Een bungalow uit de jaren vijftig werd verbouwd rond een binnenplein. Het concept is antiek, de sfeer resoluut hedendaags.

Vermoedelijk hebben noch de bewoners noch architect Jan Maes (van het Architekten Collectief Maes & De Backer) er bij stilgestaan dat hun woning eigenlijk een moderne versie is van een Oud-Romeinse villa. Het was ook pas na enig opzoekwerk rond het begrip atrium dat ik op het antieke voorbeeld botste. Want ook al ben je veel bezig met architectuur en weet je een en ander van Romeinse villa’s en hun specifieke bouwstijl, je denkt er niet meteen aan dat dit antieke concept ook binnen onze moderne architectuur opduiken kan.

Typerend is het atrium, het ‘binnenpleintje’ waarop alle vertrekken uitkomen. Bij de Romeinen was dit nog een open plek, hier zit alles onder één dak. Maar het pleinconcept is wel duidelijk zichtbaar : Jan Maes ontwierp heuse binnengevels met vensteropeningen, weliswaar zonder ramen.

Ook het wordingsverhaal van deze woning is niet gewoon : het uitgangspunt van dit project was namelijk een bestaand gebouw. “Er stond een bungalow uit de fifties, voorzien van een schuin dak,” legt Jan Maes uit. “We konden natuurlijk voorstellen om dit gebouwtje meteen af te breken en volledig opnieuw te beginnen, maar dat vond ik niet nodig. Mijn credo luidt : als het kan, vang dan iets aan met de bestaande constructie. Bovendien had het gebouw wel wat kwaliteiten en was het goed gesitueerd in de grote tuin. Van bij de eerste schetsen lag het voor de hand dat we achter het bestaande volume een nieuwe constructie zouden optrekken.”

De bungalow met het schuine dak werd volledig opgenomen in het nieuwe huis. Meer nog, het schuine dak werd doorgetrokken en is nu zichtbaar tot in het atrium. Dat geeft het geheel een dynamische lijn en is bovendien goed voor de lichtinval, want het dak is hoger aan de tuinzijde, de zuidwesthoek. Daardoor rolt er een enorme lichtgolf naar binnen.

Het atrium beslaat de volledige breedte van het oude gebouw, waarin de architect de slaapkamers heeft ondergebracht. Jan Maes wilde geen traditioneel grondplan, met netjes achter of naast elkaar gelegen vertrekken. “Vooreerst wou ik dat je de grootte van het huis – want dit is geen kleine woning – echt blijft voelen. Daarom dus die transparante wanden, die binnengevels met vensters, waardoor je overal binnenkijkt. En toch is het niet één open ruimte geworden : dat vind ik niet spannend. Het is ook aangenaam dat je bijvoorbeeld vanuit de keuken tot in het bureau boven kunt kijken. Op die manier ben je nergens afgezonderd van het gebeuren, terwijl je toch in de living het gevoel hebt dat je in een ‘geborgen’ plek zit. In de woonkamer zorgt ook de ietwat verlaagde vloer ervoor dat je de indruk krijgt in een andere, gezellige ruimte binnen te stappen. Er is dus enerzijds een ruimtegevoel : waar je ook staat krijg je dieptezichten van tien tot vijftien meter en overal wordt de tuin bij het interieur betrokken ; anderzijds zorgen al die wanden voor privacy. Maar ik hou niet alleen van dieptezichten, ik vind ook diagonale perspectieven boeiend. Daarom zit er boven een passerelle.”

Zoals bij een Romeinse villa zorgt de rangschikking van de verschillende vertrekken rond het atrium voor een evenwichtige en vrij symmetrische constructie. Jan Maes : “Ik hou van een beetje symmetrie : dat zorgt voor rust en kracht. Maar zelden pas ik de perfecte symmetrie toe. Die heb je vlug bekeken en ze biedt geen verrassingen. Ik let er dus altijd op dat de ene vleugel geen spiegelbeeld is van de andere.”

Deze woning kreeg ook een puike afwerking. De betonnen vloeren en de grijsgekalkte wanden van de zitkamer roepen de sfeer op van een loft. Nog andere elementen van het interieur en de architectuur verwijzen naar een industriële stijl, zoals de geparelstraalde aluminium ramen. Er werd opvallend veel zorg besteed aan de muren die, bewust, vrij kaal zijn gehouden. Precies om ten volle te genieten van licht en schaduw. Opvallend is ook de dikte van de binnenwanden, die het geheel visueel aantrekkelijk maakt en de architectuur kracht bijzet. De neonlichten boven de tafel, van lichtarchitect Jan Pauwels, versterken het ruimtegevoel. Deze driedimensionale lichtcompositie is trouwens een leuke eyecatcher die je bijna van overal in huis te zien krijgt. Onder de lamp staat een lange houten eettafel van Kyoco met stoelen van Maarten Van Severen. Bijna al het overige meubilair komt uit de collectie van Donum uit Hasselt. Het dagbed Bird van Tom Dixon kreeg een opvallende plaats in de woonkamer zodat het meubelstuk bijna de allure van een heus beeldhouwwerk krijgt. Verschillende meubels tekenden de bewoners zelf, waaronder de hangende wandkast in de zitruimte en het bureau. “Een creatieve samenwerking, zeg maar een kruisbestuiving, tussen de opdrachtgevers en de ‘vormgevers’ is onontbeerlijk”, besluit Jan Maes. n

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content