Een plek op de oever van de Schelde, waar duizend jaar geleden al schepen aanlegden. Daar ontstond Oudenaarde, een typisch Vlaams stadje met een juweel van een stadhuis en wereldvermaarde tapijten.

HILDE VERBIEST

FOTO’S : KRISTIEN BUYSE

Boven op het ranke belfort van het Oudenaardse stadhuis staat Hanske de Krijger. Eeuwenlang al slaat hij vanaf zijn 40 meter hoge positie de gebeurtenissen gade. Hij zag hoe Oudenaarde groeide. Steevast kijkt Hanske de Krijger naar het oosten voorbij de Sint-Walburgakerk en de Schelde ontwaart hij het golvende landschap van de Vlaamse Ardennen. Een groepje fietsers peddelt door de landelijke natuur. Heel wat anders dan dat peloton coureurs dat hier in het voorjaar voorbijraast. Even halt houden bij het waterwinningsstation is er dan beslist niet bij. Nochtans heb je juist daar bij mooi weer een schitterend uitzicht op de stad : de Sint-Walburgakerk en het stadhuis tekenen zich scherp af tegen de grijsblauwe lucht.

Vreemd eigenlijk dat zo weinig wandelaars de Schelde oversteken om het oostelijke deel van Oudenaarde te verkennen. De Abdij van Maagdendale bijvoorbeeld. Meer dan zeven eeuwen geleden om precies te zijn in 1233 werd deze cisterciënzerinnenabdij gesticht. Van die oorspronkelijke abdij schiet niet veel meer over : alleen het poortgebouw dat nu een gewoon rijhuis is geworden (Maagdendale nr. 11), de gotische kapel die volop gerestaureerd wordt, en het hoofdgebouw. Ook de religieuzen zijn al lang vertrokken de abdij werd in 1791 opgeheven. Sedertdien kreeg het klooster tal van nieuwe bestemmingen. Er werden stallingen en andere gebouwen bijgebouwd, waardoor het complex voortdurend van uitzicht veranderde. De meest drastische verandering kwam er toen het stadsbestuur enkele jaren geleden naast het oude klooster een gloednieuw administratief centrum bouwde : hedendaagse architektuur die niet eens zo vreselijk vloekt met het historische pand ernaast.

Wandelend langs de Scheldeoever en begeleid door het ritmisch klotsende water, bereik je al snel de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Pamele met aan haar zijde het eenvoudige klooster van de Zwartzusters. De kerk dateert uit de dertiende eeuw en is een mooi voorbeeld van de Scheldegotiek. Kenmerkend zijn onder meer de achtkantige toren en het gebruik van Doornikse steen. Voor Oudenaarde was Doornikse steen een vrij logisch bouwmateriaal : Doornik ligt maar een boogscheut van de stad verwijderd en via de Schelde kon men de stenen snel en goedkoop vervoeren. De kerk zelf herbergt heel wat kunstschatten, die zoals op vele andere plaatsen in ons land vaak achter slot en grendel verborgen blijven. Naast de praalgraven van twee baronnen van Pamele en hun echtgenotes, vind je er een renaissance biechtstoel, zeventiende-eeuwse houten beelden van Sint-Petrus en Sint-Magdalena, en een achttiende-eeuws Oudenaards wandtapijt.

Wandtapijten zijn niet weg te denken uit Oudenaarde vroeger niet en ook nu niet. De tapijtweverij was immers eeuwenlang een van de belangrijkste ekonomische bedrijvigheden in de stad. Oudenaarde was wereldvermaard om zijn tapijten, hoofdzakelijk verdures of “groentapijten”, geweven in een kenmerkende stijl : op de voorgrond bladmotieven bomen, bloemen en planten, soms in kombinatie met dieren en vogels en op de achtergrond een idyllisch landschap met kasteel. Zoals de naam het laat vermoeden, bestonden de kleuren uit alle schakeringen van groen, geel en bruin, met af en toe een tikkeltje rood. De Oudenaardse tapijten waren zeer gegeerd en werden uitgevoerd naar alle windstreken. Op het hoogtepunt van de bloei werkten maar liefst 20.000 mensen in de sektor. In de rand werden de tapijten gemerkt wat sedert het edikt van keizer Karel in 1544 verplicht was met het kenteken van het weversatelier èn dat van de stad : het wapenschild in kombinatie met een bril. Volgens de legende heeft Oudenaarde die bril te danken aan Hanske de Krijger : “Op zekere dag zou keizer Karel een bezoek brengen aan Oudenaarde, alleen wist men niet precies via welke stadspoort hij de stad zou binnenrijden. Hanske kreeg de opdracht om op uitkijk te staan. Hij trok naar boven mèt een bak bier. Het vervolg laat zich raden : hij viel in slaap en zo arriveerde de keizer ongemerkt in Oudenaarde, ” vertelt Cecile Velghe, hoofd van de Toeristische Dienst van Oudenaarde. “Keizer Karel heeft de stad toen voor de keuze geplaatst : ofwel staat voortaan in uw wapenschild een slaapmuts ofwel een bril. Oudenaarde heeft voor het laatste gekozen. Vandaar. “

Vandaag tracht Oudenaarde in de mate van het mogelijke Oudenaardse tapijten terug te kopen : de belangrijkste stukken van de kollektie bevinden zich in de lakenhalle.

Zoals in heel Vlaanderen was in Oudenaarde niet alleen de tapijtweverij belangrijk, maar vooral de textielnijverheid in zijn geheel. Eeuwenlang werd er textiel geproduceerd getuige daarvan onder meer de dertiende-eeuwse lakenhalle tot in onze eeuw toe. Rond de eeuwwisseling speelde bijvoorbeeld de textielfabriek en spinnerij van de gebroeders Gevaert een belangrijke rol. Niet in het minst omdat de Gevaerts sociale voorzieningen troffen en voor hun arbeiders huizen bouwden in de typische stijl van toen : een hele wijk (rondom de huidige Gevaertsdreef) allemaal gelijke huisjes met punt- en trapgeveltjes. Eén springt eruit : het cafeetje op de hoek, “The Pink Panther”, heeft een apart voorportaal ondersteund door een zuiltje.

De ekonomische aktiviteit beperkte zich trouwens niet alleen tot textiel. Wat zou een Vlaamse stad zijn zonder haar brouwerijen ? “Ooit telde Oudenaarde meer dan twintig brouwerijen en stond bekend om zijn bruin bier. Vandaag zijn er nog maar drie overgebleven, ” vertelt Cecile Velghe. “Roman is de grootste en de enige die van vader op zoon is overgegaan en nog steeds bestaat. Felix is de kleinste, en Liefmans wellicht de bekendste. Maar allemaal maken ze nog steeds Oudenaards bruin bier. ” En Oudenaardenaren houden van bier, dat blijkt alleen al uit het feit dat hier jaarlijks uitbundig de Adriaan Brouwer-bierfeesten worden gevierd : “Vorig jaar hebben we de fontein op de markt speciaal aangepast : in plaats van water spoot ze bier. “

De markt is het centrum van de stad en wordt gedomineerd door het stadhuis. “Met de bouw van het stadhuis werd begonnen in 1526, ” vertelt Cecile Velghe. “De ruwbouw werd in tien jaar tijd voltooid. Dat is opmerkelijk snel, als je bedenkt dat men in 1958 met de restauratie startte en dat men daar nog steeds mee bezig is. Het stadhuis is gebouwd in laat-gotische stijl en wordt beschouwd als een van de mooiste van België terecht, denk ik. ” De voorgevel wordt beheerst door horizontale lijnen met in het midden een vertikaal aksent : de belforttoren met zijn achthoekige spits en vaandeldrager Hanske de Krijger. Het interieur is grotendeels bewaard gebleven en reeds gerestaureerd, zoals bijvoorbeeld de volkszaal op de eerste verdieping. “De volkszaal is precies wat het woord zegt : een zaal voor het volk. Hier worden, bijna dagelijks, aktiviteiten georganizeerd : toneel, recepties, vergaderingen, koncerten… Opvallend is de neo-gotische schouw, gesierd met drie beelden : de heilige Walburgis, patroonheilige van de stad, de macht en de rechtvaardigheid. “

In de schepenzaal de vroegere gerechtszaal vinden we een gelijkaardige schouw met drie beelden : in het midden Onze-Lieve-Vrouw, links de gerechtigheid en rechts de hoop. “Deze beelden spreken voor zich, ” zegt Cecile Velghe, “iemand die hier binnenkwam, bad en hoopte op gerechtigheid. Maar het merkwaardigste in deze zaal is het tochtportaal, dat toegang geeft tot deze ruimte. De 28 deurpanelen werden gemaakt door Pauwel van der Schelden, een van onze belangrijkste beeldhouwers. Dit portaal had een dubbele funktie. Enerzijds waren de besprekingen die men hier voerde vaak geheim : als beide deuren gesloten zijn, mag men hard roepen buiten hoor je niets. Anderzijds zit er bovenin wel een luisterhok : daar kon iemand plaatsnemen om alles te noteren wat er werd gezegd.

Verder hangen in deze zaal vijf schilderijtjes van Adriaan Brouwer, Oudenaardes beroemdste inwoner. We weten niet precies wanneer hij geboren werd, wel dat hij in Antwerpen begraven ligt. Hij was de zoon van een kartonschilder voor wandtapijten en verliet al heel vroeg Oudenaarde om leerling te worden van Frans Hals. Hij heeft een kort maar onstuimig leven geleid misschien heeft hij daarom juist al die kroegtafereeltjes geschilderd, ” merkt Cecile Velghe op. “De vijf die hier hangen, stellen de zintuigen voor. “

Via een smalle trap bereiken we de dertiende-eeuwse lakenhalle, een rechthoekig gebouw waar het stadhuis later tegenaan gebouwd is. “Zeer speciaal is de zoldering die volledig in hout is en waarvan sommigen zeggen dat ze doet denken aan een omgekeerd vikingschip. Eigenlijk moet je de grote ramen hier wegdenken : dit was een lakenhalle, laken is wit en mocht niet verkleuren, vandaar die kleine ramen. Momenteel zijn hier de wandtapijten ondergebracht. Het zilver en andere kunstschatten kregen elders een plaats. “

De markt wordt weliswaar gedomineerd door het stadhuis, maar is ook een plein waar de vermoeide wandelaar even kan verpozen en zijn dorst kan lessen. Achter de historische gevels bijvoorbeeld recht tegenover het stadhuis gaan tavernes en restaurants schuil. Een historische kelder werd omgebouwd tot een gezellig kruidenzaakje. Even opzij van de markt staat de Sint-Walburgakerk met ervoor twee huisjes met tuitgeveltjes, de enige restanten van een reeks huisjes die ooit rond het koor van de kerk werd gebouwd. De Sint-Walburga zelf is op zijn minst merkwaardig te noemen. Eigenlijk bestaat ze uit twee halve kerken : de half afgebroken oude kerk en de half opgetrokken nieuwe werden samengevoegd tot een geheel. Binnen herbergt deze kerk verschillende altaren waarvan het renaissance-altaar van Sint-Jacob van Compostella het oudste is. En verder nog tal van kostbaarheden waaronder : een vermoedelijk zestiende-eeuws beeld van Sint-Anna-ten-drieën, een monumentale klassicistische biechtstoel, een zeventiende-eeuws barokaltaar.

De wijk tussen de Sint-Walburgakerk en de Schelde is eigenlijk het oudste deel van Oudenaarde. Via de Brugstraat kom je trouwens bij een van de meest pittoreske plekjes van de stad : het begijnhof bestaat uit een dertigtal 17de- en 18de-eeuwse huisjes, gebouwd rond een centraal pleintje. Vanuit het achtergelegen tuintje kijk je uit op de Schelde, de rivier waaraan de stad haar bestaan en haar naam te danken heeft. “Aard” in Oudenaarde zou wijzen op een aanlegplaats aan de oever van een rivier, in dit geval de linkeroever van de Schelde.

Het laat-gotische stadhuis van Oudenaarde wordt beschouwd als een van de mooiste van ons land.

Twee huisjes met tuitgevels leunen gezellig tegen de Sint- Walburgakerk aan.

Even buiten de stad beginnen de Vlaamse Ardennen : een zacht glooiend landschap met weiden, bosjes en holle wegen met knotwilgen.

Wandtapijten zijn hier niet weg te denken : de verdures van Oudenaarde zijn wereldvermaard.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content