In de marge van de “Salone del Mobile”, de gigantische meubelbeurs in Milaan, stelt een handvol Vlaamse meubelfabrikanten samen haar producten voor. F3, voluit “Forms From Flanders”, is de aanzet tot een nieuw kwaliteitslabel. Design, dit is Belgisch.

F orms From Flanders, alias F3, is een keerpunt: een fenomeen dat het Belgische design van een identiteit moet voorzien. Tot kort geleden was het flink zoeken naar een herkenbare stijl. Fabrikanten en designers genoeg, maar het leek vaak of ze naast elkaar leefden. Het ontbrak ons land aan een brede, zeg maar diepgravende visie.

Wie het de voorbije honderd jaar voor het zeggen had in België heeft nooit omgekeken naar design, net zoals bijvoorbeeld de architectuur stiefmoederlijk werd behandeld door de overheid. Terwijl in de wereldsteden rondom ons, neem Londen of Rotterdam, de kantoortorens van de jaren zestig worden gerespecteerd, gerenoveerd en soms getransformeerd tot woningen, moeten de Brusselse monumenten uit het midden van de twintigste eeuw, zoals de adembenemende glazen toren van de Nationale Loterij, plotseling tegen de grond. Erger, in België werd de voorbije dertig of veertig jaar geen enkel spectaculair of vooruitstrevend openbaar project gebouwd, wat beschamend en onbegrijpelijk is.

Je kunt ervan uitgaan dat design alles is wat met vorm heeft te maken. De vormgeving van kranten en tijdschriften, bijvoorbeeld. Maar ook de wegbewijzering, of de communicatie in openbare gebouwen. Die wordt vaak gereduceerd tot een gefotokopieerd, in sommige gevallen nog gestencild vel papier, dat met plakband aan een muur is bevestigd.

Voorbeelden van een bijna mensonterend misprijzen voor design liggen voor het grijpen in het treinstation Brussel-Zuid. Zoals dat in volstrekt absurd Nederlands geschreven, schots en scheef geplakt stuk papier dat de afwezigheid van een loketbediende moet verklaren. Maar ook het deprimerende spektakel van een defecte draaideur die maandenlang gebarricadeerd bleef met dranghekken en plastic politielint, alsof het station zich te midden van een slagveld bevond. Ook verlichting is design: in de Belgische stations is die koud en onuitnodigend. Wie in Brussel de Thalys neemt en 85 minuten later in Gare du Nord uitstapt, krijgt een lichtbad, alsof je van de herfst in de lente terechtkomt, van Siberië in Copacabana. (En dan zwijgen we nog over Railissimo, wellicht het slechtste blad ter wereld.)

Toegegeven, voorbeelden uit de meubelindustrie zijn minder makkelijk te vinden. Dat is op zich natuurlijk al veelbetekenend. “Je moet het zeggen zoals het is, Belgisch design heeft nooit veel voorgesteld”, zegt Jan Boelen, de jonge directeur van Cepro, het in Waregem gevestigde Centrum voor Productontwikkeling, de drijvende kracht achter Forms From Flanders.

Laten we een tijdslijn trekken. Uiterst links, aan de wieg van de twintigste eeuw, staat Henry Vandevelde, de beroemde architect die ook meubelen ontwierp en het nog altijd gebruikte logo van de Nationale Spoorwegmaatschappij. Uiterst rechts, met één voet in het derde millennium, staat Maarten Van Severen, wiens stoel voor Vitra sinds januari in honderdvoud te zien is in de zalen van het Centre Pompidou van Parijs. Tussen Vandevelde en Van Severen ligt een braakland, een vacuüm, bijna een eeuw lang speelde Belgisch design geen enkele rol van betekenis.

Graaf dieper, en je vindt sporen van een rijke artisanale traditie, van goed draaiende familiebedrijven die nooit de stap durfden te zetten die hen uit West-Vlaanderen zou hebben weggevoerd, de wereld in. Je vindt, hier en daar, een miskend genie of een ondernemend bedrijf. Zoals Louis Herman De Koninck, de modernistische architect, wiens minimumkeuken voor Cubex, ontworpen in de jaren dertig, nu een verzamelstuk is. Zoals Bulo, de specialist in kantoormeubilair, die onder meer wereldwijd heeft gescoord met de tafel van Ann Demeulemeester, bespijkerd met wit canvas.

Praat met meubelspecialisten als Nick Top, de zaakvoerder van Top Mouton, en je krijgt de bouwstenen van een Belgische designgeschiedenis in handen. Je verneemt bijvoorbeeld dat de Europese productie van de Amerikaanse reuzen Herman Miller en Knoll bijna volledig in België werd uitgevoerd, door Belgische bedrijven, door Belgische arbeiders. Bovendien, zegt Top, staan “onze” uitvoeringen van meubelen van Charles en Ray Eames, Harry Bertoia of Eero Saarinen goed aangeschreven bij verzamelaars, vanwege hun hoogstaande kwaliteit. Dat is mooi als anekdote, maar ook niet meer. Echte Belgische klassiekers zijn er niet, of toch niet van het niveau van de stoelen van Arne Jacobsen of de krukken van Alvar Aalto. Het echtpaar Eames heeft geen Limburgse of Brabantse tegenhanger.

Dat gebrek aan een eigen identiteit, aan merken met een sterk imago, en aan tot de verbeelding sprekende producten is niet evident, want de Belgische consument is altijd een gretig afnemer geweest van kwaliteitsmeubilair. Italiaanse en Duitse fabrikanten zullen dat graag bevestigen, met cijfers indien nodig. Wie geregeld in Weekend Knack kijkt, heeft die cijfers niet eens nodig: spectaculaire woningen en interieurs à volonté in Vlaanderen.

Als Forms From Flanders in zijn opzet slaagt, dan staan al die privé-woningen binnenkort vol design van hier. Dan komen de modern classics van het derde millennium misschien van een plaatselijke tekentafel en van een eigen fabriek. Als het lukt, wordt Made in Belgium een toverformule.

Die formule werkt al in de modesector. Jan Boelen vergelijkt de handvol bedrijven die met Forms From Flanders in zee is gegaan graag met de Zes van Antwerpen. Cepro, de vzw waarvan hij directeur is, kan overigens gemakkelijk worden vergeleken met het ITCB, de organisatie die met de publicaties Mode Dit is Belgisch en BAM en de wedstrijd De Gouden Spoel destijds de volledige textielsector heeft gedynamiseerd. “Het belangrijkste doel van Cepro is het sensibiliseren van bedrijven om aan productontwikkeling te doen”, zegt hij. “Forms From Flanders past in die strategie. Misschien heeft dit initiatief op termijn hetzelfde potentieel als de Zes van Antwerpen en kunnen we de hele industrie nieuw leven inblazen. Ik wil bedrijven en ontwerpers ertoe aanzetten samen te werken, ik wil integrale productontwikkeling bevorderen. Dat een evenement als dit succes heeft, kan alleen maar stimulerend werken. Dat het bovendien in het buitenland goed aanslaat, is zeer belangrijk.”

Hij ziet niet onmiddellijk verwantschappen met andere nationale designcollectieven uit het recente verleden. “De Nederlanders, bijvoorbeeld, zijn vooral bezig met gimmicks. Ze lijken alleen geïnteresseerd in one-shots, gadgets bijna. Daarop kun je geen bedrijven bouwen. Wat bij ons gebeurt, is duurzamer.” Ook hier lijkt de link met de mode evident. “De Belgische ontwerpers en fabrikanten zijn consistent in wat ze vertellen, en ze houden dat jaar na jaar vol.”

We zitten in een kille kelder in Keulen, in de Brühlerstrasse, uit de schaduw van de stadskern. Wat niet wegneemt dat het gebouw, een gerenoveerde fabriek, kraakt onder het gewicht van de bezoekers, die in groten getale zijn opgedaagd voor de eerste editie van F3. Die werd midden januari gehouden in de marge van de Möbelmesse, met de Salone del Mobile in Milaan het belangrijkste evenement van de industrie.

In het gebouw aan de Brühlerstrasse heeft elk van de deelnemers een apart lokaal. De keukens van Obumex en het tuinmeubilair van Extremis zijn op de benedenverdieping te zien. Spijker, met zijn massieve-kastsystemen, tafels en een nieuwe stoel, deelt de eerste verdieping met Casimir, een jong Limburgs bedrijf dat als gast is uitgenodigd. Maarten Van Severen Meubelen by TM zit in de kelder. In het aanpalende gebouw, dat doorgaans wordt gebruikt als een soort cultureel centrum, heeft verlichtingsspecialist Kreon een volledig huis ingericht en op indrukwekkende wijze verlicht. De Stichting Interieur, organisator van de biënnale in Kortrijk, is op de zolder geïnstalleerd, met een selectie interessant hedendaags design.

Het kloppende hart van F3 zit goed toegestopt in het midden van het gebouw: een zaal met restaurant en bar, waar friet, vol-au-vent, stoofvlees en andere Belgische culinaire specialiteiten worden aangeboden (het servies is van Piet Stockmans). De gerechten zijn gratis, de drank ook. En bijna elke avond is er iets te doen: een concert van Nicholas Lens, een debat met Jan Hoet, videoprojecties. De sfeer is warm, ongeforceerd. Terwijl het buiten stormt en vriest.

In de kelder, op stoelen van Maarten Van Severen, aan de vier meter lange tafel van Van Severen, kijkt Jan Boelen terug, maar ook vooruit. Hij heeft de voorbije week nauwelijks geslapen, en dat is hem aan te zien, maar hij blijft enthousiast. “Er is natuurlijk nog een lange weg te gaan”, zegt hij. “Hierbij mag het niet blijven.”

Hij preciseert dat de participerende bedrijven een contract voor drie jaar hebben getekend. Wat betekent dat hij en zijn team zes pogingen hebben om het Belgische design op de kaart te zetten. “Ik wil geen energie steken in iets waarin geen toekomst zit.” De reacties zijn alvast enorm bevredigend, de toeloop geeft moed. “Er is veel volk, maar er worden ook zaken gedaan, goede zaken zelfs. Dat betekent onder meer dat het evenement zelfverzekerd overkomt. Het is een coherent geheel. Een bedrijf als Spijker is verscheidene keren naar Milaan gereisd, Maarten Van Severen heeft in Keulen in het Belgisch Huis gestaan, maar die inspanningen hebben nooit echt geresulteerd in een significante meerverkoop of in effectieve opdrachten. Nu komen er bestellingen, dealers, agenten. Het werkt en dan kom je in een stroomversnelling terecht: meer bezoekers, meer dealers, meer agenten. Iedereen wil erbij horen. Ik wil F3 nog wel groter maken, meer partners opnemen, maar dat mag niet ten koste gaan van de kwaliteit. Er is een bepaald niveau dat we willen blijven behouden. Cepro is gelukkig een vzw, we hoeven geen vierkante meters te verhuren, we hoeven niet noodzakelijk winst te maken.”

“Herhaling werkt, dat is overal zo. We moeten van F3 dus een begrip maken, net zoals de Zes van Antwerpen een begrip zijn geworden. F3 moet een kwaliteitslabel worden.” Jan Boelen beschouwt Forms From Flanders ook als een platform, letterlijk en figuurlijk. “Dat café is een perfecte ontmoetingsplaats. Daar worden zaken gedaan op een heel informele manier. Ontwerpers komen vaak niet aan de bak omdat de fabrikanten te weinig openstaan voor nieuwe dingen. Als je dan ziet dat het bij een aantal bedrijven toch lukt, is dat een goed teken. Maarten Van Severen had evengoed naar het buitenland kunnen trekken, interesse was er genoeg. En toch is er een Vlaams bedrijf, Top Mouton, dat in hem heeft geïnvesteerd, dat tijd en geld in de zaak heeft gestopt.”

Maarten Van Severen Meubelen by TM , Spijker, Extremis, Kreon en Obumex hebben een soortgelijke aanpak. “Ze brengen innovatief design en trekken de kaart van de kwaliteit”, zegt Jan Boelen. “Maar er zijn ook andere verbanden. Ze maken producten die in architectuur komen te staan en vanuit die context ontstaan nieuwe producten. Ze worden beschouwd als bouwelementen. Die tafel van Maarten Van Severen is, als je naar de constructie kijkt, puur architectuur. Veel designers zijn ook architecten. Jan Van Lierde van Kreon, bijvoorbeeld. Hij integreert verlichting in de architectuur, de verlichting wordt een deel van de ruimte. Hij werkt met de hoeken, de grond, de wand, het plafond. Alles is vanuit de architectuur bedacht. Obumex, dat is architectuur. Zo’n keukenblok, dat is een monoliet.

Dirk Wynants van Extremis is binnenhuisarchitect van opleiding. Zijn Gargantua-tafel is bijna een bouwproduct, gemaakt met allemaal dezelfde latjes. Die latjes hebben het ritme van architectuur. Dan heb je Renaat De Maeyer en Spijker. Zij maken eigenlijk wanden, ze zetten bouwelementen op elkaar, ze denken ook in termen van architectuur. Hun producten kunnen een ruimte volstrekt veranderen.”

Volgens Boelen is de toekomst aan het idee. “Alleen het idee zal nog echt een verschil maken. Technologie is voor iedereen beschikbaar, voor iedereen te koop. Het zijn de mensen die het verschil maken, de vakmannen, de ontwerpers. Je kunt platte, commerciële producten maken, maar dat kunnen ze in China ook. Spullen fabriceren, geen enkel probleem. Maar de ideeën, de mensen, het verhaal dat je vertelt, dat moet allemaal op punt staan. Als fabrikant moet je daarvoor openstaan.”

Boelen is een groot pleitbezorger van culturele economie. “Dat wil zeggen dat bedrijven bezig zijn met ideeën. Dat ze bezig zijn met mensen, met ontwerpers. Dat ze bezig zijn met creativiteit, en dat ze daarmee geld verdienen. Economie, dat is geld verdienen, veel geld zelfs. Maar je kunt er ook toegevoegde waarde aan geven. Dat zie je ook aan zo’n product, je voelt het eraan. En dat is cultuur. Alles wat we overhouden van het verleden, dat zijn producten, die staan in het museum.

Als je met al die factoren rekening houdt, als je producten niet alleen vanuit de economie of de technologie benadert, maar ook vanuit de maatschappelijke en de culturele context, dan ben je goed bezig, dan maak je een goed product. En daaraan willen wij bijdragen. Wat je hier ziet is commercieel, maar niet plat commercieel. Dit zijn, voor veel mensen, moeilijke producten. Maar tegelijkertijd zijn het gemakkelijke producten. Als je naar die keuken van John Pawson kijkt, dan is dat eigenlijk een heel simpel ding. Maar het is tegelijk zo complex. Ik vind: design is een manier van leven. Hoe je met dingen omgaat, hoe je met mensen omgaat. Wat je belangrijk vindt en wat niet. Design gaat over keuzes maken. Dit zijn compromisloze producten, het zijn producten die tegelijk statements zijn, en daardoor zijn ze apart. En misschien zijn ze daardoor niet altijd onmiddellijk te begrijpen. Maar het zijn dergelijke producten die in de toekomst het verschil zullen maken. Ik denk dat daar de sleutel ligt voor veel bedrijven in Vlaanderen.

Er was een hele meubelindustrie rond Mechelen: die is verdwenen. Volledig weg. Die bedrijven waren puur op productie gericht. Die zijn hun prijzen blijven verlagen. Ze zijn blijven zoeken naar goedkopere grondstoffen, naar een efficiëntere productie. Almaar goedkoper, almaar sneller. Dat kun je niet eeuwig blijven doen, en dat is precies het probleem dat nu bij veel bedrijven rijst. Terwijl je die nefaste verhaasting ook een halt kunt toeroepen.”

Jesse Brouns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content