’s op de gevel doen vermoeden en waar het interieur met spiegels en ronde tafeltjes met marmeren blad waarschijnlijk ongewijzigd is sinds de jaren twinig, toen de artistieke kring van Deià er wel eens samenkwam. El Lirico heeft nu een trendy tegenpool gekregen, merk ik : aan de overkant van de Plaça Reina is er gelijkvloers in het Palau March een filiaal van de chique keten Capuccino bijgekomen, een uitgelezen plek om te zien en gezien te worden. Palau March is genoemd naar de steenrijke financier Joan March : het beeldenpark op het terras omvat werken van Rodin,Chillida en Henry Moore, het interieur een tamelijk surrealistische muurschildering van Josep Maria Sert. Van op het terras heb je overigens een schitterend uitzicht op de kathedraal en het Palau de l’Almudaina. Wat later slenter ik door de tuinen aan de voet van het Moorse paleis : weelderige bloemperken, vijvers, klaterende fonteinen om warmgelopen voeten in onder te dompelen, precies wat een mens nodig heeft op een hete junidag. Tussen de hoge versterkingen die de kathedraal omringen en de vierbaansweg langs de zee werd het Parc de la Mar aangelegd, met een meer, een juichende fontein, een muurschildering van Joan Miró en een café met koningsblauwe luifels. Vroeger was dit een dor niemandsland. Verdraaid, ze zijn hier echt wel goed bezig.

De verfraaiing van Palma kadert in een nieuwe algemene aanpak van het toerisme op Mallorca. De afgelopen jaren zijn de Mallorquins zich meer en meer bewust geworden van de schade die het massatoerisme aan hun eiland heeft toegebracht. En ze willen af van het imago van goedkoop klein-Duitsland. Wat de emmer deed overlopen was het absurde voorstel van een groep vermogende Teutonen om het hele eiland gewoon op te kopen. Nu ja, absurd, het dorp Biniagual werd inderdaad door een Duitser op de kop getikt. Eén dorp was genoeg, redeneerden de eilandbewoners. Nu is sinds 2001 het tij sowieso gekeerd : ook in Duitsland liet de recessie zich voelen en de introductie van de euro deed er nog een schepje bovenop. Veel Duitsers en ook andere toeristen zochten goedkopere bestemmingen, zoals Turkije en Kroatië op. De rood-groene regering van de autonome regio van de Balearen drong aan op een koerswijziging en diende een radicaal plan in : in het goedkoopste prijssegment moesten 280.000 hotelbedden verdwijnen. Bovendien introduceerde de regionale regering de ecotaks : vakantiegangers moesten een milieubelasting van één euro per persoon per dag betalen. Sinds de Partido Popular in 2003 de verkiezingen won, is de ’toeristentaks’ alweer afgeschaft, maar ook de nieuwe leiders willen een ander Mallorca promoten. Niet langer de bierstranden, maar natuur, cultuur en eigenheid. De toerismepolitiek mikt nu op duurzaamheid, diversificatie en kwaliteit.

Veertig procent van de oppervlakte van Mallorca bestaat tegenwoordig uit espais naturals, beschermde gebieden waar niet meer voor de grote massa gebouwd mag worden. Kloosters verhuren cellen aan rustbehoevende reizigers, onrendabele finca’s worden getransformeerd tot toeristenverblijven, niet zelden gelieerd aan een sport. Trekking wordt aangemoedigd en met achttien terreinen is Mallorca een belangrijke golfbestemming.

Palma krijgt een hoofdrol in die nieuwe aanpak, als citytripbestemming die jaarrond een bezoek waard is. Nu al is het een populaire aanlegplaats voor cruiseschepen. Het Pla Mirall van 1999, gesteund door de Europese gemeenschap, voorzag al in een grondige opknapbeurt van de oude stad. Ik wandel door de nauwe, oker straatjes naar de Arabische baden (nooit geweten dat ze die hier hadden) en sta versteld van de schoonheid die hier vanonder het stof en de steigers is gehaald. Als je ’t mij vraagt is Palma ook de stad met de charmantste straatveegsters ter wereld ; overal zie je ze aan het werk, jonge meisjes in een fluo hes die de boel aan kant houden. Revolutionair zijn de afvalcollectors, containers die eruitzien als een kruising tussen robots en wasautomaten die het vuilnis ondergronds afvoeren. In de winkelstraten ten noorden van de kathedraal zijn het naast de verleidelijke etalages de gebouwen in modernismo-stijl, het Catalaanse antwoord op de art nouveau, die de aandacht trekken. Een prachtig voorbeeld is het Gran Hotel op de Plaça Weyler, gerestaureerd tot kunstgalerie en een glazen café. In de eveneens opgeknapte Bario Chino aan de overkant van de Passeig des Born, vroeger een wat ongure buurt, nu bruisend van uitgaansleven, werden een paar stadspaleizen tot trendy boetiekhotels in etnisch-mediterrane sfeer getransformeerd : Puro en Tres. Antoni Gaudí, de architect die velen uitsluitend met Barcelona associëren, leidde van 1904 tot 1914 de restauratie van de gotische kathedraal El Seu. Van zijn hand is ook de achtkantige kroon boven het altaar die eruitziet als een rekwisiet uit een aflevering van Monty Python. Het gaat dan ook om een prototype in karton en wol, dat nooit door een definitieve versie vervangen werd.

Roerloos in de loden hitte

Cultuur maakt hongerig. Ik twijfel : ga ik naar een vertrouwd adres zoals de tapabars La Boveda of El Pilón ? Maar typische gerechten zoals frito Mallorquín (aardappelen en groenten gestoofd met stukjes ingewanden van lam of varken) en sopas Mallorquinas (nauwelijks vloeibaar) zijn mij als lunch te zwaar en bovendien wil ik buiten eten, niet echt een Spaanse gewoonte. Bij Cabbalito de Mar, een gerenommeerd visrestaurant op het aardige pleintje voor de voormalige beurs Sa Llotja, nu een kunsthal, zijn de tafeltjes op het terras voor minstens vier personen gedekt. Spanjaarden eten nu eenmaal niet graag alleen. Mij smaakt de caldereta de mariscos er niet minder door. Na de lunch valt het leven stil in Palma. Ik nip van mijn cortado en geniet : zo herinner ik mij de stad ook, roerloos in de loden hitte.

Palma’s nieuwste paradepaard is Es Baluard, het museum voor moderne kunst, geïntegreerd in een oud fort boven de Passeig Maritim. De versmelting van ultramoderne architectuur en historisch monument is bijzonder geslaagd : sober glas, hout, beton en staal passen wonderwel bij de stenen van de originele zestiende-eeuwse omwalling en de lokale architecten overwonnen de niveauverschillen met loopbruggen, trappen en liften. Maar het spectaculairste onderdeel is toch het terras met geïntegreerde wachttorens waar de witte muren het felle zonlicht weerkaatsen en je een weergaloos uitzicht hebt over de kathedraal en de jachthaven. Over de kunstcollectie van Es Baluard is niet iedereen even enthousiast. Ze bestaat grotendeels uit werken van de verzameling van de mediamagnaat Pere A. Serra, die voor 4,8 miljoen euro kunst schonk in ruil voor dertig jaar huur van het museum. Met wat goede wil zou je ‘de Middellandse Zee’ als rode draad kunnen herkennen, maar wat hier hangt, is vooral een doorsnee van de kunst van de negentiende en twintigste eeuw, met werken van Cézanne, Gauguin, Modigliani,Giacometti, Georg Baselitz en natuurlijk ook van Spaanse grootheden als Picasso, Miró,Dalí en Tapiés. Maar ik zie ook een paar Magrittes en Klees en een Delvaux. In de kelder is er plaats voor meer eigentijdse installaties en er is ook een mooie afdeling gewijd aan Picasso’s keramiek.

De zon op het strakke wit-zwarte caféterras is mij net iets te verblindend, daarom daal ik af naar Café Port Pesquer in de haven. Indigoblauwe visnetten zorgen voor de couleur locale, de zeebries en grote vierkante parasols maken het terras tot de ideale plek voor een rustpauze. In de verte zie ik de Lady Moura liggen, het duurste jacht ter wereld, eigendom van de Saudische zakenman Nasser al-Rashid. Nog iemand die weet waar het goed is. n

Tekst en foto’s : Linda Asselbergs

Langs de zee werd het ‘Parc de la Mar’ aangelegd, met een meer, een juichende fontein en een muurschildering van Miró. Vroeger was dit een dor niemandsland.

Bierstranden kenmerken niet langer het eiland, maar natuur, cultuur en eigenheid. Het toerisme mikt nu op duurzaamheid en kwaliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content