Een passie voor chocolade. Professie is onze passie. Deel de passie. Rijden wordt een passie. Eenpassie voor oude aardappelsoorten. Zeilsport, een passie. Omdat wijn onze passie is.

Een willekeurige greep uit het reclameaanbod laat er geen twijfel over bestaan : het is hartstocht die ons voortstuwt, ’s levens heftigheid kent geen grenzen. Spanningzoekers geven de toon aan, mensen die zich pas lekker voelen als ze steile wanden beklimmen, in diepe zeeën duiken of aan een parachute boven een afgrond bengelen. Vonken moet het, zieden van begeerte moet een mens, met vlinders in het brein en een voltallig waterpoloteam dat in de ingewanden tekeergaat. Wie op de waakvlam van het leven suddert, is een sukkel op kemelharen sloffen.

Het moet je natuurlijk wel afgaan, bevlogenheid. Sla Van Dale erop na en je komt erachter dat passie in de eerste plaats miserie is, afzien, lijden, zoals in het lijden van Christus. Pas daarna is er sprake van heftige aandoening, onstuimige drang van de ziel. Niet ouder dan een jaar of elf was ik toen ik erachter kwam dat het tweede niet zonder het eerste kan. Ludo heette het voorwerp van mijn adoratie : een blonde ladykiller in de dop, met een hemelsblauwe spikkeltjestrui die lekker naar waspoeder rook. Dat wist ik omdat we bij de woensdagse filmvoorstellingen in de turnzaal heel dicht bij elkaar zaten. Na school droeg hij mijn boekentas en aangezien we schuin tegenover elkaar in dezelfde straat woonden, konden we, zelfs als we bij malkander niet konden komen, toch minstens naar elkaar koekeloeren. En ja, hoe pril we ook waren, wij hadden malkander soo lief.

Ik wist niet beter of dat zou altijd zo blijven, maar o ramp, toen was er een kaper op de kust : Frieda Vekemans, één jaar ouder dan ik, zelfs in de winter mooi bruin, met een parmantige paardenstaart en in aanbouw zijnde borstjes, terwijl onder mijn Petit Bateau slechts twee armzalige muggenbeten schuilgingen. Razend van jaloezie was ik toen mijn geliefde voor haar rijpe charmes bezweek, mijn pa is nog bij de directrice moeten komen omdat ik op school de bretellen van Frieda’s plooirokje had afgerukt. Thuis wierp ik mij op mijn bedsprei van synthetisch berenvel en jankte met woeste, gierende uithalen. Zo hoorde dat, wist ik uit Onder moeders vleugels, maar de pijn was er niet minder echt om.

The first cut is the deepest, zong Rod Stewart ooit en het is waar, niets is smartelijker dan het allereerste liefdesverdriet. Ik ben hem later nog eens tegengekomen, mijn oorspronkelijke grote liefde, lang niet meer zo blond, een tikkeltje gezet en met een baard. Was ik daar nu zo kapot van geweest ? En ja, er volgden nog vele andere problematische hartstochten, met duizelingwekkende pieken en peilloze afgronden. Maar steeds sneller kwam het moment dat ik na het verplichte nummertje smachten eens diep ademhaalde en besloot : “Zo, dat hebben we weer gehad, ander en beter.” Zo is dat, sommigen zijn gemaakt voor grote hartstochten, anderen meer voor het kruimelgeluk. Tiens, nu ik er bij stilsta, lang geleden dat ik nog eens het plooirokje van een rivale gemolesteerd heb.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content