In onze individualistische samenleving wil je kinderen hun vrijheid gunnen. Maar de wereld wordt tegelijk steeds complexer, en dat werkt dan weer een beschermende reflex in de hand. Kinderen loslaten of vasthouden ? Een moeilijke evenwichtsoefening.

Ga niet alleen de straat op ! (het zal je maar overkomen dat er net hier en nu een nieuwe Dutroux rondsluipt) En nee, je gaat niet met de fiets naar school ! (er zijn nog altijd vrachtwagens op de weg zonder dodehoekspiegel) Het is heel menselijk en zelfs logisch dat ouders hun kinderen op gevaren willen wijzen. Het is goed hen bewust te maken van bepaalde risico’s, maar angst inboezemen, is een brug te ver. Doordrammen over mogelijke gevaren kan een averechts effect hebben, zeker als je te maken hebt met pubers die zich graag tegen je afzetten. Adolescenten zijn meestal sneller aan het proces van zich losmaken toe dan hun ouders. Dat hoort bij hun zoektocht naar een eigen identiteit, terwijl vader en moeder liever niet te vroeg hun grip verliezen.

Het is heel begrijpelijk dat de angst om je hart slaat als je je kinderen in het verkeer moet loslaten. Je wil hen behoeden voor kleerscheuren, bloedneuzen en mislukkingen, terwijl ze net veel leren met vallen en opstaan, en de bijbehorende blutsen en builen. Denken dat ze niets in hun eentje kunnen, is een teken van gebrek aan vertrouwen. Er zijn oplossingen die het mogelijk maken om iets toe te laten én tegelijk de risico’s in te dijken. Zoals : bij het einde van de zomervakantie samen met zoon of dochter per fiets het traject afleggen naar de nieuwe school. Onderweg kan je hem of haar attent maken op de gevaarlijke kruispunten. Dat soort oplossingen kunnen jongeren heel erg waarderen.

Kans op protest

Jan Van Gils, directeur van onderzoekscentrum Kind & Samenleving, benadrukt het belang van onderhandelen. “Als een kind kan aantonen dat een bepaalde situatie toch niet zo gevaarlijk is als je denkt, mag je als ouder gerust toegeven dat dat niet wegneemt dat je je daar toch slecht bij voelt. Je kunt daar maar beter eerlijk in zijn in plaats van alles te rationaliseren. Kinderen zijn slim genoeg om valse argumenten te weerleggen.”

Hans Van Crombrugge is professor gezinspedagogiek aan het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen. Hij heeft zelf vier kinderen. Van dat uiten van ouderlijke angstgevoelens geeft hij een voorbeeld uit zijn eigen thuissituatie. “Ik had vroeger constant schrik als ik met mijn kinderen in de speeltuin was. Ik zag ze direct overal aftuimelen. In plaats van ze van de speeltuigen te halen, wat zou betekenen dat ik ze dat plezier niet gunde, heb ik op een gegeven moment beslist om niet meer mee te gaan naar de speeltuin. Ik vond dat ik op die manier mijn kinderen de beste dienst bewees.”

Opvoeden zonder ooit iets te verbieden, is eenvoudigweg onmogelijk. Het is nodig om grenzen te stellen. Maar zonder enige motivering een verbod opleggen, vraagt bijna om een stevige weerbots. Het helpt ouders ook allerminst vooruit : aan het einde van de rit zullen ze toch aan het kortste eind trekken. Hans Van Crombrugge : “Als je iets wil verbieden, geef je kinderen dan tenminste de kans om te protesteren. Als ze hun frustratie moeten opkroppen, is dat niet gezond. Het geeft hun het gevoel dat hun mening niet telt. Het is overigens oké om op eerdere beslissingen terug te komen. Als je kinderen met tegenargumenten je ongerustheid kunnen wegnemen, waarom niet ? Je mening herzien is niet hetzelfde als uit gemakzucht toegeven.”

Kwetsbaar opstellen

Jan Van Gils van onderzoekscentrum Kind & Samenleving vraagt ouders daarom geduld met zichzelf te hebben. “Als je achteraf een fout inziet, mag je je daar gerust voor verontschuldigen. Dat verzwakt je positie als ouder helemaal niet. Integendeel, zo’n houding wekt begrip op.” Wie durft kwetsbaar te zijn, ondermijnt daarmee zijn gezag niet. De patriarch wordt zo een partner. Dat resulteert in een relatie die de kinderen veel prettiger vinden.

Compromissen zoeken is bijvoorbeeld aangewezen bij het bepalen van de studierichting. Het is maar de vraag of het een goed idee is om kinderen daar volledig de vrije hand in te geven. Op welke criteria baseren zij zich daarbij ? Niet zelden pikken ze er die middelbare school uit waar hun vriendjes naartoe gaan. Jan Van Gils : “Onze oudste zoon wou absoluut een technische opleiding. Heel begrijpelijk : hij is echt wel een techneut, hij is uiteindelijk ook ingenieur geworden. Maar omdat wij het als ouders spijtig vonden dat er in het technisch onderwijs minder aandacht gaat naar talen, regelden wij dat hij in de vakantie bij een gastgezin terecht kon om zijn Frans bij te spijkeren.”

Marionetten

Volgens Van Gils bestaan er twee extremen : de college boys/girls enerzijds en de corner boys/girls anderzijds. Voor de eerste categorie wordt alles netjes geregeld. Zij worden door hun ouders in een cocon gestopt. De tweede categorie hangt rond op straat en houdt van experimenteren. Hun ouders zijn er heel gerust op dat ze hun weg wel zullen vinden. De meeste kinderen, zo weet de directeur van het onderzoekscentrum, situeren zich ergens tussen die twee categorieën in.

Voor beide stijlen valt wel wat te zeggen, vindt Jan Van Gils. Vasthouden is op zich niet slecht. Het toont dat je als ouder betrokken en beschikbaar bent. Je kinderen weten dat je er altijd voor hen zal zijn als ze in nesten zitten. Toch heeft vrijlaten volgens Van Gils nog de meeste waarde. “Echte je-m’en-foutisten zullen diep in hun binnenste ook wel weten dat ze als ouder tekortschieten. Toch beschouw ik overbescherming momenteel als een groter gevaar. Kinderen moeten leren omgaan met risico’s, ze moeten leren zelf beslissingen nemen. Als ouders alles voor hun kinderen blijven doen, creëren ze marionetten.”

Soms zijn kinderen er zelf niet happig op om vroeg zelfstandig te worden. Een beetje pushen is dan zeker toegelaten. “Het kan absoluut geen kwaad om ertegenin te gaan”, zegt Van Gils. “Onze kleinste wou, toen we met vakantie waren in Frankrijk, eens pannenkoeken eten. We hadden echter geen eieren in huis. ‘Ga er dan maar kopen’, stelden we voor. Even spartelde hij nog tegen : ‘Jamaar, ik kan niet genoeg Frans.’ We maakten hem duidelijk dat hij het best toch kon proberen. Anders zouden er geen pannenkoeken op tafel komen. Hij is dan effectief naar de winkel gegaan en was achteraf bijzonder fier dat het gelukt was.”

Steeds krampachtiger

Overbescherming zou typisch iets voor deze tijd zijn. Er werd zelfs al een trendy term op gekleefd : hyperparenting. Sommige insiders wijten de tendens aan het ontstaan van kleinere gezinnen. Hoe minder kinderen, hoe groter de neiging om ze in de watten te leggen. Hans Van Crombrugge vindt dat een mythe. Het is niet zo dat alle enige kinderen rotverwend zijn. “Als ouders een overbeschermende reflex hebben, zegt dat vooral iets over hun eigen onzekerheid”, meent de professor. “Het verschil met vroeger is dat er nu minder sociale controle is. Daardoor gaan ouders de omgeving minder snel vertrouwen. Kan je kinderen onbewaakt op een verlaten braakliggend terrein laten spelen ?”

Een theorie zegt dat meer ouders overmatig gaan controleren omdat het leven zoveel gecompliceerder is geworden. Volgens Van Crombrugge is dat slechts een deel van de waarheid. “Omdat ik het graag vanuit historisch standpunt bekijk, moet ik opmerken dat onzekerheid bij ouders altijd heeft bestaan. De wereld is constant in evolutie geweest. Wat we de laatste decennia zien, is volgens mij eerder een paradoxale reactie op de heersende cultuur van individuele ontplooiing. Ik hoor van hulpverleners dat ze ouders steeds krampachtiger zien worden. Ouders kunnen nog moeilijk genieten van de ontwikkeling van hun kind. Als hun kind anders is dan andere kinderen, denken ze meteen dat er iets mis mee is. Ook in het onderwijs merk ik die overdreven bezorgdheid. Neem nu de keuze van de studierichting : die moet meteen juist zijn, uit vrees dat de toekomst van het kind anders gehypothekeerd wordt. Die paniek is onterecht. Laat kinderen toch iets studeren waar ze geïnteresseerd in zijn. Je moet erop vertrouwen dat talent zijn weg wel zal vinden.”

Buitenstampen

Jan Van Gils plaatst eveneens vraagtekens bij de tijdsgeest. Hij betreurt het dat ouders steeds meer geresponsabiliseerd worden. “Bij scholen die ouders aanmanen om grondiger het huiswerk van hun kinderen op te volgen, heb ik bijvoorbeeld grote twijfels. Tegenwoordig leeft het idee dat de opvoeder alles vermag. Dat klopt niet. Kinderen zijn geen machines en ouders zijn geen ingenieurs. Ik vind dat we ons op pedagogisch vlak best wat bescheidener mogen opstellen. Opvoeders moeten niet alleen maar geven, ze mogen ook wat terugkrijgen. Precies daarom pleit ik voor interactie, zonder dat ouders hun verantwoordelijkheid ontlopen.”

Het evenwicht tussen vasthouden en loslaten is nu soms zoek. Professor Van Crombrugge verwijst naar het fenomeen Hotel Mama. Ouders die het gevoel krijgen dat hun kinderen eeuwig thuis willen blijven wonen. Ze moeten ze bijna buitenstampen. Een heel ongezonde situatie. “Dat moet uiteraard voorkomen worden”, zegt Hans Van Crombrugge. “Het is absoluut noodzakelijk om kinderen te stimuleren om op eigen benen te gaan staan. Dat proces zet je met kleine stapjes in gang. Toen de examens waren afgelopen, ging mijn zoon op twintig kilometer van huis zaalvoetballen. Ik had meteen gezegd dat ik hem daar niet naartoe kon brengen. Geen nood, hij ging wel op eigen kracht. Om acht uur ’s avonds belde hij me op vanuit het station. ‘Kan je me hier komen oppikken?’ In plaats van meteen in de auto te springen, heb ik hem uitgelegd welke bus hij moest nemen om thuis te geraken. Als iedereen altijd voor je klaar staat, ontwikkel je nooit een behoefte aan meer zelfstandigheid.”

Door Peter Van Dyck – illustratie Laura Geurten

“je-m’en-foutisten zullen ook wel weten dat ze als ouder tekortschieten. Toch beschouw ik overbescherming als een groter gevaar. Kinderen moeten leren omgaan met risico’s, ze moeten leren zelf beslissingen nemen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content