Piet Swimberghe

Het station van Donk werd omgebouwd

tot een woonhuis, en zo ontsnapte het aan de sloophamer.

Het perron is nu

een tuinterras, de wachtzaal een leefkamer.

PIET SWIMBERGHE

foto’s : JAN VERLINDE

Donk is een piepklein dorp op de grens tussen Oost- en West-Vlaanderen, vlakbij de rijksweg tussen Brugge en Maldegem. De auto’s rijden er wat trager voor het grote Elisabeth-ziekenhuis. In de loop der jaren groeide naast het gasthuis een gehucht met een paar kroegen en een hotel. Het station werd na een puike restauratie een woonhuis. Het uitzicht bleef hetzelfde. Enkel aan de voortuin met rijlinden, bukshagen en rozelaars merk je dat er sinds lang geen treinen meer stoppen.

Het scheelde geen haar of dit monument was verdwenen. Het werd door Els Goethals en Patrick De Grande gered van de sloop. “Het toeval heeft ons naar hier gelokt”, vertelt Els. “We waren al lang vergeefs op zoek naar een ander huis. We woonden in een bungalow in een gewone verkaveling. Daar was het rustig, maar iets te saai. Toevallig reden we hierlangs en ontdekten we dit station. Dat was amper drie dagen voor de openbare verkoping, dus hadden we bitter weinig tijd om te beslissen. Gelukkig kwamen er weinig geïnteresseerden opdagen. Iemand wilde hier een winkel van maken. Het gebouw mocht toch worden gesloopt. Uiteindelijk ging het naar ons. “

Els en Patrick waren meteen weg van de architektuur en de ligging. Het is immers een ideaal uithangbord voor hun reklame- en ontwerpstudio Quarte Mains. “Vroeger wist niemand ons te vinden, maar nu is dat geen probleem meer : dit is een goed herkenningspunt”, zegt Patrick. Voor hun komst sloeg niemand er acht op, want het station was erg verwaarloosd. In de goot groeide een stevige berk, en alle vensterglas was gebroken. Insijpelend vocht had binnen veel houtwerk aangetast. Daardoor was de restauratie erg intensief. “Gelukkig kregen we hulp van onze ouders. Het duurde drie jaar eer we er konden intrekken”, zegt Patrick. “Eigenlijk is het best dat je niet op voorhand weet hoeveel werk zoiets vraagt, want anders begin je er niet aan. Op bepaalde momenten zakte onze moed. Het gebeurde dat ik hier een maand geen voet wilde binnenzetten. Ik ontweek het gebouw en nam een andere weg om het toch maar niet te zien. ” De eerste faze van de werken nam ruim anderhalf jaar in beslag. Omdat het station zo verkrot was, werd het afgebroken tot er haast een ruwbouw overbleef. Alle plafonds en balken gingen eruit, enkel het dak en de muren bleven staan. Vanonder het struikgewas kwam tegen de verwachtingen in het perron te voorschijn.

Binnen moest er aan de circulatie worden gesleuteld : een station is nu eenmaal geen woonhuis. Zo stonden de drie grote ruimten niet met elkaar in verbinding. Je kon vanuit de inkomhal wel in de wachtzaal, maar niet in de kamer van de loketbediende. Ook de seinpost en nog wat andere bureaus waren enkel van buitenaf toegankelijk. Daardoor zat de achtergevel vol deuren. De muren werden doorgeslagen, en nu kan je dwars door het huis stappen. Daar merk je aan de achtergevel niets van. Met oude stenen werden de sierlijke muren zorgvuldig hersteld. Een moeilijke klus : de originele bakstenen waren helaas onvindbaar.

Het bouwwerk heeft een zeer aparte stijl. Het werd in 1932 opgetrokken door de Gentse architekt August Desmet, die hoog opliep met de moderne baksteenarchitektuur van Nederland. Het kubistisch gebouw lijkt goed op een Nederlands station. Daar zijn de hoekige vormen en de langwerpige vensters de meest markante kenmerken van. Desmet koos voor een Nederlandse afwerking met donkere bakstenen, diepe voegen en veel glas- en keramiektegels. “Deze ongewone materialen hebben de restauratie wat bemoeilijkt”, merkt Patrick op. “We reisden heel het land af om ze te vinden. De glastegels konden we uiteindelijk op de kop tikken, maar ik ben nog steeds op zoek naar de blauwe keramiektegels van rond de zitbanken. ” De sobere interieurdekoratie bleef grotendeels bewaard, zelfs de klapdeuren en de loketvensters. Er kwamen wel nieuwe vloeren omdat de oude sterk beschadigd waren, maar met behoud van de kleuren en het patroon. Over de vloer lopen banden die de reizigers naar de loketten, het perron en de wachtzalen leidden. Er waren twee wachtzalen : eerste en derde klasse. “Dat leiden we af uit de originele plannen die we bezitten. Blijkbaar werd de kamer voor de tweede klasse vergeten. Ofwel zaten die reizigers samen met de eerste klasse in de verwarmde wachtzaal”, zegt Patrick. Nu is dat de keuken. Ook hier bleef alles bewaard. Op de plek van de zitbanken kregen alle kasten en apparaten een plaatsje.

De plafonds werden nauwkeurig gerekonstrueerd. Ze zijn erg hoog. “Eventjes waren we bang dat die hoge zoldering en de hoeveelheid tegels voor een koele sfeer zouden zorgen. Maar het valt zeer goed mee”, vindt Els. De wanden en plafonds worden opnieuw lichtgeel gelakt, zoals oorspronkelijk. De woning werd bewust sober gestoffeerd om het karakter te bewaren. Els en Patrick zoeken ook passende accessoires. In de eetkamer hangen typische stationslampen. En boven het loket prijkt opnieuw een stationsklok. Het interieur werd ook met nieuwe elementen verrijkt. De vroegere loketzaal, nu de eetkamer, doet ook dienst als vergaderruimte voor hun bedrijf. Ze hebben de toegang van de ontwerpstudio naar deze ruimte geaksentueerd met een metalen wand naar eigen ontwerp.

Els en Patrick zien de verbouwing van hun station tot woning als een projekt dat nog lang niet is afgerond. Ze willen nog iets aanvangen met het oude loketmeubel dat momenteel in een opslagplaats staat. Ze zoeken ook nog een oude treinwagon om in de tuin op een stukje spoor te zetten. Het pand heeft nog een band met de spoorweg, want de grond waarop het spoor liep, blijft bezit van de NMBS. “Zij verkoopt haar spoorbeddingen nooit, wel de gebouwen”, precizeert Patrick. “We mogen gebruik maken van de grond, maar eigenlijk gaat het om een stukje openbare weg dat dwars door onze tuin loopt. De vroegere bedding moet toegankelijk blijven, maar het gras zorgt voor een natuurlijke grens, zodat hier nu geen wandelaars meer komen. ” Dertig jaar geleden was het anders. Toen reed de trein nog van Brugge naar Maldegem, en stonden er reizigers op het perron. Nu is dit het terras waarop Els, Patrick en hun dochtertje Zoë van de nazomer genieten.

De wachtzaal van derde klasse van weleer, met daarachter de vroegere loketten,nu eetkamer-vergaderzaaltje.

Vroeger kon je niet van het ene vertrek naar het andere : de toegang zat op het perron. Nu kan dat wel omdat de loketkast werd weggehaald.

Zicht vanuit de vroegere loketzaal naar de wachtzaal derde klasse. Het decor werd gerespekteerd, met inbegrip van de zitbanken en de tegelwanden.

Het vroegere portaal met klapdeur, nu de voordeurvan het huis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content