There is too much of everything, zingt Admiral Freebee regelmatig op de radio en de man heeft gelijk. Een overvol aanrecht of uitpuilende kleerkast zijn stresserend, vandaar het succes van opruimkoningin Marie Kondo. De vraag is of we moeten doorslaan naar een clean, minimalistisch leven, dan wel of er een leefbare gulden middenweg is.

Wekelijks heb ik ruzie met mijn tupperwarekast. Te veel potjes slecht gestapeld, deksels die nergens op passen en potjes waar dan weer geen deksel voor te vinden is. Ook de sokkenlade en mijn onder papier bedolven bureau roepen vaak frustratie op. Er zijn dagen waarop ik het gevoel heb dat er simpelweg te veel spullen in de wereld zijn die om een plaats vragen. Mijn oplossing : de deur dichtdoen. Maar daar zou Marie Kondo van gruwen. Deze Japanse is een opruimgoeroe. En ja, dat bestaat. Meer nog, Marie Kondo runt een bedrijf dat mensen helpt om vredevolle, inspirerende woonruimtes in te richten, en bedacht daarvoor de KonMari-methode. Samengevat : alles in Ć©Ć©n keer opruimen in plaats van nu en dan, opruimen volgens categorie en niet volgens locatie en bovendien in de juiste volgorde (eerst kleren, dan boeken, dan papier en allerhande) en tot slot weggooien wat je niet meer wilt voor je alles terugzet.

So far sogood, zulk advies geeft elk vereenvoudig-je-leven-boek. Kondo’s unieke verkooppunt is haar filosofie : je houdt alleen bij wat je Ć©cht nodig hebt en stelt bij niet-levensnoodzakelijke spullen de vraag : ‘Word ik hier blij van ?’ Zoniet, dan gaat het onherroepelijk richting containerpark of vuilnisbak. Haar nieuwste handboek heet dan ook Spark Joy. Grote kans dat het aanslaat : Kondo’s eerste boek The Life-Changing Magic of Tidying Up – vertaald als Opgeruimd – verkocht wereldwijd meer dan 4 miljoen exemplaren en Time zette haar in 2015 op zijn lijst van honderd meest invloedrijke mensen. Het is duidelijk : opruimen is hot.

Constante afleiding

Plastic potjes en verzekeringspapieren doen niet bepaald veel vonken van plezier ontbranden, maar ik kan niet ontkennen dat een stevig uitgemeste garderobe een intens gevoel van tevredenheid geeft. En ja, die volle boekenplank bezorgt me stress, omdat de boeken me een beetje verwijtend aankijken : “Lees ons”, fluisteren ze elke dag.

Dat is niet meer dan normaal, stelt neuroantropoloog John Allen van de universiteit van Zuid-CaliforniĆ«. “Onze woonruimtes zijn sterk verbonden met hoe we naar onszelf kijken, en ons huis reorganiseren geeft ons het gevoel dat we ons leven veranderen”, schrijft hij op Aeon Magazine. Kondo overdrijft dus niet en dat heeft met onze evolutie te maken. ‘Thuis’ roept gevoelens op van rust, recuperatie, comfort en veiligheid. Het is het centrum van onze activiteiten, een sociale hub waar we de belangrijkste mensen in ons leven ontmoeten Ć©n de plek waar onze kinderen volwassen leren worden. Vanuit die thuisbasis plannen we bovendien onze uitstappen in de wijde wereld. Een thuis is daarom even noodzakelijk als eten en drinken, stelt Allen. We zijn vrij flexibel en richten die in de meest uiteenlopende ruimtes in, van iglo’s en zeilboten tot fermettes en kastelen. Maar te veel rommel en spullen in ons huis zijn volgens Allen een probleem, en even stresserend als een te hoge hypotheek of huur, of een gevaarlijke buurt. Het is een constante afleiding die onze mogelijkheid om ons thuis te voelen in de weg staat. Opruimen kan die verstoorde relatie volgens hem inderdaad verbeteren. Dat er Ć¼berhaupt zoiets als een opruimgoeroe bestaat, geeft aan dat onze kijk op spullen aan het veranderen is.

Materiƫle obesitasepidemie

Ooit – lang geleden – waren spullen schaars en duur, maar de industriĆ«le revolutie heeft dat veranderd. Massaproductie drukte de prijs en verdrong schaarste, en de vraag naar arbeid stuwde ons inkomen omhoog. Dankzij die materiĆ«le overvloed lieten onze voorouders hun eeuwenlang gekoesterde zuinigheid varen en werden ze enthousiaste consumenten. Het helpt dat het in onze natuur past, dat consumeren. We ‘hebben’ graag. Maar dat is vandaag een probleem, vertelt James Wallman, zelfverklaard futurist en auteur van Ontspullen. “Overconsumptie en wegwerpcultuur waren noodzakelijk voor een economie die stevig groeit, pakweg de eerste honderdvijftig jaar na de industriĆ«le revolutie. Maar vandaag is de realiteit anders. Gestagneerde economische groei, kredietcrisissen, de opwarming van het klimaat, mobiliteitsproblemen, vergrijzing : als maatschappij Ć©n als individu lijden we onder onze overdaad.” Stuffocation doopte Wallman het, een materieel equivalent van de obesitasepidemie. “Er is een culturele verschuiving nodig. Zoals onze voorouders overschakelden van schaarste naar overvloed, zo moeten wij overschakelen van het najagen van een hogere levensstandaard naar een betere kwaliteit van leven.” Die omslag is volgens Wallman al aan de gang. Milennialszouden een stuk minder materialistisch zijn en uit onderzoek van reclamebureau Havas Worldwide blijkt dat twee van de drie mensen in het Verenigd Koninkrijk denken dat ze beter af zouden zijn als ze eenvoudiger leefden.

Ruimte in je hoofd

Het begon rond de eeuwwisseling met ‘consuminderen’, vandaag zijn we in de ban van het minimalisme. Strakke witte interieurs, capsule wardrobes, Simply Nigella : ‘minder is meer’ is het motto. In de doorsneeboekhandel vind je naast Marie Kondo nog tal van handleidingen om je leven te vereenvoudigen. Francine Jay bijvoorbeeld, schreef Gelukkig met minder. Daarin raadt ze aan om je huis kamer voor kamer helemaal leeg te maken en allĆ©Ć©n terug te zetten wat je echt nodig hebt. “Een overvolle kamer leidt vaak tot een overvol hoofd”, schrijft ze. Daaruit kun je afleiden dat een lege kamer tot een leeg hoofd leidt en de vraag is maar of we dat willen. Jay pleit er bijvoorbeeld voor om geen kunst in huis te halen, want dat geeft alleen maar zorgen en past daarom veel beter in een museum. Tja.

Het probleem met de menselijke soort is dat ze de neiging heeft om ietwat door te slaan in extremen, vindt Wallman. “Minimalisme lijkt de oplossing voor onze spullencrisis, maar werkt niet voor iedereen omdat onze persoonlijkheden sterk verschillen, en het werkt ook niet in alle omstandigheden. Het is een antibeweging, en dat is geen goed uitgangspunt. Bovendien is het niet gemakkelijk om uit de consumptie-ratrace te stappen. Ook omdat spullen op zich nuttig en leuk zijn. We uiten er onze identiteit en overtuigingen mee, ze verbinden ons met anderen en met ons verleden, ze voorzien in onze fundamentele behoefte aan prikkels en het voelt vaak gewoon fijn om ze te hebben, omdat we ervan genieten. Denk maar aan het gevoel en de geur van een oude houten stoel, een leren tas of een kasjmieren sjaal.” Het is niet omdat we ermee worstelen, dat we het kind met het badwater moeten weggooien, is Wallmans conclusie. En dan is er nog de economie, die niet bepaald blij wordt als we collectief minimalistisch gaan spenderen.

Ervaring verwelkomen

Met spullen is het volgens Wallman zoals met geld. Geen maakt ongelukkig, genoeg maakt gelukkiger, veel zorgt voor stress. Wie geen hemd heeft, heeft het koud. Wie vijf hemden heeft, gaat goed gekleed. Wie er honderdvijftig heeft, heeft een probleem. “Ook al zijn ze nuttig en genieten we ervan, we beseffen dat we geluk, status en betekenis beter niet uit spullen halen. Maar ontspullendoe je niet door op de rem te staan. Ik ben ervan overtuigd dat het antwoord ambitieuzer en positiever is, en wel in de vorm van experientalism.” Oftewel : het besef dat het onze ervaringen zijn die ons leven rijk, betekenisvol en aangenaam maken. We zien daar vandaag al de eerste signalen van, stelt Wallman. “Veel millennials zijn meer geĆÆnteresseerd in de kwaliteit van leven dan in de kwantiteit van de dingen die ze hebben. Ze kiezen voor kleine appartementen in de stad, die geen plaats bieden om spullen te verzamelen, maar wel in het centrum van de actie liggen. Ze kopen geen cd’s, dvd’s of auto’s, maar kiezen voor Spotify, Netflix en Cambio. Ze halen hun identiteit vooral uit wat ze beleven, niet uit wat ze bezitten en delen hun ervaringen dan massaal op sociale media.” Helemaal nieuw is dat natuurlijk niet. Daniel Gilbert, professor psychologie aan Harvard, predikt deze boodschap al jaren. Hij stelt dat we gelukkig worden van ervaringen omdat we ons er eerst op verheugen, dan blij zijn als we het meemaken en er ten slotte mooie herinneringen aan overhouden. Aan nieuwe spullen wennen we verontrustend snel, tenzij het spullen zijn die ons elke dag weer een mooie ervaring geven, zoals emotionele hebbedingen. Zoals William Morris aanraadde : “Have nothing in your house that you do not know to be useful or believe to be beautiful.” En zo blijkt Marie Kondo met haar spark joy-idee toch een beetje gelijk te hebben.

Tekst Nathalie Le Blanc

“VEEL MILLENNIALS ZIJN MEER GEƏNTERESSEERD IN DE KWALITEIT VAN HUN LEVEN DAN IN DE KWANTITEIT VAN HUN SPULLEN”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content