Nacht is het en ik verdrink mijn slapeloosheid in een fles armagnac, vrees niet dat ik mij zal verliezen in den drank, de armagnac is van 1981 en er zit maar een bodempje meer in, always my servant never my master. Ik drink ter nagedachtenis aan Albert zaliger, vorige keer genoot hij nog mee van deze fles, met ogen die glinsterden van jongensachtigheid, al was hij dan 89, maar nu is hij dood sinds enkele maanden en drink ik hem toe van over het graf. 35 cl, 43 %,mis en bouteille op het eigendom van een zekere Catherine Marcellin, volgens het etiket te bereiken op het nummer 05 62 28 39 30, ook die kleine lettertjes heeft Albert nog gezien. Zo vluchtig is een mensenleven, vluchtiger dan letters op een papiertje, vluchtiger dan sterkedrank. Vluchtiger dan de rook uit een schoorsteen, vluchtiger dan diepvriesspruitjes. Vluchtiger dan een blikken robot Made in Hongkong. Vluchtiger dan slakkenbestrijder van het grappig te noemen merk Escar-Go, gekocht in de Bio-Planet op een zomerse avond. Veruit Ɣlles is consistenter dan dat kwetsbare lichaam, die overschatte tempel van ons. Toch leven wij alsof wij onslijtbaar zijn en krasvast, en vullen onze dagen met de twijfelachtigheid van later. Misschien is dat het grootste wonder.

Aan de gekste dingen denk ik bij nacht, als de slaap niet wil komen en de wereld even bevrijd is van het dwaze geraas van de mensen. Aan de mus die ik doodschoot toen ik zes was, met de luchtbuks van Mario Slambrouck. De loop stak door het keukenraam, gericht op de vogels die waren aangetrokken door lafhartig uitgestrooide broodkruimels. De grote jongens schoten tevergeefs en ik mocht ook eens proberen, ze deden er lacherig over maar dat was buiten de waard gerekend, te weten mijn prima oog-handcoƶrdinatie die er tot vandaag borg voor staat dat ik als geen ander flipper, voertuigen in ogenschijnlijk veel te krappe gaatjes parkeer en bordkartonnen belspelpresentatoren aan flarden knal van op een afstand van 100 meter. Opeens lag daar die vogel te trekkebekken, ondersteboven, nog wiekend met zijn vleugeltjes. Uit zijn borst kwam bloed dat veel te rood was. Ik was er kapot van, ontroostbaar, nu nog komt die dode mus soms in mijn dromen spoken omdat ik hem eigenhandig vermoord heb, terwijl ik niet de minste last voel van alle lammeren en hoenderen die sindsdien te mijnen behoeve op industriƫle wijze gedood zijn en al dan niet met jus overgoten. Ik eet geen dieren die ik zelf heb gekend, maar voor de rest ben ik niet al te koosjer, gespleten hoeven of vinnen, het maakt niet uit en zelfs ravioli, gevuld met prak van herkauwers die met de kop in de richting van Mekka zijn omgebracht. Met verbazing en een zweem van bewondering kijk ik naar die vriendin, die zich het hoofd breekt over de vraag of het wel ethisch is om kaas of eieren te eten, vermits je daarmee dieren uitbuit en berooft. Wat een verschil met mensen die vluchtmisdrijf plegen of kruisen van graven rukken voor de waarde van het koper.

Het is 6 uur 35 minuten en 22 seconden, zo meldt de klok die door radiosignalen wordt aangestuurd vanuit Duitsland en altijd de exacte tijd kent, zo stond tenminste in de gebruiksaanwijzing vermeld en dat voor twaalf euro, het blijven wonderlijke tijden en wie zijn best doet, kan hier en daar nog iets ontdekken dat oprecht is en schoon. Me dunkt dat het tijd wordt om tussen de lakens te kruipen, de vogels fluiten al en het zandmannetje komt, het zandmannetje ach, oogjes dicht en snaveltjes toe, ik wil mij verwarmen aan het meisje dat niet graag weergaloos wordt genoemd. Echter niet alvorens nog enkele bladzijden te hebben gelezen in De Ongeluksvogels van B.S. Johnson, een boek dat ik cadeau kreeg van een lezer en dat in een mooi doosje wordt geleverd, bevattende 27 losse katernen die je in willekeurige volgorde kunt lezen. Normaal zou dergelijk, naar de jaren zestig riekend experiment volstaan om mijn afkeer op te wekken, alsook de dubbele initialen, maar daarvoor schrijft deze B.S. Johnson te goed, hij heeft een onweerstaanbare naturel en wordt door sommigen beschouwd als een van de grootsten. Toen hij in zijn badkuip zelfmoord pleegde, amper veertig, had hij eerst een fles cognac klaargezet met een briefje voor de vriend die hem zou vinden : “Opdrinken, Barry !” Dergelijke zorgzaamheid neemt een mens voor mij in, al is het ook een beetje triest natuurlijk en wenste ik Johnson toe dat hij een dochtertje van vier had als het mijne. Zo’n dochtertje dat, als ik mij afvraag of mijn hemd gedemodeerd is, zegt dat het Ć”lle kleren die ik draag mooi vindt.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content