‘Observatie is de kunst’, zegt Wolfgang Behnken, creatief directeur bij reclamebureau Young & Rubicam. Zijn gigantische flat in Hamburg weerspiegelt zijn vele passies. Het interieur liet hij ‘organisch’ groeien.

De oude Hanzestad Hamburg groeide uit tot de grootste havenstad van Duitsland en een van de rijkste, bruisendste en meest internationaal georiënteerde centra van het land. Hamburg telt twee binnenmeren. Rond het Binnenalster concentreert zich het kosmopolitische zakencentrum. Daar vind je nog steeds de grote koopmanshuizen en pakhuizen van weleer. De rijke handelaren die er eind negentiende eeuw woonden, trokken geleidelijk aan naar de buitenwijken, links en rechts van het Aussenalster, het tweede binnenwater. Daaromheen is nu de crème de la crème van de mode-, de media- en de reclamewereld neergestreken. Het creatieve volk betrekt er de oude witte villa’s en negentiende-eeuwse patriciërshuizen.

Onder hen ook Wolfgang Behnken, creatief directeur bij Young & Rubicam, een van Hamburgs belangrijkste reclameagentschappen. Zijn ruime appartement, bijna 300 vierkante meter, in de wijk Harvestehude ligt te midden van het groen, historische woningen en luxueuze villa’s. Zijn woonst is een bijzondere plek geworden waar zijn vintage meubelcollectie mooi combineert met moderne kunst, grafiek en fotografie.

Bij alle kunstrichtingen komt het volgens Wolfgang Behnken neer op ‘de kunst van het observeren’. De enorme, chaotische bibliotheek, gelegen naast de entree, verraadt meteen zijn passies. Naast de immense houten kastenwand liggen stapels fotoboeken, onder meer van Mario Testino, Irving Penn, Helmut Newton, Thomas Struth, Andreas Gursky, Pamela Manson, Bruce Weber, Wiliam Egglestone, Richard Avedon, Alexander Libermann, Annie Leibovitz, en Helen Levitt. Verder veel veilingcatalogussen, een keur aan internationale kunstmonografieën, en nonchalant geplaatste fotowerken die enkele van zijn bijzondere vintage meubels aan het oog onttrekken, waaronder een schemerlamp uit de Bauhausperiode, de Brnostoel en het Barcelonadagbed van Mies van der Rohe. Een van mooiste objecten is de houten stoel van Erich Diekmann uit 1937, een belangrijke ontwerper in de jaren twintig en dertig.

Non-conformistisch

Voor een buitenstander lijkt het interieur één grote chaos maar voor Wolfgang Behnken is het dat niet : “Ik weet blindelings in welke hoek welk boek, tijdschrift of kunstwerk ligt. In mijn weekendhuis op het eiland Sylt liggen nog eens evenveel boeken en tijdschriften. Natuurlijk is mijn interieur levendig, met die verscheidenheid aan vormen, kleuren en objecten, maar soms zie ik het geheel ook als een mooi grafisch spel. Het is niet perfect, evenmin als het dagelijkse leven.”

“Henri Cartier-Bresson, van wie ik een foto in mijn collectie heb, heeft dat op een geniale manier vastgelegd. Zijn werk heeft me geleerd hoe belangrijk observeren is, het zien en ‘opslaan’ van momenten en situaties. In mijn hoofd heb ik een compleet Bildarchiv gevormd dat mij helpt bij mijn werk als creatief directeur. Zo zag ik onlangs op straat een oude man, gehuld in regenjas en met een tuingieter in de hand. Hij passeerde voorbij een chic modehuis met bloembakken voor de deur. Dat beeld bracht bij mij een schok teweeg. Het kwam weer boven toen ik onlangs met een fotograaf een reclamecampagne moest bedenken. Ik probeerde met alle macht dat tafereel te vangen.”

“En in mijn bureau hangt tegenover mijn werktafel een zwart-witfoto van Kate Moss naast een interieurfoto van het nieuwe Four Seasons Hotel in Parijs. Ik weet niet waarom maar voor mij horen die foto’s bij elkaar. Ik weet nog niet wat ik ermee ga doen, dat blijkt later wel.”

“Mijn manier van observeren speelt ook mee in de manier waarop ik omga met mijn eigen interieur. Soms ben ik op Sylt en bekijk ik de ruimte waarin ik zit, en ik vraag me af of hoe het zou zijn als dat meubel of dat kunstwerk daar niet zou staan of hangen. Wordt de ruimte daardoor anders en/of beter ? Voor mij werkt dat proces van zitten, lezen en/of observeren heel ontspannend. Laatst was ik in Parijs en heb ik van op een terrasje uren alleen maar gekeken, naar de mensen, de gebouwen, de gevels, de grafische beelden van reclameposters.”

Die manier van kijken heeft Wolfgang ongetwijfeld van zijn vader, die van beroep jager was. “Hij zag dingen op afstand die wij niet zagen. ‘Kijk daar, een ree !’ riep hij dan. Maar wij zagen niets. Er is dus een verschil tussen kijken en écht zien.”

Zijn interesse voor tijdschriften en het creatieve proces van grafisch design kreeg hij mee van een van zijn professoren aan de universiteit van Essen, Willy Fleckhaus. “Hij was creatief betrokken bij het Duitse tijdschrift Twen, een magazine uit de sixties dat ik in die tijd verslond. Het behandelde op een esthetische manier lifestylethema’s zoals mode, reizen, popmuziek maar ook politiek en maatschappelijke thema’s, waaronder homoseksualiteit. Het was taboedoorbrekend en speelde een voortrekkersrol. Fleckhaus, die nauw betrokken was bij de grafische vormgeving van het tijdschrift, heeft me geleerd om over grenzen te kijken, non-conformistisch te zijn. Dat dreef mij naar een creatieve job en heeft mijn wijze van kijken gevormd.”

Verzamelplek

Wolfgang kocht in 1985 zijn flat, samen met zijn toenmalige vrouw. Zijn drie kinderen werden er geboren. “De ruimte was zó groot, ik wist toen nog niet hoe ik het moest aanpakken. Als je een jong gezin hebt, koop je nog geen designklassiekers.” Inmiddels woont Wolfgang er met zijn nieuwe vriendin en hebben zijn kinderen er een eigen plek gevonden. “Geleidelijk werden voor mij de mogelijkheden van de ruimte en de invulling van het interieur duidelijker. Het was een langzaam proces van uitproberen. Naarmate je ouder wordt, raak je meer vertrouwd met jezelf, je volgt je natuur en de keuzes die daaruit volgen. Zo kocht ik het fotowerk van Henri Cartier-Bresson dat ik altijd al wilde hebben, en dat was de start van mijn fotocollectie.”

“Wat later werd mijn appartement ook de verzamelplek voor mijn tweede passie : vintage meubels. Sinds mijn jeugd had ik al interesse voor Bauhausmeubels, ik had er zelfs één in bezit, waarvan ik nauwelijks de designperiode of de ontwerper kende : een Freischwinger, gekocht voor 23 Duitse mark. Ik vond het gewoon mooi en korte tijd later bleek het al 300 mark waard te zijn. Later volgden de tafels en stoelen van Poul Kjaerholm, die ik in een tijdschrift had gezien.”

“Ik hou van meubels met een patina, een tikkeltje verouderd en doorleefd. Ik had behoefte aan een heimat, een eigen leefomgeving, soms hoekig en onpraktisch, maar wél mijn persoonlijke keuze. Zo vormde zich het interieur, jaar na jaar.”

“Als een soort ‘voetreiziger’ verkende ik het veld van vintage meubels en van fotografie, vandaar ook die stapels veilingcatalogussen, van Sotheby’s, Christie’s, Lempertz, Grisebach, en van Phillips de Pury & Company. De afgelopen jaren heb ik me daarop geconcentreerd. Ik bezocht veel veilingen van vintage en Bauhaus, maar ook tentoonstellingen van designers en fotografen, en verslond de catalogussen. Zoals je met een vinger door een atlas bladert, en in gedachten reizen maakt door de wereld, zo doorliep ik ze, bekeek de meubels en ontwerpen, deed onderzoek naar de designers, hun marktwaarde maar ook hun creatieve levensverhaal.”

Gaandeweg ontdekte Wolfgang dat het dagelijkse leven het archief voor creativiteit aanreikt. “Ik hou er een plakboek van bij, een soort visual diary, een verzameling van tijdschriftfoto’s, knipsels, teksten enzovoorts. Door de jaren heen heb ik zoveel gezien, verzameld, dingen onthouden en gefotografeerd, die creatieve ‘schat’ wil ik aan mijn kinderen nalaten. Al tien jaar lang maak ik voor hen een kopie ervan en geef het hen als kerstcadeau.”

Unieke collectie

Een van zijn zeldzame collecties wil hij nog vervolledigen : de Berggruencatalogussen. Bij een bezoek aan de Nationalgalerie Staatliche Museum zu Berlin ontdekte hij in de museumshop een van die bijzondere boekwerkjes, uitgegeven door Prof. Dr. Heinz Berggruen. Deze in 2007 overleden Duitse kunstverzamelaar had in Parijs een kunstgalerie, Berggruen & Cie, die gereputeerd was om zijn tentoonstellingen van Picasso, Paul Klee, Kandinsky en in het bijzonder Henri Matisse. Behnken kocht het kleine antiquarische boekje. Bij de kassa vroeg de caissière hem of hij het leuk zou vinden als Heinz Berggruen het zelf zou signeren. Want bleek dat de man tijdelijk een stukje van het museum betrok, als tegenprestatie voor de schenking van een groot deel van zijn collectie na het stopzetten van zijn galerie. “Ik stond versteld. Maar hij signeerde inderdaad mijn aankoop en hij vertelde mij dat de hele collectie catalogussen, uitgegeven tussen de jaren vijftig en negentig, uit 110 exemplaren bestond, inclusief het nulnummer van Tristan Tzara uit 1951. Vanwege mijn interesse beloofde hij in zijn verzameling te kijken wat hij kon missen en bij zijn komende bezoeken aan Parijs bij antiquariaten te informeren. Zo groeide in de loop der jaren mijn collectie. Uiteindelijk heb ik ze allemaal bij elkaar gekregen, op één exemplaar na, de no. 2. Ik heb al menige advertentie geplaatst, maar zonder succes. Dus, bij deze, een oproep : ik ben nog op zoek naar Katalog der Galerie Berggruen, Paris : Henri Matisse. Gravures récentes. 1952. Nr. 2.”

DOOR MARC HELDENS – FOTO’S MARK SEELEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content