ONTWERPERS ZONDER NAAM

Marc Van Hoe ontwerpt vooral interieurtextiel en Diane Steverlynck maakt onder meer objecten op basis van textiel. © WOUTER VAN VAERENBERGH

DESIGN VLAANDEREN REIKT JAARLIJKS DE HENRY VAN DE VELDE AWARDS UIT VOOR DE BESTE ONTWERPERS, DESIGNPRODUCTEN EN -BEDRIJVEN. DE RODE DRAAD VAN DEZE EDITIE ? TEXTIEL. HÉT STOKPAARDJE VAN TEXTIELONTWERPERS MARC VAN HOE, WINNAAR VAN DE LOOPBAAN AWARD, EN ‘JONG TALENT’ DIANE STEVERLYNCK.

U kunt beiden een mooi palmares voorleggen. Toch bent u relatief onbekend bij het grote publiek. Hoe komt dat ?

Marc Van Hoe : Textielontwerpers maken geen hapklare producten. Er liggen geen spullen in de winkel met onze naam op. Een mooie zetel draagt de naam van zijn ontwerper. Waar de meubelstof voor die zetel vandaan komt, daar heeft niemand een boodschap aan.

Diane Steverlynck : Als ik objecten maak, wordt mijn naam wel vermeld. Daarom zijn er mensen die niet eens weten dat ik ook textiel ontwerp. De anonimiteit die gepaard gaat met dit beroep spreekt me wel aan. Ik vind dat de naam van een ontwerper te vaak vermeld wordt. Maar wat is nu het belangrijkst ? De persoon die het ontwerpt of het product zelf ?

Kenden jullie elkaar al ?

Van Hoe : Dianes naam is bekend in de textielsector. Zij stamt uit een familie van machinebouwers en katoenwevers, met vertakkingen tot in Zuid-Amerika. Zij is ‘ne Steverlynck’.

Steverlynck : Ik heb Marc enkele jaren geleden leren kennen tijdens een workshop in Kortrijk. Daarna ben ik hem uit het oog verloren, omdat we met een andere tak van de sector bezig zijn.

Van Hoe : Ik maak geen ‘frutsels’. Ik maak interieurtextiel, vooral jacquard, voor de industrie.

Steverlynck : ‘Frutsels’ ? Bedoel je dit koord ? Het gaat om onderzoek naar de eigenschappen van gevlochten touw. Dat is nu nog niets maar het zal misschien volgend jaar een object worden. Of over vijf jaar. Zoiets heeft tijd nodig om te groeien.

Hoe gaat een textielontwerper eigenlijk te werk ?

Steverlynck : Dat kan, zoals je ziet, erg verschillend zijn (lacht). Ik maak alledaagse objecten, zoals een krukje op basis van textiel of een deken op basis van karton. De eigenschappen van die materie fascineren me. Elk object komt voort uit een analyse van technieken en materie. Het is een proces waarvan ik meestal de uitkomst niet ken. Ik weet op voorhand niet welke vorm de ‘frutsels zullen aannemen.

Van Hoe : Alles begint voor mij met een bezoek aan de garenbeurs. Of aan een interessante tentoonstelling, zoals die over Matisse, onlangs ; zijn vader was textielhandelaar en dat zie je aan het tactiele karakter van zijn werken. Ik sleur dan stapels notaboekjes mee, waarin ik aantekeningen en schetsen maak, die verder worden uitgewerkt op de computer en aan het weefgetouw.

Steverlynck : Weef je nog met de hand ?

Van Hoe : Neen, op de machine van de klant. Jacquard is een stof met een ingeweven patroon. Om zeker te zijn dat het patroon goed is, heb je een grote lap stof nodig. Eigenlijk zijn de eerste twee meters een proef, waarop je kunt verder werken. Handwerk is dus uitgesloten.

De textielindustrie in Vlaanderen is niet meer te vergelijken met die van veertig jaar geleden. Welke rol kan ze vandaag nog spelen ?

Van Hoe : Vroeger waren we sterk in massaproductie, maar ook niet meer dan dat. Machine op en produceren ! Het was toen ondenkbaar om een weefgetouw te reserveren voor onderzoek. Daardoor hebben we de kans gemist om een Vlaamse Werkstätte op te richten of om naam te maken als ’textielediteurs’. Die laatste strijken immers alle eer op en verdienen veel meer dan de producenten. Door de concurrentie uit lagelonenlanden is ook de tijd van massaproductie voorbij. Kennis en ervaring moeten de Vlaamse industrie weer op de wereldkaart zetten.

Steverlynck : Kleine oplagen en unieke stukken zullen het verschil moeten maken. Er is al verandering merkbaar. De jongere generatie ontwerpers is zich bewust van de aanwezigheid van zo veel kwalitatieve Belgische bedrijven. Zij kiezen ervoor hun productie hier te houden.

Van Hoe : Ik hoop dat als Diane over twintig jaar de carrièreprijs wint en weer voor u zit, de prijs voor Jong Talent naar een ingenieur of chemicus gaat. In ieder geval een ander soort ontwerper. Er moet vernieuwing komen, een andere kijk op de sector, en daarvoor hebben we de invloed van andere disciplines nodig.

Ligt de toekomst van het textiel dan eerder in handen van een ingenieur dan van een ontwerper ?

Steverlynck : Ik ben het ermee eens dat een kruisbestuiving tussen verschillende disciplines een goede zaak is, maar het hoeft niet om een chemicus of ingenieur te gaan. Architecten zetten al die stap naar andere disciplines, door bijvoorbeeld gebruik te maken van nieuwe materiaalstructuren zoals textiel om licht en ruimte te creëren. Maar de samenwerking tussen wetenschap en design is niet altijd evident, ze spreken als het ware een andere taal. Meer aandacht voor elkaars taal in het onderwijs zou een bemiddelende factor kunnen zijn.

Steverlynck : Ik geloof niet meer in trends. Althans niet in het belang ervan. Sinds het begin van de jaren negentig krijgen we veel voorgekauwde ideeën voorgeschoteld. Ideeën die van iedereen of van overal zouden kunnen komen. De behoeften van de mens worden immers in grote mate gestuurd door wat wordt aangeboden. Niet andersom. Dat noemt men dan trends. Maar willen we dat nog wel ? Zijn diverse kleine entiteiten naast elkaar niet veel interessanter ?

Van Hoe : Misschien is dat wel de trend voor de toekomst, Diane.

Steverlynck : Na mijn studies ben ik een jaar gestopt omdat ik aarzelde om eraan te beginnen. Er zijn al zo veel producten, waarom zou ik er dan nog bij maken ? Maar waarom ook niet ?

Wat betekent het winnen van een Henry van de Velde Award voor u ?

Steverlynck : Het is voor mij een ondersteuning om verder te doen.

Van Hoe : Ik zie het als een erkenning van mijn werk en van dat van een hele generatie. Ik heb een lange weg afgelegd. Ik stam nog uit de periode dat men met ponskaarten werkte, maar ik ben zeker niet de enige. Daarom zie ik deze prijs als een saluut aan de geschiedenis van de textielindustrie. En jij, Diane, jij bent de toekomst.

DOOR ELLEN DE WOLF – PORTRET WOUTER VAN VAERENBERGH

DIANE : “DE EIGENSCHAPPEN VAN DE MATERIE FASCINEREN MIJ.”

MARC : “VERNIEUWING MOET KOMEN VAN INTERACTIE MET ANDERE DISCIPLINES.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content