Parels van de Ring

In het kasteel van Bouchout, midden in de uitgestrekte Nationale Plantentuin in Meise, leefde ooit keizerin Charlotte, vereenzaamd en waanzinnig. © Foto's Michel Vaerewijck

Ook dagelijks in het hectische verkeer van de Brusselse Ring ? U vervloekt die helleweg ? Nochtans : gluur eens over de rand van het asfalt, en ontdek een verrassende gordel van groene oases. Een tocht langs botanische tuinen, hoven van plaisantie en door Bruegels boerenland.

Negen uur, Brusselse Ring, afrit 20. Er zijn op deze weekochtend nog maar weinig bezoekers in het Provinciaal Domein van Huizingen, maar overal op het glooiende terrein rond het voormalige waterkasteeltje van de familie Vaucamps zijn tuinmannen druk in de weer. Ze trekken wandelpaden door de bloemenweide onder de hoogstamfruitbomen, onderhouden het bos op de heuvelkam, en ruimen de winterperken, waarin nu zomerbloeiers geplant worden. “We zijn trots op onze bloemenpracht”, zegt werkleider Danny Avau. “Zo’n 40.000 eenjarigen worden hier ter plekke gekweekt.” In de serres staan de lange rijen bloemen te blaken, met op briefjes hun uiteindelijke bestemming in het park.

Maar het is vooral de wondermooie rotstuin waarvoor het domein bekendstaat. Vanaf de kasteelvijver slingert hij zich rond een ‘bergbeekje’ tegen de helling omhoog, en overbrugt een hoogteverschil van 55 meter. Het lijkt wel een aaneenschakeling van verscheidene kleine tuinen met telkens andere uitzichten, waterpartijen en een weelde aan bloemen en planten. Je zou je hier in een betere wereld wanen, als op de achtergrond het verkeer niet zo nadrukkelijk raasde. En het beekje is nep, weet Danny : eens het water helemaal tot beneden is geklaterd, wordt het weer omhoog gepompt.

De rotstuin werd aangelegd ten tijde van Expo 58 – waarschijnlijk hoopten ze een graantje mee te pikken van de wereldtentoonstelling – maar is in de loop van een halve eeuw ingrijpend veranderd. “Vroeger stond het hier vol rozen,” zegt Danny, “maar die deden het geleidelijk minder en minder goed omdat ze de grond uitputten. Dus moesten ze weg.” En een voormalige directeur liet massaal azalea’s planten, die enkele weken per jaar wel voor een explosie aan kleuren zorgen, maar de rest van tijd gewoon groen zijn. Er zijn nu plannen om de tuin in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Daarbij zal zeker de treurceder vervangen moeten worden, die helemaal bovenaan zijn takken uitwaaiert boven de ‘bron’. Hij oogt prachtig, maar is na bijna zestig jaar helemaal uitgetreurd.

Isabella’s jachtterrein

Elf uur, Brusselse Ring, afrit 1.

Tervuren heeft een overvloed aan bezienswaardigheden. Het Afrikamuseum natuurlijk, en het prachtige park dat erachter ligt, het KoloniĆ«npaleis ook. Maar ik wil naar het Arboretum in het ZoniĆ«nwoud. Over glooiende graslanden dwaal ik er van de bossen van westelijk Noord-Amerika over die van oostelijk Noord-Amerika naar boreaal Noord-Amerika, waar dat ook moge liggen. Aan de Araucaria Araucana – ik lees het ook maar op het bordje – merk ik dat ik in Zuid-Amerika ben beland. Niet bepaald moeders mooiste, deze pinnige jongen, die onder de naam ‘apenverdriet’ in mijn jeugdjaren menig keurig bekiezeld voortuintje sierde. Best lollige tijden, de seventies, al waren de stijlkeuzes weleens twijfelachtig.

Via de Koninklijke Wandeling, die door het bos slingert, loop ik terug naar mijn auto. Van hieruit zou ik gemakkelijk door het groen naar de Warande van Tervuren kunnen stappen, een 205 hectare groot gebied dat aartshertogin Isabella ooit met een bakstenen muur liet omringen, omdat het haar privĆ©jachtterrein was. Op de Zevenster midden in het domein komen geen zeven maar dertien dreven samen, begrijpe wie kan. Of ik zou dieper het ZoniĆ«nwoud in kunnen lopen. Ik neem me voor dat ooit te doen : in enkele dagen het hele woud afstappen, om dan ’s avonds in een rustig pensionnetje het aperitief te nemen met uitzicht op het groen, terwijl vlakbij de hoofdstad raast. Maar dat is voor later. Nu start ik de motor, want in de verte, nauwelijks hoorbaar boven het geruis van de bladeren en het gezang van de vogels, roept de Ring.

Kwart over Ć©Ć©n, Brusselse Ring ter hoogte van de luchthaven van Zaventem.

Met de verwondering van een wetenschapper die leven ontdekt waar hij het niet mogelijk achtte, kijk ik naar de huizen die geprangd zitten tussen de Ring en de landingsbanen. En het wordt er niet gezelliger op : hoog op het viaduct passeer ik Vilvoorde, een stadje dat leuker is dan zijn imago en de intrieste omgeving hier doen vermoeden. In de woestenij die me omringt, moet straks het megashoppingcenter Uplace verrijzen. Dat voor nog meer verkeer, chaos, vervuiling en leegstand zal zorgen in deze zo al niet erg gezegende omgeving. Als we iets verknoeien, doen we het meteen goed.

De plantentuin

Halftwee, Brusselse Ring, aansluiting met de A12 Boom-Antwerpen, afrit Meise.

“De Nationale Plantentuin heeft in het buitenland vreemd genoeg een veel grotere renommee dan in eigen land”, zegt wetenschapper Koen Es. “We behoren tot de top twintig van alle botanische tuinen in de wereld.” Een ronduit indrukwekkend instituut, zo zal blijken tijdens de komende rondleiding, dat onderdak vond in een domein dat ooit het toneel was van een van de meest bizarre en mysterieuze episodes uit de Belgische geschiedenis.

We lopen door een lege zaal van het kasteel van Bouchout, dat midden in botanische tuin ligt. Vooraan hebben we zicht op het U-vormige binnenplein van het wat sombere neogotische gebouw, achteraan op de slotgracht en het 92 hectare grote landschapspark. Op deze plek stierf op 19 januari 1927 Charlotte, zus van Leopold II, net geen 87 jaar oud, vereenzaamd en geestesziek. Haar levensverhaal leest als een roman van de Brƶnte Sisters. Aanvankelijk zag het er allemaal veelbelovend uit voor de jonge prinses, die geroemd werd voor haar schoonheid, maar al gauw werd ze de speelbal van gebeurtenissen waar ze als vrouw in die tijd totaal geen vat op had. Haar huwelijk met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk bleek ongelukkig, en toen het koppel de keizerskroon van Mexico aanvaardde, was het hek helemaal van de dam : het marionettenkeizerrijk stuikte ineen en Maximiliaan stierf voor het vuurpeloton van de revolutionairen. Was het omdat ze toen al tekenen begon te vertonen van waanzin dat haar familie de keizerin uiteindelijk hier in Meise afzonderde van de buitenwereld ? Of was ze bevallen van een buitenechtelijk kind, zoals kwatongen beweren ? Wat het ook zij, Charlotte was nog geen veertig toen ze hier haar intrek nam, met slechts een paar streng geselecteerde bedienden die haar scrupuleus afschermden. Het zouden lange, stille jaren worden tot haar dood, bijna een halve eeuw later.

Na de Tweede Wereldoorlog verhuisde de Nationale Plantentuin van de te klein geworden Kruidtuin in Brussel naar het verkommerde domein in Meise. Het instituut, dat ouder is dan BelgiĆ«, is bij het grote publiek het bekendst om zijn tropische kassen, maar wat er buiten staat, is vaak even verrassend. Koen Es troont me mee van de vroegere ommuurde moestuin van het kasteel, waar planten een plaats kregen die gedijen in een wat warmer microklimaat, via de kruidentuin, waar een prachtige oude serre prijkt die de voorloper is van de beroemde serres van Laken, naar de tuin met geneeskrachtige planten. “Het is een wijdverbreid misverstand dat medicijnen louter chemisch worden vervaardigd”, zegt Koen. “De overgrote meerderheid wordt nog gemaakt op basis van planten. Slechts een heel klein deel is louter synthetisch.”

De sanseveria der Belgen

En zo vertelt deze plek duizend en Ć©Ć©n verhalen. We passeren langs een Chinese watercipres, die een ‘levend fossiel’ genoemd wordt : lange tijd waande men de plant uitgestorven, en was hij alleen bekend van fossielen uit verre oertijden, tot een wetenschapper in China in 1943 tot zijn verbazing een boer met een takje van de boom zag lopen : in een ver afgelegen berggebied bleken er nog exemplaren te groeien. Voor we de serres binnengaan, lopen we langs een grasland met wilde veldvegetatie. Er groeien zowaar inlandse orchideeĆ«n tussen, korenbloemen en zelfs Ardense dravik, de enige endemische Belgische plantensoort, die dus buiten onze grenzen niet voorkomt. Door de intensievere landbouwmethodes hebben al deze soorten het in de natuur erg moeilijk gekregen, weet Koen. Waardoor op hun beurt de bijen moeilijker aan voedsel raKoen. Waardoor op hun beurt de bijen moeilijker aan voedsel raken, en zij zijn nodig om andere planten te bestuiven. De moderne landbouw mag dan veel productiever zijn dan vroeger, voor de biodiversiteit is het niet altijd een goede zaak.

“Elke stap die je hier zet, is twee miljoen jaar”, zegt Koen Es. We bevinden ons in de Evolutiekas, waarin geĆ«voceerd wordt hoe planten 450 miljoen jaar geleden vanuit de zeeĆ«n geleidelijk het land veroverden. We lopen door de bizarre wouden van het Carboon, die we nu massaal in onze steenkoolkachels en hoogovens opstoken, langs de gigantische varens waaraan de dino’s zich te goed deden, en via de cipressen naar de eerste schuchtere bloemen, die een enorm succes bleken : bloemplanten maken nu zo’n tachtig procent van alle vegetatie op aarde uit. Helemaal achteraan in de lange serre de jonkies van de evolutie : de grassen, net iets ouder dan de mens.

In de tropische serre wijst mijn gids een plant aan. Ha, die kennen we : de sanseveria. Letterlijk elke Belgische sanseveria stamt af van deze oermoeder hier, die meer dan een eeuw geleden door een Belgische wetenschapper uit Afrika meegenomen is omdat ze een unieke mutatie in de kleuren vertoonde. Door een wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de plant zijn die afwijkende kleuren nu bijna even symbolisch geworden voor ons land als onze nationale tricolore. In de woestijnkas stoppen we bij een andere lelijkerd : een plant die in heel zijn leven maar twee bladeren krijgt en onwaarschijnlijk sterk is. In het Zuid-Afrikaans noemen ze hem dan ook nogal toepasselijk tweeblaarkanniedood.

Of ik nog even het instituut wil bezoeken, vraagt Koen, waar wetenschappers aan het werk zijn, maar ook botanisch tekenaars, die met de precisie van middeleeuwse monniken schitterende kunstwerkjes maken. Waar zich ook de bibliotheek bevindt, en een herbarium met wereldfaam, met een gerenommeerde collectie gedroogde planten uit Midden-Afrika, maar ook een aantal heel oude uit het Amazonewoud. Waar een zaadbank is waarin zaden van erg zeldzame en waardevolle planten gedurende honderd jaar of meer bewaard kunnen worden. Het lijkt me allemaal geweldig, maar de Ring trekt en de tijd dringt. Want het verkeer begint zich al dreigend samen te pakken, in de aanloop naar de avondspits.

Afrit Bruegel

Halfvijf, Brusselse Ring, afrit 13.

Ik staar van het kerkje van Sint-Anna-Pede naar de reproductie van Bruegels Parabel der blinden en terug. Het kerkje ziet er nog exact zo uit als op het schilderij, lees je overal. Wie is er hier blind ? Het lijkt er vagelijk op, dat wel, maar dat kan van minstens tien andere kerkjes in de streek ook gezegd worden. De Bruegelwandeling die hier start, ontgoochelt een beetje. Zeker, je passeert op enkele geweldig mooie plekken, en soms is het nauwelijks voor te stellen dat het centrum van Brussel op wandelafstand ligt, maar al bij al is de hoofdstad toch nog te dichtbij, en de rafelranden van een Belgische metropool willen algauw weleens rommelig worden.

EĆ©n ding staat op deze wandeling nochtans buiten kijf : Bruegel is cool. Al zou hij zelf het woord niet begrepen hebben. Op de negen reproducties langs het traject zie je hoe de schilder vertrekt van lokale elementen, maar algauw zijn fantasie de vrije loop laat. En dus krijgt het Pajottenland woeste Alpentoppen op de achtergrond, of zie je de zee komen aanrollen op een plaats waar eigenlijk gewoon het gemeentehuis van Dilbeek staat. Leuk detail : een schuur onderweg zou de plek zijn waar ‘volgens de overlevering’ De boerenbruiloft geschilderd is. Niet te controleren natuurlijk, maar ik besluit het te geloven. Een mens kan niet de hele tijd kritische cynicus zijn.

Van hieruit heb ik de keuze. De prachtige rozentuin bij het kasteel van Coloma in Sint-Pieters-Leeuw is vlakbij, een absolute aanrader in dit seizoen. Maar ik rij dieper het Pajottenland in, naar het kasteel van Gaasbeek, in het weekend een trekpleister in het groen voor heel wat Brusselaars. Mocht het nochtans grote park je dan te druk worden : net tegenover het domein ligt het veel kleinere kasteel van Groenenberg met een al even mooi park. Vertel het niet voort, het is mijn favoriete plekje.

Van Gaasbeek is het niet ver meer naar Halle en Huizingen, en mijn Ring is rond. Die van Brussel niet : ten zuiden van de stad maakt de Ring een vreemde knik. Een uitstulping die je tientallen kilometers te ver naar beneden brengt, alvorens je weer naar het noorden kan keren. Er wordt weleens beweerd dat het oorspronkelijke traject door Ukkel en Watermaal-Bosvoorde gepland was, maar dat die chique gemeentes een autostrade in hun achtertuin niet zagen zitten. Ik besluit het, alweer, te geloven.

Door Jan Haeverans – Foto’s Michel Vaerewijck

Helemaal achteraan in de nochtans lange Evolutiekas : de grassen, net iets ouder dan de mens

Bruegel laat de zee aanrollen op een plaats waar eigenlijk gewoon het gemeentehuis van Dilbeek staat

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content