Op safari in de stad

Professor Martin Hermy aan de Dijle. © Foto's Wouter Van Vaerenbergh

Zo bekeek u de stad nog nooit. We trokken met een bioloog door het centrum van Mechelen op zoek naar ‘wilde natuur’. Vijf fiches helpen u een wereld te ontdekken die begint op uw stoep.

Martin Hermy is bioloog en professor aan de KU Leuven, faculteit bio-ingenieurswetenschappen. Ooit begon hij biologie te studeren omdat hij een grote vogelliefhebber is, maar hij werd toch plantenexpert. In 1994 begon hij les te geven over groenbeheer, vegetatiekunde, ecologie en natuurbehoud. Hij was hoofdauteur van het boek Groenbeheer, een verhaal met toekomst, dat wetenschappelijke informatie over groendaken, gevelgroen, tuinen, bestrating en andere onderwerpen bundelt.

“Ik ben geen stadsloper”, zegt hij zelf, maar hij gaat op het einde van het academiejaar graag in op onze uitnodiging om op excursie te komen naar Mechelen. “Het is de beste manier om dingen te tonen, om planten en dieren te bekijken.” Hij wijst ons op piepkleine scheuten, op metershoge bomen, op kapotte regenpijpen en begroeide daken en – hij kan het niet laten – de roep van een groenling, gierzwaluwen, een grote bonte specht en de grote gele kwikstaart.

1. Elke druppel telt

Plaats : de rotonde voor het station

“Een van de hoofdprincipes van duurzame stadsontwikkeling is dat je elke druppel water die valt opvangt en even bijhoudt. Op een groendak bijvoorbeeld kan het twintig minuten duren eer de eerste druppel van een fikse regenbui het dak verlaat. En sowieso bereikt op jaarbasis minstens dertig procent van het hemelwater nooit de riool, het verdampt grotendeels. Dat maakt de kans op overstromingen kleiner. Die bakken met petunia’s in het midden van de rotonde zijn natuurlijk mooi en harmonieus, maar die moeten wel om de twee dagen water krijgen in de zomer. Midden op zo’n rotonde komt er toch niemand, er zouden gemakkelijk lage dwergstruiken of kruidachtigen kunnen staan die weinig onderhoud vragen en wat meer biodiversiteit in de stad brengen.”

2. Kijk in kieren, gaten en spleten

Plaats : we wandelen de ring over richting Kruidtuin

“Elke kier of scheur die planten vinden, gaan ze benutten. Dat kun je niet vermijden. Maar je kunt er wel rekening mee houden. Vanaf 2014 mogen steden in principe geen bestrijdingsmiddelen meer gebruiken, er mag enkel geveegd of gebrand worden. Dus moeten architecten over publieke plekken goed nadenken. Hoeveel begroeiing vinden we toelaatbaar ? En als die ingeperkt moet worden, op welke manier kan dat het best ? Of het snelst ? Of met oog voor biodiversiteit ? Het beste beheer is dat er gewoon voldoende over gelopen of gereden wordt. Ik vind het geweldig hoe je van die plantengroei zoveel kunt aflezen. Je kunt zien dat een deur of garagepoort niet gebruikt wordt. Dat dit voetpad hier niet belopen wordt, zie je zo : er groeien korstmossen op.

“Kijk, hier zie je op een dikke vierkante meter allerlei soorten : varkensgras, Canadese fijnstraal, straatgras, paardenbloem, een wilg. En breukkruid, een vlinderstruik, muurpeper. En hier een hertshoornweegbree. Dat is een plant die zout nodig heeft, dus strooizout en de turbulentie die de auto’s hier veroorzaken, maken dat die plant hier in Mechelen gedijt.”

“Sommige planten groeien in de muren, vooral als er ook wat water aanwezig is. Op een nieuwe muur kan niets groeien, de pH is veel te hoog. Die daalt geleidelijk en op oude muren komen soms veel soorten, dikwijls varens. Zolang het kruidachtigen zijn, beschadigen ze de muur niet. Ook gevelgroen is erg belangrijk voor een stad, aan een verwijderde stoeptegel hebben sommige planten al genoeg om water te vinden. Het allerbelangrijkste bij zulke klimplanten is dat ze op de juiste plaats staan, dat ze een goede en juiste klimhulp krijgen en regelmatig gesnoeid worden. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om klimop tegen lage muurtjes te zetten, dat is niet bij te houden, Ć©Ć©n plant kan tot vierhonderd vierkante meter beslaan.”

3. Red de bomen !

Plaats : de Kruidtuin

Net voor we de Kruidtuin inlopen, wijst de professor op enkele jonge bomen langs de straat : “Meer en meer zie je deze fastigiate of zuilvormen, waarvan de takken omhoog groeien en dus niet breed uitwaaieren. Ze worden niet in die vorm gesnoeid, maar echt zo gekweekt. Ooit zijn ze wellicht gekloond uit bomen die in de natuur op die manier groeiden. Voor de stad zijn ze een prima oplossing omdat ze minder plaats innemen.”

In het park zien we een oude rode beuk omgeven door een hek : “Goed dat ze die beschermen, het is een mooi exemplaar. Oude bomen moeten koste wat het kost bewaard worden in de stad, voor onze leefomgeving zijn ze van onschatbare waarde. De lijst voordelen is lang. Ze zijn bijvoorbeeld echt bulldozers die CO2 scheppen, terwijl jonge bomen maar kruiwagens zijn. Dat is zo’n beetje de verhouding.”

“De grote vraag is hoe bomen gaan reageren op de klimaatverandering. Of ze in de problemen zullen komen, ziektes zullen krijgen. Steden houden daar maar beter rekening mee. Vaak worden de verkeerde bomen geplant – uit traditie, onwetendheid, door de kostprijs – en niet zelden allemaal dezelfde. Stadsbewoners noemen dat al vlug ‘een bos’. Ik noem dat een collectie identieke bomen op een gazon. Als die dan een ziekte krijgen, zit je binnen de kortste keren met een grote kale plek. En de jongste jaren worden veel bomen ziek, de ene na de andere.”

’s Middags eten we op een terras, onder een luifel waar het drukkend warm wordt. “Onder een boom hadden we dat niet gehad”, zegt de professor laconiek. “Daar heb je schaduw Ć©n lucht.”

4. Zoek het water op

Plaats : vlottend wandelpad langs de Dijle, van de Kruidtuin naar de Vismarkt

“Open water heeft hetzelfde effect als verdampende planten en bomen in de stad. Een stenen omgeving is al snel een warmte-eiland, wat maakt dat er soms exotische planten voorkomen die op het platteland niet overleven. Maar het nadeel is dat het in een stad niet altijd even aangenaam is in de zomer. Water en planten warmen in de zomer minder snel op dan stenen en in de winter koelen ze minder snel af. Het is een soort natuurlijke airco en verwarming voor een stad. Dat effect merk je op dit vlonderpad.

“Ook de vlietjes die ze hier in Mechelen opnieuw openleggen, zijn op dat vlak een goede evolutie.

5. Bouwen met groen

Plaats : de Lamotsite

“Waar is hier de natuur ?” zegt de professor verontwaardigd. “Steen, steen, steen, overal waar je kijkt. Alleen hier en daar wat schaamgroen in bakken. Dat soort stadsvernieuwing zie je in Vlaanderen meer en meer. Ze hadden nochtans groen kunnen gebruiken met een aantal functies : bomen die voor schaduw zorgen en aangenaam ogen, of op zijn minst wat gevel- en daktuinen. Al het goede wat planten doen in een omgeving als deze, kun je natuurlijk ook met technologie bereiken, en zelfs beter : isolatie, luchtzuivering, verkoeling, het opslaan van water enzovoorts. Maar planten doen het allemaal tegelijkertijd, en bovendien veel goedkoper en duurzamer.”

In de nieuw aangelegde Karmelietentuin wat verderop : “Veel gras hier. Ik begrijp het idee wel, op die manier creĆ«er je veel lig- en speelruimte. Maar toch zie ik weinig toekomst voor gras want het is absoluut niet ecologisch. Stel je eens voor hoeveel CO2 het onderhoud van al die gazonnetjes wereldwijd de lucht injaagt.”

In de Schoutestraat zien we door een poort de binnenkoer van een herenhuis. “Alleen parkeerplaatsen, alles is hier opgeofferd aan koning auto. Een dooie boel. Terwijl ze hier toch gemakkelijk heel wat groen hadden kunnen integreren.” Wat verder in de straat, bij Trendson Interieur, zien we hoe het wel kan : “Een soortgelijk binnenplein, maar dit is toch een wereld van verschil. Een goed en doordacht gebruik van groen. Veel groen. Dit oogt zoveel aangenamer, het leeft. En er is toch nog plaats voor auto’s.”

Door Leen Creve en Jan Haeverans

Oude bomen zijn bulldozers die CO2 scheppen, terwijl jonge bomen maar kruiwagens zijn.

Gras is absoluut niet ecologisch. Stel je eens voor hoeveel CO2 het onderhoud van al die gazonnetjes wereldwijd de lucht injaagt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content