Sinds de jaren vijftig is Christophe Gevers een vaste waarde in de Belgische meubelwereld. En hoewel sommige van zijn creaties al het museum hebben gehaald, werkt de autodidact onverdroten voort. Zijn eigen woning is een subliem staaltje van zijn kunnen.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Toen eind 1958 de dertigjarige Christophe Gevers het restaurant Le Cap d’Argent opende tegenover het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, zorgde hij meteen voor een dubbele verrassing. De man, die helemaal geen ervaring had met restauratie, had het zeer hedendaagse en geraffineerde interieur immers helemaal zelf ontworpen. De tweede verrassing was dat het hier zijn allereerste realisatie betrof. Gevers had al wel twee jaar ervaring opgedaan bij het beroemde Kortrijkse meubelbedrijf De Coene, maar had nog nooit een heel interieur compleet volgens eigen inzichten getekend. “Ik had een tante die in mij geloofde”, zegt de ontwerper. “Zij gaf me vijf miljoen frank om mijn leven te kunnen opbouwen. Zo ben ik met deze zaak kunnen beginnen en ze werd al snel rendabel.”

Christophe Gevers is in 1928 geboren in Antwerpen. Zijn opleiding verliep nogal chaotisch. Hij was een eigenzinnig jongetje dat door zijn ouders veel te vrij gelaten werd. Zijn laatste studies die hij zich nog herinnert, zijn die van radiotechnicus, maar hij legde geen examens af, “omdat een leraar me niet aanstond”. Daarop volgden verscheidene stages, waaronder een in de meubelmakerij. Hij werkt graag met hout, betast het graag, net als metaal trouwens. Schuren, lijmen, passen en boren zijn handelingen die hij nog altijd met veel plezier uitvoert, te oordelen naar het aantal uren dat hij in zijn atelier doorbrengt.

Toen Le Cap d’Argent af was, stak Christophe Gevers al zijn energie in zijn eigen huis. “Van buiten is het niet geniaal, maar ik heb het gebouwd voor het interieur.” Op zijn 33ste werd hij door het instituut La Cambre gevraagd om, zonder diploma’s, de leiding te nemen over de afdeling meubelontwerp. Van dat ogenblik af diende hij zijn drukke leven te verdelen over vier activiteiten: het restaurant, het bouwen van zijn eigen huis, het onderwijs en het uitvoeren van ontwerpen, want hij had intussen ook een bureau opgericht dat snel uitbreiding nam. Onder andere de Generale Bank gaf hem geregeld opdrachten en ook het eerste Quick-hamburgerrestaurant op de Louizalaan richtte hij in. Er zijn in Brussel nog drie andere restaurants die zijn signatuur dragen: Le Vieux Saint-Martin, Canterbury en La Marie-Joseph. Voor een daarvan ontwierp hij een tafeltje dat steunt op drie punten. “Hoeveel tafels met vier poten wiebelen er niet omdat de vloer niet effen genoeg is? Dat heb je nooit met drie poten. En wil je een tafel voor zes, dan zet je er twee met de poten tegen elkaar, zodat niemand er hinder van ondervindt.”

De ontwerper hamert vaak op de kwaliteit van de materialen en de zorg waarmee ze worden verwerkt, en wuift daarmee alle commentaar over de prijs van het afgewerkte product weg. Dat geldt ook voor de stoel die hij in 1958 ontworpen heeft voor zijn restaurant en die je tegenwoordig in verscheidene musea aantreft. Hij is heel sober, met verchroomde poten en een zitting in natuurleder. “Op plekken waar ik hem tien of twintig jaar later heb geplaatst, staat hij nu nog. Het leder heeft zelfs een mooi patina gekregen.”

Om te weten hoe Gevers creatief te werk gaat, moet je echter in zijn eigen huis zijn. Meer dan uit zijn meubelen en siervoorwerpen leer je daar zijn manier van denken kennen, en de talloze praktische toepassingen daarvan. In zijn twintig vierkante meter grote atelier zijn de materialen en gereedschappen netjes gerangschikt en staan er gesofistikeerd uitziende machines. Hier boort, zaagt en schuurt hij aan materialen als hout, metaal en plexiglas. Hier bouwt hij de schaalmodellen van zijn nieuwe meubelen, zoals het tafeltje op drie afneembare poten uit zijn nieuwe collectie be.classics.

Hij tikt met zijn vinger op een soort van houten kokertje waarop zijn monogram staat en neemt er een sigaret uit. Hij kan het niet laten de sigarettenhouder nog even te strelen; hout aanraken heeft voor hem iets sensueels. Dit is dan ook geen banaal voorwerp: het bestaat uit houten lamellen van verschillende kleur die tegen elkaar gelijmd werden. Daarna boorde hij er in verticale richting met uiterste precisie een reeks gaten in. Het houtlaagje dat deze compartimentjes voor sigaretten scheidt, is over zijn hele lengte niet dikker dan Ć©Ć©n tot twee millimeter. Daarna boorde hij een gaatje in horizontale richting, waar een dun metalen staafje doorgaat dat de sigaretten belet uit hun schuilplaats te komen. En dan kwam de afwerking, dat wil zeggen voornamelijk het schuren van de buitenzijde tot die zacht en glad aanvoelde. En omdat hij de reproduceerbaarheid van deze oefening wilde testen, maakte Gevers minstens twee dozijn van dergelijke sigarettenhouders.

Hij vervaardigde talloze voorwerpen, tot en met speelgoed voor zijn kinderen en later voor zijn kleinkinderen. Maar zijn vindingrijkheid en zijn gevoel voor ruimte worden nog duidelijker in zijn woning en de manier waarop ze in de jaren zestig werd ingericht. Het plan is eenvoudig en lineair. Achter de voordeur bevindt zich een hal die enerzijds uitkomt op het nachtgedeelte en anderzijds op het woongedeelte, met een bureau en een grote living bestaande uit een eetkamer en een salon. De toegang naar de verdieping, waar zich zijn studio bevindt, bestaat uit een monumentale trap in beton. De opengewerkte treden maken hem bijna doorzichtig, helemaal in tegenspraak met zijn massieve karakter.

Wat nog het meest verbaast, zijn de materialen. Gevers heeft een voorkeur voor hout, metaal en steen. De vloer is van gezaagde en geboende arduin en de lage zoldering werd afgewerkt met warm dennenhout. Het grote hoogpolige wollen tapijt in de living accentueert nog de knusse sfeer die in de woning hangt. Metaal is discreter aanwezig, maar de schuifdeur tussen living en bureau is een grote glanzende plaat in messing. Dezelfde affectie voor het materiaal komt terug in de baksteen, die in alle muren zichtbaar is gebleven. Gevers heeft een hekel aan bepleistering. Maar zichtbare baksteen is een probleem voor kabelgootjes. Daarom werden er vernuftige verlichtingssystemen uitgevonden met snoeren die verbonden zijn met schakelaars laag bij de grond. Je hoeft maar even aan het snoertje te trekken om licht te hebben. De deurklinken zijn ook een eigen uitvinding. Om de architectuur nog te verlichten werden de gelakte binnendeuren omgeven met dunne metalen deurlijsten, en alsof het onmogelijk was daar klassieke klinken en sloten in te verwerken, bedacht hij ter plekke een eigen, heel discreet systeem.

Uren kan de ontwerper doorpraten over het hoe en het waarom van sigarenkistjes, een nachtlampje gemaakt van een metalen buis of een ander, veel poƫtischer lampje gemaakt van boombladeren geklemd tussen plexiglas. Of over die reusachtige buisluchter in de hal, een hangluchter in aluminium overtrokken met een stof die hij ooit prachtig vond. Nu brengt Gevers twee tafels uit bij de Belgische firma be.classics. Zowel de hoge versie in metaal als de lage versie in hout berusten eens te meer op een vernuftige mechanische structuur die beweegt als een kompas. Het doorzichtige glazen blad accentueert nog de lichtheid van het driepuntssysteem.

be.classics: 016 76 54 00, info@be.classics.be”

info@be.classics.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content