Weekend Knack heeft zich een zomer lang gewenteld in de Grote Gevoelens. Vandaag, bij het afronden van de reeks, rolt een traantje ontroering.`

Een gelijktijdige ontlading van geluk, hoop én verdriet, en dus wellicht het moeilijkste om te duiden. Maar ook wel het mooiste om mee af te sluiten. Ontroering, of het gevoel dat God in eigen persoon aan de deur komt kloppen.

Een vol uur is hij ermee bezig. Met een prille frons tussen de wenkbrauwen, in artistieke trance, weg van de wereld. Een vol uur stilzitten, enkel met kleurstiften in de weer : op zich al een mirakel voor mijn vijfjarige neefje, dat als een perpetuum mobile in het leven staat. Maar het gaat hier om zijn eerste opus magnum, dat wordt bij elke nieuwe daadkrachtige lijn duidelijker, en hij lijkt de ernst van zo’n mijlpaal te beseffen. Het uiteindelijke resultaat overstijgt zozeer al zijn vorige creaties, dat hij er zelf ietwat beduusd naar staat te kijken. Niet voor lang, algauw leidt zijn euforie tot een wereldse triomftocht langs alle aanwezige familieleden. “Boven mijn bed”, beslist hij ten slotte. Een ereplaats. En dan gebeurt het, enkele uren later. Ik heb net het portier van de wagen dichtgetrokken, wil vertrekken, en hij komt met grote ogen aangelopen. Met zijn tekening. Hij aarzelt even. “Voor jou. Je mag ze hebben. Omdat ik het zo leuk vind als je er bent.” Knak. Een handvol snaren harmonisch gesprongen vanbinnen. En tranen, die blijkbaar prefab klaarstonden. Boven míjn bed hangt het nu, zijn eerste meesterwerk. En het is verdomd moeilijk om ernaar te kijken en géén gezwollen keel te krijgen.

KRUIDJE-ROER-MIJ-NIET

“Ontroering heeft iets buitengewoon intrigerends. Wat is het toch”, vraagt de Nederlandse schrijver en psychiater Rutger Kopland zich af. “Dat een grap, een vondst, een gebaar, een foto, een schilderij, een paar regels, dat die iets teweeg kunnen brengen, iets onverhoeds kunnen laten gebeuren dat lijkt op het losspringen van een slot. Een op het eerste gezicht onbetekenende sleutel past op een slot waarvan je niet wist dat je dat in je omdroeg.”

Intrigerend, de ontroering, maar inderdaad bijzonder mysterieus. Dat gevoel dat de mens als enige zoogdier kan ervaren, dat gevoel dat je als een dief in de nacht overvalt, en weer verdwenen is voor je het goed en wel beseft. Groots, dat zeker, maar niet groot. Eerder klein van postuur. Een van de intiemste en meest geheime emoties, bitterzoet ook. Een vaste waarde bovendien in een mensenleven : alleen de plantenwereld heeft officiële kruidje-roer-mij-nieten. En voor alle duidelijkheid : de ‘ont’ in ontroering is geen tegenstellende ‘ont’, zoals in ontbossen. Wel een aanzwengelende en opstartende ‘ont’, zoals in ontvlammen.

“Ontroerd zijn, tot tranen geroerd, is de overgave aan iets dat groter is dan wijzelf”, schrijft de Nederlandse psycholoog en emotiespecialist Nico Frijda in zijn boek De emoties. “Het is niet alleen een kwestie van spanningsontlading. Het ontroerende kunstwerk wordt herkend als iets wat groter is dan wijzelf en waaraan we ons kunnen overleveren. En verder is de opwinding natuurlijk het resultaat van een uitdagende confrontatie met ongewone kwaliteit of betekenis.” Ontroering, als een soort letterlijk extatisch gegeven dus. Even de hand van God en Zijne Eeuwigheid op onze schouder. Frijda heeft het hier dan wel over een heel specifieke ontroering, opgewekt door kunst, door esthetiek.

Neuropsychiater aan de Leuvense universiteit professor Boudewijn Van Houdenhove maakt een ruwe opsplitsing tussen drie soorten ontroering. “Er is de esthetische ontroering, door een schilderij, een theatervoorstelling of, bij uitstek, muziek. De schoonheid of intensiteit van wat je ziet of hoort, raakt je zo diep dat je even boven jezelf uitstijgt, dat je de greep op jezelf haast verliest. Het is een soort van ontroering waar je vatbaar voor moet zijn : er zijn snaren voor nodig, in je binnenste, vóór die geroerd kunnen worden. Uit neurobiologisch onderzoek is gebleken dat muziek die bepaalde hersenstructuren kan activeren die de aanmaak van dopamine stimuleren, de neurotransmitter die een belangrijke rol speelt in de gelukservaring.”

Het is wat de Franse auteur Stendhal overkwam en beschreef toen hij bij een bezoek in 1817 haast uitzinnig werd door de schoonheid van Firenze, van de Santa Crocebasiliek meer bepaald. De Italiaanse psychoanalytica Graziella Magherini noemde veel later, in 1979, een syndroom naar de man, het stendhalsyndroom : een aandoening die zich zowel lichamelijk als geestelijk manifesteert wanneer iemand volledig overmand wordt door de schoonheid van kunst. Gevolg : versnelde hartslag, maar ook flauwvallen en duizeligheid, en in ernstige gevallen zelfs hallucinatie.

“Daarnaast heb je een religieuze ontroering, het grootse gevoel dat je overvalt wanneer je je opgenomen voelt in een spirituele beweging en dynamiek.” Iets wat dan weer al eens geduid wordt als het Jeruzalemsyndroom : sterke emotionele reacties op religieuze ervaringen. “En ten slotte is er de ontroering door de medemens, via empathie. Een geliefde zien huilen, beroert ons. Brengt tranen in de eigen ogen. Een pasgeboren baby zien, ontroert ons. Vaak door de onschuld en hulpeloosheid die we voelen door ons in te leven in het kleine wezentje, via empathie dus. In de hersenen is er een systeem dat steunt op een spiegelfunctie : iemand in beweging zien komen, prikkelt ook meteen bij ons neuronen in de hersenen die beweging in gang zetten. Net zo bij gevoelens. Leren doe je nu eenmaal door te imiteren, zo wordt die hersenfunctie onder meer evolutionair verklaard. Het is een aangeboren menselijke eigenschap.”

Hij splitst dan wel op, Van Houdenhove benadrukt ook dat ontroering een cluster van gevoelens is. “Ontroering is bijzonder moeilijk af te lijnen. Nu eens neigt het naar verdriet, een andere keer naar euforie. Nu eens heeft het te maken met een intense liefde voor iemand, een esthetische overweldiging, dan weer met een trieste herinnering. Vaak met meerdere van die zaken tegelijk. Het is moeilijk om het eenduidig te vatten.”

SILENCE, ON PLEURE !

En dan is er ook de psychoanalyse. Die blikt strak terug naar de kindertijd. “Ontroering treedt op door een ervaring die je, rechtstreeks of onrechtstreeks, terugbrengt naar je kindertijd”, zegt psychoanalyticus en docent aan de Gentse Hogeschool Lieven Jonckheere. “Je wordt even teruggevoerd naar de zwakke positie van die kindertijd. Je vereenzelvigt je met de onmacht van toen, de zwakte, de onschuld, het onbeschreven blad. Dát is het fundament van ontroering. Kinderen, hun naïeve woorden en daden, ontroeren heel snel. Dat is de rechtstreekse ontroering : het brengt je in directe lijn terug naar je kindertijd, en het besef ook dat die onherroepelijk verloren is. Kijk naar het prachtige gedicht van Kopland JongeSla : ‘Alles kan ik verdragen,/ Het verdorren van bonen,/ Stervende bloemen, het hoekje/ Aardappelen kan ik met droge ogen/ Zien rooien, daar ben ik/ werkelijk hard in. / Maar jonge sla in september,/ Net geplant, slap nog,/ In vochtige bedjes, nee. ‘ Voor mij is dat gedicht het perfecte paradigma voor ontroering : je wordt geconfronteerd met het kind, het prille begin, de machteloosheid, je identificeert jezelf ermee, waardoor je ook zelf even kind wordt, heel even maar. Bij ontroering verlies je even de controle over jezelf. Maar dat maakt je niet angstig, integendeel. Je kunt ervan genieten, omdat je weet dat je je tranen zo meteen weer onder controle hebt. Heel even mag het. Kan het. En dat raakt diep. Doet even wankelen, maar doet goed.”

Wat Jonckheere meer dan eens streng benadrukt, is de ethiek van de ontroering. Iets wat volgens hem met een heilig respect behandeld zou moeten worden. “Ontroering moet bijvoorbeeld eerst en vooral iets punctueels zijn. Duurt niet lang. Mág niet lang duren, anders wordt het vulgair en obsceen. Bovendien is het iets intiems en bescheiden. Kunst ontroert. Meer zelfs : ontroering is haast de motor van kunst. Maar kunst doet dat op een zachte manier, indirect. De media nemen meer dan eens op een obscene manier de snelweg naar krokodillentranen. Want goede tv doet huilen. Zo klinkt het adagium helaas steeds vaker. De Franse psychoanalyticus Gérard Miller heeft het spottend over le système lacrymogène : in plaats van ‘ Silence, on tourne’ eerder ‘ Silence, on pleure’. Die media treden de ethiek van de ontroering met de voeten.” Bij huiltelevisie gaat het volgens Jonckheere dan ook al lang niet meer om ontroering, alleen nog om goedkope sentimentaliteit. De rand tussen beide is vaak vervaarlijk dun, zo blijkt.

Ontroering mag geen consumptieproduct worden. Zoals ook filosoof Bart Verschaffel het misbruik van ontroering ooit trefzeker verwoordde. “De ontroering ‘bewijst’ dan de eigen gevoeligheid en levert de gevoelde zekerheid dat men aan de banaliteit en oppervlakkigheid is ontsnapt en wérkelijk in het subjectieve en het echte is aangekomen. Kunst is dan het product dat tegemoet moet komen aan de ‘behoefte aan ontroering’. Kunst moet doen ‘voelen’. ‘Hoezo – ik zit hier al een kwartier te kijken of te luisteren, of ik heb dat gedicht al twee keer gelezen, en ik voel nog niets ?’ Geen ontroering, geld terug.” Een pijnlijke mishandeling van een nochtans zo pure emotie.

ZIJDEN ZAKDOEKJE

“Het is misschien cru om te zeggen”, meent Jonckheere. “Maar wie door zo’n platte sentimentaliteit ‘geraakt’ worden, zijn doorgaans – om het met Gerard Reve te zeggen – oppervlakkige en wrede mensen. Zelf in het echte leven niet in staat om van binnen uit ontroerd te worden, zoeken ze naar een overdosis ontroering van buiten uit. Het moet voor hen in scène worden gezet. Het moet voorgesneden en geprakt worden, en lepeltje voor lepeltje toegediend. Ontroering wordt dan bijna door de media geëxploiteerd om mensen die uit zichzelf weinig voelen, zich toch ‘mens’ te laten voelen. Klinkt hard, maar zo is het. En dat is zo vreselijk jammer. Ontroering is te mooi om ermee te sollen.”

Anders gezegd : achter ontroering loop je niet aan. Ontroering overvalt je. Ontroering moet je koesteren, maar vooral vrij laten. Niet kooien, kunstjes aanleren en tot een slaafje van de mensheid vernederen.

Nog twee eigenzinnige kantjes ten slotte van ontroering. Ten eerste : het is een volwassen emotie. Kinderen kennen het niet, ontroering. Voor psychoanalisten hét bewijs voor hun ’terug naar de kindertijd’-verklaring. Volgens anderen omdat het esthetische vermogen van de hersenen nog niet volledig ontwikkeld is, evenmin als het vermogen tot empathie. Of omdat ontroering nu eenmaal alles te maken heeft met die scheur in het verdovende volwassenenharnas, iets wat kinderen nu eenmaal nog niet hebben aangetrokken. Geen harnas, ook geen onverwachte scheuren dus.

Ten tweede : geen ziltere tranen dan die van de ontroering. Jan Fabre, die jarenlang met zijn tranen schilderde, kan het weten. “Ik heb ontdekt dat verschillende soorten tranen verschillende sporen nalaten op papier”, vertelde hij ooit. “Bij mijn irritatietranen bleef er geen zout achter, bij de emotionele een beetje en bij de tranen van ontroering werd de ondergrond echt korrelig.”

En nog een tip. Volgens de ethiek van de ontroering zijn papieren zakdoekjes een belediging voor de tranen van ontroering. Enkel een echt zakdoekje mag u uw ontroerde medemens aanbieden. Een zijden, als het kan.

Door Guinevere Claeys / Illustratie Liesje Mentens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content