Na een filmcarrière van meer dan veertig jaar besloot de Italiaanse actrice te debuteren op de planken. “Hoe lang je ook meegaat, je moet voortdurend bijleren”, zegt ze. Een gesprek met een ervaren diva met plannen.

Als kind droomde Claudia Cardinale ervan om ontdekkingsreiziger te worden. Het lot besliste anders en maakte van de sensuele Italiaanse een internationaal gevierd actrice. Dankzij een veelvuldige samenwerking met grootmeesters als Visconti, Fellini, Leone en Comencini geldt ze tevens als symbool van de Gouden Eeuw van de Italiaanse cinema. Na een carrière van meer dan veertig jaar, gevuld met liefst 130 films, heeft de uit Italiaanse ouders geboren en in Tunesië opgegroeide Cardinale niettemin nog steeds een onlesbare dorst naar nieuwe ervaringen. Zo besloot ze onlangs op 62-jarige leeftijd haar toneeldebuut te maken op de planken van het Parijse Théâtre du Rond-Point. Het stuk waarop ze voor die speciale gelegenheid haar oog liet vallen is La Venexiana, een liefdeskomedie van een anonieme auteur uit de 16de eeuw die verhaalt over een rijpe vrouw die zozeer haar hart verloren heeft aan een jonge man dat ze zich steeds meer als een jong meisje gaat gedragen.

Op het eerste gezicht niet bepaald een opzienbarende thematiek, maar dat wordt volgens de actrice ruimschoots gecompenseerd door de fraaie dialogen en de beeldschone kostuums en decors. “Ik druk me uit in een sensuele libertijnse taal, die kenmerkend is voor het Venetië van de 16de eeuw. Op een bepaald moment heb ik het met die jongen over m’n borsten en ik zeg tegen hem: ‘Jij houdt dus van je tepeltje.’ Woorden waarvoor ik me anders zou generen. Bovendien”, vervolgt ze gedreven, “kan ik me heel goed verplaatsen in het liefdeleven van m’n personage, omdat ik geloof dat het liefdesspel van alle leeftijden is.”

Ik ontmoet la Cardinale tussen de voorstellingen door op een terrasje op het Parijse Ile Saint-Louis, op nog geen steenworp afstand van het chique appartement waarin ze zo’n tien jaar geleden haar intrek heeft genomen. Sindsdien pendelt ze heen en weer tussen de hectische Franse hoofdstad en de rustieke Toscaanse heuvels om de band met haar moeder- en vaderland te onderhouden. De actrice is ànders mooi dan vroeger, maar mooi is ze gebleven. Het slanke postuur – “Ik leef een heel sportief, gedisciplineerd bestaan, roken is m’n enige ondeugd” – smaakvol en sportief gekleed in licht Armani-grijs en de warme mediterrane oogopslag laten de bijzondere uitstraling intact. Slechts de lijnen in het gezicht verraden dat ze de zestig gepasseerd is, maar van een facelift wil ze niets weten. “Ik vind dat het gezicht van een vrouw haar eigen geschiedenis moet vertellen”, legt ze uit. “Een gezicht vol lijnen en rimpels is veel ontroerender dan een masker dat niets uitdrukt, omdat het alles erachter uitgewist heeft. Volgens mij is er, zeker in een vak dat vereist dat je andere levens verbeeldt, niets natuurlijkers dan de voortschrijdende tijd. Maar laat ik me niet sterker voordoen dan ik ben”, lacht ze ietwat besmuikt, terwijl ze de zoveelste sigaret opsteekt. “Toen ik vijftig werd, had ik het daar knap moeilijk mee, al hield ik me nog zo voor: oud worden doe je alleen in de ogen van anderen. Maar ondertussen vervloekte ik ’s ochtends voor de spiegel m’n ouwe kop. Daarmee maakte ik m’n dochter hels.”

Het was in die tijd dat Cardinale overwoog het acteren volledig op te geven, omdat ze zich niet meer kon vinden in de haar aangeboden rollen. “Dat heeft gelukkig maar kort geduurd”, herpakt ze zich. “Ik kreeg de smaak van het acteren weer snel te pakken. En ik had er geen enkele moeite mee om moeders te spelen van actrices die misschien tien jaar jonger waren dan ik, maar nog wel de jeugdige schijn ophielden. Sinds die kleine midlifecrisis weet ik dat het acteren voor mij een hartstocht is die nooit zal verdwijnen. Welke leeftijd ik ook heb, er zal altijd genoeg ruimte zijn om me te bewijzen. Ook nu weer in het theater.”

Als ik de actrice, die haar eerste grote rol speelde naast toneelgiganten als Vittorio Gassman en Marcello Mastroianni, vraag waarom ze zich zo laat tot het theater bekeerde, haast ze zich te antwoorden dat de overgang van het werken vóór de camera naar dat op de planken geenszins een voor de hand liggende stap is. “Het zijn twee heel verschillende werelden. Het toneelspelen vereist een totaal andere voorbereiding, zowel in je manier van bewegen als in de manier waarop je je stem gebruikt. Ik heb in de loop van m’n filmcarrière talrijke toneelaanbiedingen gehad van theaterfenomenen als Luchino Visconti en Giorgio Strehler. Men heeft me zelfs een musical op Broadway aangeboden. Ik werd er bloednerveus van, omdat het toneel me zowel aantrok als afstootte. Ik wilde wel, maar ik voelde me er nooit helemaal klaar voor.”

Het zijn Maurizio Scaparro en levenspartner Pasquale Squitieri – onder wiens leiding Cardinale liefst zeven films gedraaid heeft – die haar uiteindelijk over de streep trekken. “Zij hebben me ervan weten te overtuigen dat ik het kon. Dat neemt niet weg dat ik gedurende de hele voorbereidingstijd in de zenuwen zat. Het is dat ik een steenbok ben die van risico’s houdt.” Om haar angst te overwinnen, bracht Cardinale dagen in Rome door met het passen van allerlei pruiken en zware velours kostuums. Een langdurig bezoek aan Venetië achtte ze noodzakelijk om zich de sfeer van het stuk eigen te maken. En intussen repeteerde ze maar door, waarbij ze steeds meer aan haar stem begon te twijfelen. “Ik heb een heel speciale stem en ik heb de neiging om heel zacht te praten. Ik was bang dat ik me zou moeten forceren, waardoor m’n vertolking vertekend zou worden of dat men mij helemaal niet zou verstaan. Maar bij de eerste voorstelling was de angst ineens weg; ik ervoer haar als een bevrijding.”

Die stem, altijd maar weer die stem. Het is nu moeilijk voor te stellen hoezeer Cardinale’s charmante hese stemgeluid, een van haar handelskenmerken, haar zo vaak in de weg heeft gezeten. In haar eerste films werd haar stem steevast vervangen door die van een ander. “Enerzijds”, vertelt ze, “omdat ik aanvankelijk niet goed genoeg Italiaans sprak. Ik heb het leeuwendeel van m’n jeugd in Tunesië doorgebracht en sprak dus beter Frans. Anderzijds omdat mijn stem te afwijkend was, dat wil zeggen: hees en eentonig. In feite was ik zo verlegen dat ik m’n stembanden niet correct gebruikte. Op school smeekte men mij om tijdens de zangles vooral m’n mond te houden. De eerste die m’n stem accepteerde was Fellini. In Otto e Mezzo (’64) kon je eindelijk m’n echte stem horen, in plaats van al die gladde vrouwenstemmetjes waarmee ik gedubd werd. En nu sta ik met m’n maffe Louis Armstrong-geluid toch maar mooi op het toneel.”

Het ligt voor de hand dat de toneelspeelster Cardinale volop put uit de schat aan ervaringen die ze in de cinema heeft opgedaan. “Ik ben me er maar al te zeer van bewust hoe bevoorrecht ik was dat ik met de grootsten heb mogen werken, dat ik daardoor over een immense bagage beschik. Want echt spelen, in de zin dat je in de huid van je personage kruipt en dat ook mee naar huis neemt, dat kan ik niet. Ik ga puur op m’n instinct af. Ik heb in m’n hoofd massa’s beelden, plaatsen en magische ontmoetingen. En daar maak ik natuurlijk gebruik van. Dat helpt me in m’n gebaren, m’n blikken en in m’n stemgebruik.”

Ook al beweert ze een volgende theaterervaring gretig te zullen omhelzen omdat de onzekerheid van het moment – “Er zijn geen andere takes mogelijk, je bent puur op jezelf aangewezen” – haar zo prikkelt, ze ziet zichzelf in eerste instantie nog steeds als een pur sang filmactrice. Onder de talrijke aanbiedingen die ze beweert nog steeds te ontvangen, is er één bij waar haar hart in het bijzonder naar uitgaat. Ze heeft de regisseur ervan nog niet ontmoet en is bijgelovig genoeg om niet méér prijs te geven dan dat het een grote internationale productie betreft die een lange draaitijd in vele landen van de wereld vergt. “Kan ik prima combineren met mijn werk als ambassadrice van de Unesco“, zegt ze verheugd, om er in één adem aan toe te voegen dat haar keuze van films grotendeels bepaald wordt door haar hang naar avontuur. “Ik heb het nodig om voortdurend verrast te worden. Niets haat ik zo erg als voorspelbaarheid. Hoe verder de rol van m’n privé-leven afstaat, des te beter. Daarom vond ik het zo geweldig de hoer te spelen in La Viaccia van Bolognini. Maar evengoed kan ik een vrouw van het volk zijn die vriendelijk en nederig is, of een prinses die verstrikt is in de intriges aan het hof. Diva’s of mama’s, het is me om het even. Andere gezichten, andere make-up, daar zijn waar je niet verwacht wordt, dat houdt het allemaal zo spannend.”

Overigens maakt Cardinale er geen geheim van dat ze diep teleurgesteld is in het gros van de hedendaagse films die in haar optiek een banaal winstbejag koppelen aan een totaal gebrek aan inhoud. “De cinema zou een verkenning van de geest moeten zijn”, zegt ze verongelijkt. “Het zien van al die stupiditeiten stompt de toeschouwer af. Als je alleen al de titels van bepaalde films hoort! We hebben het over ecologie als het gaat om het beschermen van het milieu. We zouden, vind ik, ook een ecologie moeten creëren om de cultuur te beschermen tegen al die op geld beluste producenten die de mensen bewust dom willen houden.”

De regisseurs met wie ze filmgeschiedenis heeft geschreven, zijn inmiddels overleden. De meeste van haar acterende leeftijdgenoten allang aan de horizon verdwenen. Hoe verklaart Claudia Cardinale haar langdurige succes?

“Volgens mij heeft het vooral te maken met het wonder van fotogeniek zijn”, antwoordt ze zonder aarzeling. “En met de magie van het beeld. Er zijn veel mooiere vrouwen dan ik die, mysterieus genoeg, niet echt goed op film overkomen. Ik ben gezegend met het bijzondere vermogen om het licht te vangen en dat is van cruciaal belang in een close-up. Je moet in de close-ups een blik hebben die gevoelens kan overbrengen die uitnodigen tot dromen. Verder heb ik een zeer gesloten karakter, wat maakt dat het acteren voor mij een uitgelezen middel is om mijn gevoelens te uiten. En wat misschien het allerbelangrijkste is: ik ben leergierig. Je kunt immers nog zo lang meegaan, je moet voortdurend bijleren. Daarom heb ik zo de pest aan al die arrogante vlerken die teren op één enkel trucje, daarmee miljoenen incasseren en zich van de wereld afzonderen door zich met lijfwachten te omringen. Ik wil dan ook niet ‘een ster’ genoemd worden: zeg maar dat ik een professioneel iemand ben.”

Zonder in nostalgie te vervallen – “Ik ben een vrouw van deze tijd” – kijkt ze op haar carrière terug met een mengeling van trots en verwondering. “Toen ik door de Franse president met het légion d’honneur werd onderscheiden, schaamde ik me een beetje. Ik dacht bij mezelf: wat heb ik eigenlijk gedaan om dit te verdienen? Al die rollen, al die beloningen, al die prijzen zijn gewoon cadeaus geweest. Ik herinner me nog heel goed hoe ik in m’n eerste films voortdurend in paniek raakte. Ik was zo bang dat ze zouden constateren dat ik er helemaal niets van kon en me vervolgens de laan zouden uitsturen. Maar neen, ik heb de ene film aan de andere geregen. En ik ben voortdurend gekoesterd. Waarom? Omdat ik het geluk had buitengewone leermeesters te hebben. Dankzij hen heb ik ook nog steeds die hartstocht voor het filmen. Wanneer ik op de set ben, voel ik me een gelukkig mens. Acteurs die zich gekweld voordoen of pas opkomen lang nadat de regisseur ‘Attentie camera’ heeft geroepen, vind ik belachelijk. Hun functioneren is mij totaal vreemd. Geef mij maar wat ik de Jean-Paul Belmondo-stijl noem. Die hing voor elke opname de clown uit, waardoor iedereen ontspannen raakte. Een betere sfeer om in te werken, kun je je niet wensen.”

Paul Hegeman/IFA

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content