Tijdens de vijftig kilometer lange busrit van de luchthaven van Keflavik naar Reykjavik, voorbij een schor, fluorescent groen lunair landschap, onthult IJsland zichzelf als een van de ruwste landen ter wereld – en een van de mooiste. Al dat natuurschoon maakt design haast overbodig. Een berenvacht, een blokhut en een stoofpot volstaan, althans in de verbeelding van een dagdromende reporter.

Op het eerste gezicht lijkt Reykjavik die indruk te bevestigen. De hoofdstraat heeft meer winkels met IJslands handwerk (accessoires van vissenhuid, dikke wollen truien, juwelen) dan filialen van internationale ketens, en heeft iets van een filmdecor. De stad telt minder dan 180.000 inwoners, en dat is meer dan de helft van de totale bevolking van IJsland. Reykjavik is nochtans geen spookstad, wel integendeel : er is een gereputeerd netwerk van trendy bars en clubs (de beroemdste, de door Michael Young ingerichte Astro Bar, bestaat al lang niet meer), een dozijn of wat elegante restaurants en een heus boetiekhotel, 101, dat de concurrentie in Londen of New York gemakkelijk aankan. Dat geldt ook voor de designscène. “We zijn in feite enorm internationaal”, zegt modeontwerpster Steinunn Sigurdardottir. “We hebben allemaal, zonder uitzondering, gestudeerd en gewerkt in het buitenland. Dat maakt ons unieker dan we zelf beseffen. En : we zijn ook allemaal teruggekomen.”

Een erfgoed van woorden

Het erfgoed van IJsland wordt bewaard op papier. “We zijn enorm trots op onze literatuur”, zegt Adalsteinn Ingolfsson, de directeur van het IJslandse Design Museum, dat van de plaatselijke overheden een weinig benijdenswaardig onderkomen kreeg in een voorstedelijk amalgaam van shopping center en appartementsgebouw. “Iedereen leest. Iedereen koopt boeken. Van een bestseller worden zevenduizend à tienduizend exemplaren verkocht, in een land van nog geen driehonderdduizend zielen is dat enorm. Literatuur heeft de andere kunsten altijd overschaduwd. Maar dat is aanvaard. Het is ons erfgoed.”

“Onze voorouders hebben ons niets nagelaten”, beaamt de veelgevraagde architect Pal Hjaltason in zijn gestroomlijnd kantoor, boven een schreeuwerig ingerichte supermarkt aan Laugavegur, de hoofdstraat van Reykjavik. “Tenzij boeken.”

De literatuur dient de designers. Sesselja Gudmundsdottir, Hrafnkell Birgisson en AdalsteinStefansson van het jonge collectief Hanna Inc lieten zich bijvoorbeeld inspireren door het oude verhaal van de drie gebroeders Bakka, die uit gierigheid besloten een huis te bouwen zonder vensters, dat ze zouden verlichten door het scheppen van zonlicht met hun hoeden. “Wij vinden dat die broers in feite helemaal niet zo dom waren”, vertellen Gudmundsdottir en Birgisson in hun atelier in de Klink og Bank-studio’s, een gewezen fabrieksgebouw aan de rand van het centrum. “Ze waren vooruit op hun tijd.” De ontwerpers bedachten een draadloze lamp die licht melkt uit de zon middels LED-technologie en fotogevoelige cellen. De Solskin, die de vorm heeft van een melkkan, won onlangs een door de Europese Commissie uitgeschreven competitie, Light Of The Future.

Steinunn Sigurdardottir, een modeontwerpster die jarenlang de rechterhand was van achtereenvolgens Calvin Klein en Tom Ford bij Gucci en nu haar eigen merk heeft, zegt dat ze voor haar kabeltruien talloze motieven heeft gevonden in de geïllustreerde lijsten rond oude legenden en sagen.

De natuur als bron

IJsland wordt grotendeels gedefinieerd door natuur : de rotsen, de lava, de sneeuw, de geisers, de gletsjers, het licht en de duisternis, de extreme temperaturen. Het is vaak koud en donker in het hoogste Noorden. IJslanders blijven vaak thuis. Wat onmiddellijk verklaart waarom ze zoveel lezen – en waarom ze veel geld uitgeven aan hun interieurs. “Er wordt opvallend veel met binnenhuisarchitecten gewerkt, ook door mensen die echt niet veel geld hebben”, zeggen Gudrun Margret Olafsdottir en Oddgeir Thordarson, die samen de voorbije vijftien jaar talloze huizen hebben ingericht. “Woningen worden intensief gebruikt. Er wordt veel geïnvesteerd in interieurs, maar architectuur wordt verwaarloosd.”

“We zijn een jonge natie”, zegt museumdirecteur Adalsteinn Ingolfsson. “Onze moderne cultuur is jonger dan die van andere Scandinavische landen. Vóór de Tweede Wereldoorlog woonden in dit land nog mensen in primitieve hutten. Van design had men geen begrip. Meubilair was iets wat je door een timmerman liet maken. En als de timmerman goed was, dan kreeg je goed design. Design, architectuur en mode worden bovendien nog maar sinds kort onderwezen. Onze eerste generaties designers, architecten en ontwerpers kregen hun opleidingen in het buitenland, veelal in Denemarken. Wat ook verklaart waarom veel van onze architectuur uit de twintigste eeuw is afgeleid van buitenlandse stijlen.”

“We hebben een totaal gebrek aan verfijning, aan elegantie”, zegt grafisch ontwerper Gudmundur Oddur Magnusson, die talloze cd-verpakkingen heeft ontworpen voor IJslandse popgroepen. “We hebben geen aandacht voor details.”

Architect Pal Hjaltason, die de laatste hand legt aan een buitenverblijf met indrukwekkend panorama op de Oceaan voor Damon Albarn, de zanger van de Britse popgroep Blur, laat zijn ogen rollen en oordeelt dat de IJslandse stijl neigt naar “white trash.”

Sigurdur Gustafsson, een architect en designer die vorig jaar de Söderberg-prijs kreeg (de meest prestigieuze Scandinavische designprijs), klaagt over een gebrek aan belangstelling, in het bijzonder van overheidswege. “Ik heb vorig jaar tentoongesteld in Shanghai, in Peking, in Berlijn, op twee of drie plekken in Zweden”, zegt hij in zijn donkere woonkamer, die is volgestouwd met prototypes, schaalmodellen en industrieel vervaardigde meubelen. “Hier heb ik nog nooit een tentoonstelling gekregen. Niemand is hier ooit geïnteresseerd geweest in mijn werk, en ik denk dat hetzelfde geldt voor de meeste van mijn collega’s. Design en architectuur worden niet als cultuur beschouwd, in tegenstelling tot literatuur of muziek. Nochtans is er de voorbije jaren veel veranderd. Ik geef veel kritiek, maar ik probeer altijd constructief te zijn. Een goede politicus luistert.” Gustafsson is nochtans geen zwart schaap : zijn pas geopende schoolgebouw in de voorstad Vikur is een van de voornaamste IJslandse architectuurprojecten van de voorbije jaren.

De natuur weegt, misschien nog meer dan de literatuur, zwaar op de toegepaste kunsten. Gustafsson sculpteerde een vorm uit de wind, die te allen tijde over het eiland raast. Zijn stoel Wind, verkrijgbaar van het Zweedse merk Källemo, is een stalen kubus waarin twee vreemd geschapen leren vellen zijn gespannen. Hij beschrijft zijn ontwerp als “mijn manier om de wind te vangen” (zoals de ene designer licht schept, vangt de andere wind). De kleren van Steinunn Sigurdardottir zijn doorweekt van natuur. De textuur van haar breiwerk lijkt gekopieerd van rotsen en mos. Ze zegt dat ze beïnvloed is door de talloze varianten van sneeuw, de rimpels over het water, de wolken achter de wolken. “Achteraf beschouwd”, besluit ze, “kun je een aantal van mijn collecties voor Calvin Klein typisch IJslands noemen.”

Een laboratorium voor de jeugd

Designers als Sigurdur Gustafsson werken bijna uitsluitend met buitenlandse fabrikanten. “In de jaren vijftig en zestig hadden we een kleine meubelindustrie”, zegt Adalsteinn Ingolfsson. “Er werd degelijk meubilair gemaakt, veelal in de Deense stijl. Onze fabrikanten werden toen beschermd door handelswetten ; buitenlands meubilair werd zwaar belast. Uiteindelijk zijn de wetten aangepast en zo werd een slot geschreven aan het hoofdstuk IJslandse meubelindustrie. Onze recente designgeschiedenis is er een van prototypes, en van samenwerkingen met buitenlandse fabrikanten.” Volgens de interieurarchitecten Gudrun Margret Olafsdottir en Oddgeir Thordarson, van wie een lijn bureaumeubilair wel op de markt zijn gebracht door IJslandse fabrikanten, worden de plaatselijke fabrikanten weggeconcurreerd door internationale merken. “Vroeger kochten mensen IJslands omdat het IJslands was. Dat is niet langer het geval.” De lokale fabrikanten zijn overigens nauwelijks geïnteresseerd in vooruitstrevend, hedendaags design, een situatie die vergelijkbaar is met de Belgische. Adalsteinn Ingolfsson : “Er wordt nu gesproken over de oprichting van een designcentrum, dat designers en fabrikanten met elkaar in contact zou moeten brengen. De verwachtingen liggen hoog, vooral wat de designers betreft. Maar de fabrikanten zijn tegen. Ze geloven dat ze het zich niet kunnen veroorloven samen te werken met die dure designers.”

De jongste generatie creatieve IJslanders hokt tijdelijk samen in de ruïnes van een industrieel pand, de Klink og Bank-studio’s. Een cadeau van de eigenaar van het gebouw, een grote bank. De studio’s worden bevolkt door designers, maar ook door kunstenaars, acteurs, dansers en regisseurs, 120 stuks in totaal. Verschillende rockbands, waaronder Gus Gus en Aparat, hebben er een oefenstudio. Er zijn geregeld feesten, performances, tentoonstellingen en concerten georganiseerd. Jonsi, de zanger van Sigur Ros, gaf enkele weken geleden een recital met een kinderkoor, en uit Berlijn kwam Peaches over.

Sesselja Gudmundsdottir en Hrafnkell Birgisson van Hanna Inc zitten in hun lokaal gebogen over hun ontwerpen, behalve de hoger beschreven lichtgevende melkkan zijn dat een reeks hybriden van koffiekopjes en wijnglazen, mannelijke bakvormen (beide van Birgisson) of een collectie mutsen geïnspireerd door Star Wars (van Gudmundsdottir). De meisjes van Scandinavian Tourists proberen vanuit Klink og Bank hun modemerk te ontwikkelen. Ze zijn in 2000 afgestudeerd, respectievelijk in Parijs en Londen, en sindsdien zwoegen ze aan erkenning. “Evident is het niet. We moeten alles invoeren. Je kunt in IJsland zelfs geen ritsen kopen.” Ook geen mode, overigens. “Nee, je kunt inderdaad niet zo maar even gaan windowshoppen. Wij moeten onze informatie van het internet halen. Dat is omslachtiger, maar het werkt ook.” Scandinavian Tourists wordt vertegenwoordigd door een Londens pr-bureau, wat helpt (actrice Cate Blanchett heeft hun volledige collectie gekocht) en werkt met een klein aantal buitenlandse verkooppunten. “Er is geen thuismarkt. We concentreren ons op het buitenland. Maar we wonen hier graag, en we willen het van hieruit proberen. Het kan : dat hebben we al bewezen.”

Loa Audunsdottir en Brynhildur Palsdottir van de Amazing Design Kids, een negenkoppig ontwerperscollectief, zijn pas een week geleden afgestudeerd. “We willen graag met plaatselijke fabrikanten werken, hun technieken gebruiken op een creatieve manier. Er is nog geen designtraditie in IJsland. Het begint allemaal pas.” Gisteren hadden de meisjes een afspraak bij de televisie. Volgende week beginnen ze een eigen rubriek voor een ochtendprogramma. “Echt bijzonder is dat niet,” zeggen de meisjes. “De helft van IJsland komt op tv.”

Er verandert veel in het mooiste, ruigste land ter wereld. Ten goede, vooral. “Sinds drie, vier jaar is er enorm veel aandacht voor grafisch design uit Scandinavië,” zegt grafisch ontwerper Gudmundur Oddur Magnusson, die in Klink og Bank als een soort goeroe wordt beschouwd (ook hij heeft er een kantoor). “Ik krijg voortdurend telefoons en e-mails van tijdschriftredacteuren, van samenstellers van designboeken. Dat is een recent fenomeen. We hebben veel te danken aan Katrin Petursdottir en Michael Young. Katrin, een jeugdvriendin, had in Londen en Parijs geleefd. Ze kwam terug met Michael. Katrin heeft de designopleiding aan de Academie opgezet, Michael heeft Astro Bar ingericht en daar enorm veel internationale aandacht voor gekregen. Ze zijn onlangs naar Taiwan verhuisd, na een tussenstop in België.”

“Er heerst nu een gevoel dat design belangrijk is,” zegt Adalsteinn Ingolfsson. “Je kunt geen tijdschrift openen zonder te struikelen over een designcolumn.”

“Er is nog zoveel te doen”, zegt architect Pal Hjaltason. “We moeten het land naar het volgende tijdperk brengen.”

Besluit Steinunn Sigurdardottir, die jarenlang in New York heeft gewoond, en zes jaar lang heeft gependeld tussen Reykjavik en Italië : “Er is onmiskenbaar een energie.” Ingeblazen door de wind, wellicht.

Tekst Jesse Brouns

“We studeerden en werkten allemaal in het buitenland. Dat maakt ons unieker dan we zelf beseffen.”

“Design en architectuur worden niet als cultuur beschouwd, literatuur en muziek wel. De voorbije jaren is er wel veel veranderd.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content