Bergen heeft de klassieke charme van een Noord-Franse provinciestad, maar zijn duizenden studenten zorgen voor een frisse en allerminst oubollige sfeer.

Slechts één gebouw verstoort de schoonheid van de Grote Markt, een bankfiliaal uit de jaren zeventig, de rest van de panden is sierlijk oud. De omgeving leed weinig onder de golden sixties of latere sloopwoedes, waardoor het stadslandschap verbazend gaaf bewaard is. Bovendien – en gelukkig – zijn niet alle gevels gerestaureerd en ontdek je nog ouderwetse winkels en kroegen. Zo bots je op de Grote Markt op echte tavernes, zoals L’Excelsior, waar de pinten extra lekker smaken.

“Een verklaring voor het behoud van al dat fraais ligt voor de hand”, merkt stadsgids Christiaan Callens op. “Je weet dat het hier na de sluiting van de mijnen zeer kalm werd. Door die verarming gingen de jaren zestig en zeventig zowat aan Mons voorbij.” Die laagconjunctuur was dus een zegen voor de monumentenzorg. Nu worden daar de vruchten van geplukt: Bergen is mooi gebleven en dat kan als een toeristische troef worden uitgespeeld. Verrassend veel Vlaamse bezoekers appreciëren de stad, ze kuieren door de nauwe straatjes en genieten van een natje en een droogje. De talrijke restaurants en herbergen weten immers de lekkerbekken te verwennen.

Maar Bergen is veel meer dan een ingeslapen en pittoresk provincienest. Tien jaar geleden was het dat nog wel, nu is het er verrassend levendig. “Zelfs economisch gaat het veel beter”, verzekert de tweede stadsgids, Anne Godart, me. “Er komen zich veel hightechbedrijven in de streek vestigen.” Bovendien is de stad drie universitaire instellingen rijk, die de streek voorzien van de nodige industriële knowhow en duizenden studenten. Anne komt zelf uit Namen. “Toen ik hier studeerde, ontdekte ik een losse sfeer die in Namen niet bestaat, want dat is een burgerlijke stad. Mons is kleiner, maar warmer en gastvrij. Dus ben ik hier blijven hangen.”

Op de terrasjes van de Grote Markt en de omliggende, autovrije straten zorgen jongelui voor een ontspannen sfeer. Een ambiance die op vrijdag (marktdag) op zijn best is. Dan worden op de Grote Markt bloemen en planten verkocht, groenten en fruit vind je dan op de Marché aux Herbes. Van dat marktplein beland je in de leukste winkelstraat van de stad, de rue des Fripiers. “Niet dé winkelstraat van de stad, maar een zeer gezellige met creatieve sfeerwinkels”, legt Anne uit, “zoals Baroc, waar je beneden juwelen en interieurspullen vindt en boven lekker kunt eten. Vandaar moet je ook nog even naar La ligne claire, in de rue de Bertaimont, wellicht een van de rijkste stripwinkels van het land.”

In de historische kern van de stad vergeet je dat de Borinage een van de achtergebleven regio’s is. De burgemeester van Mons, Elio di Rupo, doet er alles aan om zijn stad steeds aantrekkelijker te maken, maar dat neemt niet weg dat de problemen blijven bestaan. Je merkt het bijvoorbeeld als je op zondag een bezoek brengt aan de markt naast het station en de puces op het Begijnhofplein, daar is de sfeer veel volkser dan op de vrijdagse markt. Of als je het huis bezoekt waar Vincent van Gogh ooit ruim een jaar verbleef, toen hij als protestantse predikant door de Borinage trok. Dat huis ligt in de deelgemeente Cuesmes, in een moeras naast arbeiderswijken. In die buurt merk je hoeveel mensen nog met een platte beurs moeten leven. Het huis van de schilder is op zich een bezienswaardigheid: nooit eerder zag ik zo’n scheefgezakt pand. Het is immers opgetrokken zonder funderingen en dat op een moerassige ondergrond. Het is wat opgekalefaterd en omgedoopt tot museumpje.

Onwillekeurig vraag je je af wat de vermaarde Nederlander bezielde om in deze steenkoolstreek te vertoeven. “Als predikant kwam hij het protestantisme ondersteunen. Rond Mons is dat in kleine enclaves blijven bestaan. Het gaat om enkele religieuze gemeenten met wortels in de zestiende eeuw, die de Contrareformatie hebben overleefd: hoogst uitzonderlijk in de Zuidelijke Nederlanden”, aldus gids Christiaan.

Maar nu alles pais en vree is, komen katholieken, protestanten en sommige vrijzinnigen zo goed overeen, dat ze samen deelnemen aan de Processie van de Gouden Koets, de zondag na Pinksteren. “Die ommegang, ter ere van Sint-Waldetrudis, is de grootste religieuze stoet van Wallonië, waar een groot deel van de bevolking aan deelneemt”, vertelt Christiaan enthousiast. “Zelfs di Rupo, onze PS-burgemeester, speelt er een voorname rol in, want hij moet de relikwie van de heilige, opgebaard in een prachtige gouden koets uit de achttiende eeuw, helpen rondleiden door de stad. Aan het einde moet de gouden praalwagen in één keer de helling op, terug naar de kerk, teneinde alle onheil af te wenden dat de stad in het komende jaar zou kunnen teisteren.”

Die kleurrijke processie maakt van Bergen, waar veel bewoners Italiaanse roots hebben, een dag lang een mediterrane stad, zegt de gids. De stoet is emotioneel authentieker dan de Brugse Heilig Bloedprocessie, waar veel toeristen op af komen: het is een jaarlijks ritueel van de hele bevolking, zelfs van ongelovigen.

Mons telt ook veel musea, waarvan enkele het lokale belang overstijgen. Voor middeleeuwse kunstschatten loop je binnen in de monumentale Sainte-Waudru, overigens een majestueuze kerk met prachtige renaissancereliëfs van Jacques Du Broeucq. Aan de Square Roosevelt is er het Musée François Duesberg. Naast wat toegepaste kunst valt vooral de prestigieuze collectie Franse pendules op, vergaard door de fanatieke verzamelaar Duesberg. Die vuurvergulde kostbaarheden behoren tot de fraaiste klokken die ooit in Europa zijn gemaakt.

Maar echt speciaal is het Mundaneum in de rue de Nimy. Dat ambitieuze instituut werd in 1895 opgericht door twee pacifistische Brusselse advocaten, Paul Otlet en Henri Le Fontaine, en had als doel de hele universele kennis te bundelen om zo de broederlijkheid te dienen. Het Mundaneum moest een repertorium aanbieden van alle publicaties die over de hele wereld verschenen zijn. Het initiatief, geboren in Brussel, kwam hier terecht en huisvest onder meer een persmuseum met meer dan honderdduizend titels. Je kunt er alle mogelijke Franstalige kranten lezen die waar ook ter wereld zijn verschenen.

Maar veel leuker dan je te laten opsluiten in een museum, is een wandeling door de nauwe steegjes die het stadsweefsel doorkruisen. Via smalle en steile wandelpaden beklim je de heuvel, waarop helemaal boven de ruïnes van het vroegere kasteel zijn en waar de belforttoren staat: een hoogst ongewone plek voor dit bouwwerk. Boven wacht je een cadeau: een wijds panorama over de hele stad. Alleen jammer dat de oude kasteelmuren momenteel te hard worden gerestaureerd en dat er aan de voet van het belfort een aartslelijke jeugdherberg wordt opgetrokken. Maar ook met die paar miskleunen blijft Bergen een stad die mooier bewaard is gebleven dan in de meeste Vlaamse steden.

Lekker eten en drinken

Bergen verwent de maag. Twee bescheiden gerechten genieten mijn voorkeur: de côtes de porc à l’herdouille, een kotelet met mosterdsaus, kappertjes en augurken, en de côtes de veau à la montoise, met gestoofde sjalotten en roomsaus. Toegegeven, het zijn geen zomerse gerechten, maar wel voedzaam genoeg voor de wandelaar die deze heuvelachtige stad doorkruist. Na zo’n uitputtende promenade smaakt ook een bruine Saint-Feuillin of een blonde Dragonne van het vat, een nieuwe biersoort bedacht door de patron van La Cervoise, een van de klassieke cafés op de markt.

De adressen

Wie ongeveer duizend frank (25 euro) wil besteden en wat tijd heeft, kan ik enkele uitstekende restaurants aanbevelen. Voor zijn traditioneel Franse keuken het in 1879 (!) geopende restaurant Devos (rue de la Coupe) en het gastronomisch restaurant Marchal (rampe St-Waudru), met in de tuin een mooie uitkijk op het belfort. Ook Le Patissou (rue des Fripiers) biedt de lekkerbek een interessante keuken aan.

Voor een snelle hap van hooguit 600 fr. (pakweg 15 euro) kun je in de rue des Fripiers naar Sucré-Salé (foto) en Baroc. Op de Grote Markt raden we La Cervoise aan en Taverne Danoise. Voorts horen ook Alter Ego (rue de Nimy) en Folies Potagères (rue de la Coupe) in dit rijtje thuis.

Natuurlijk zijn er ook studentencafés. In L’Envers (rue de la Coupe) spreken de artistieke bohemiens af en in het K.Fée (rue des Clercs) worden eloquente conferences afgewisseld met jazzmuziek.

Het symbool

Mons heeft een bescheiden, maar schattig symbool dat op de plint zit van het stadhuis: een bronzen aapje. De twee stadsgidsen die me rondleidden, raakten het niet eens over de oorsprong van hun mascotte. We onthouden het leukste verhaal. Volgens Christiaan was er in de Middeleeuwen in de kelder van het stadhuis een herberg waar reizigers die na het sluiten van de stadspoorten (21 uur) Mons niet konden verlaten, noodgedwongen verbleven tot de volgende morgen. Ze ‘logeerden in de aap’.

Industriële archeologie

Een bezoek aan Bergen laat zich makkelijk combineren met een ommetje langs een van de iconen van de Waalse industriële revolutie: le Grand-Hornu en de hydraulische scheepsliften van het Canal du Centre. Le Grand-Hornu (10 kilometer van het centrum), een mijnbouwsite van rond 1820, is een parel van een ruïne in classicistische stijl. Momenteel loopt er de tentoonstelling Made in Space (tot 7 oktober), over de Europese ruimtevaart. In Le Roeulx (20 kilometer van het centrum) staan de monumentale ijzeren scheepsliften van het Canal du Centre, gegraven tussen Mons en La Louvière. De hele kanaalsite is een bezienswaardigheid.

Voor meer informatie over Bergen en omgeving verwijzen we naar de lokale toeristische dienst, Grand Place 22, 7000 Mons, 065-33 55 80.

Piet Swimberghe / Foto’s Lies Willaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content