Van de zandstranden van de Caribische kust naar de toppen van de Andes, van de weelderige jungle naar de glooiende plantages van de Zona Cafetera, van eeuwenoude stadjes naar metropool Bogota: Colombia heeft vele gezichten. Voorlopig ankeren cruiseschepen enkel in Cartagena, elders in het land staat het toerisme nog in de kinderschoenen. Daar vallen nog ontdekkingen te doen.

Het begint al op de rommelmarkt in de grootstad, waar gelegenheidsverkopers achteloos achter kratten vinylplaten, oude radio’s, geschilderde reclamepanelen of opgezette dieren zitten. Of achter een immense berg thee van coca, het gewas uit de Andes waarvan de indigena’s (de oorspronkelijke bevolking) al eeuwen de bladeren kauwen en dat junks wereldwijd als cocaïne door hun aderen jagen. Verrassend : het cocablad is hier, net als in de meeste Andeslanden, volstrekt legaal voor thee en kruidenkoekjes. Slechts na een chemische bewerking ontstaat de drug cocaïne waarmee dit land vereenzelvigd wordt.

“Wist je dat de drugskartels in hun hoogdagen boudweg voorstelden de nationale schuld af te lossen, in ruil voor amnestie ?” vraagt gids Mauricio Carrasquilla. Colombia verkocht zijn ziel niet aan de duivel, maar streed op vele fronten. De veiligheids-situatie verbeterde de laatste tien jaren gevoelig. Drugskoning Pablo Escobar is niet meer, het guerrillaleger van de Farc werd teruggedrongen tot de verste uithoeken van de jungle en ook de extreemrechtse milities verdwenen van het strijdtoneel. “Allemaal verdienen ze fortuinen met de internationale drugshandel, met massa’s zwart geld dat terug de normale economie in moet. Alleen omdat de drugs illegaal zijn, brengen ze zo buitengewoon veel geld op. De oorlog tegen drugs kún je niet winnen”, zo meent mijn gids. “Stel je voor : in zijn thuisstad Medelllin was Escobar ( ooit in de top tien der rijksten op aarde) een vrijgevig filantroop, bouwheer van sociale woningen, buitengewoon populair bij de gewone man.” Politiek lijkt alomtegenwoordig op de pleinen van Bogota, waar indignados slogans draperen aan het standbeeld van Simon Bolivar, verlosser van het continent. De revolutie, het lijkt een eeuwige bezigheid.

34.000 GOUDEN OBJECTEN

Nee, Bogota is niet onveiliger dan een Europese grootstad. Zeker niet voor fietsers op zondagochtend, zoals Mauricio wiens spoor ik volg. Wat in Brussel niet kan, wordt in een stad van ruim zeven miljoen inwoners elke week werkelijkheid. Niet enkele straten, maar het hele centrum is op zondag autovrij. Voetgangers, skaters en fietsers krioelen door de straten, een chaotische wirwar van eetkraampjes, kinderkoetsen en stootkarren beladen met ananas en kokosnoten. Hier en daar speelt een orkest ten dans of vrolijken schetterende muzikanten een straathoek op. Met mijn gids Mauricio vertrok ik vanochtend in de smalle steegjes van La Candelaria, het historische hart. Het is een dambord van kasseistraten, koloniale herenhuizen en regeringsgebouwen, een Spaanse provinciestad waardig. Felle pasteltinten kleuren de gevels in een bont palet, zo vrolijk als de salsa die in de cafés uit de luidsprekers schalt.

Tijdens de fietstocht houden we halt aan de imposante kathedraal en bezoeken het overweldigende Museo del Oro, een schatkamer van 34.000 gouden objecten, een van de opmerkelijkste schatten van het continent. Borstplaten, maskers, juwelen en hoofdtooien glimmen er in goed beveiligde etalages. Ronduit verrassend is de rondborstige collectie van het museum van Botero, waar niet alleen goed in het vlees zittende topstukken van de Colombiaanse kunstenaar pronken, maar ook zijn verzameling Picasso’s, Dali’s en impressionisten.

Cerro Monseratte, een bedevaartsoord aan het eind van een kabelbaan, verheven boven het stadsgewoel, geldt als het letterlijke hoogtepunt van de stad. Genietend van het schitterende panorama over de grootstad aan de voet van de Andes, realiseer ik me plots dat dit een van de hoogst gelegen hoofdsteden ter wereld is.

VOLG DE KOFFIEROUTE

Vroeg de volgende ochtend vlieg ik over de toppen van de Cordillera Central, een bergketen naar het westen. Witbesneeuwde vulkanen braken stoomwolken uit, als geisers in de wolken. Dan zwenkt het vliegtuig naar een zee van groen, de vruchtbare Zona Cafetera. Toegangspoort Armenia (zo genoemd ter herdenking van de Armeense genocide) ligt verscholen tussen glooiende heuvels, begroeid met bananenplantages en koffieterrassen, strak in het gelid. “De beste koffie ter wereld”, snoeft de gastvrouw van Finca El Palmar, een schitterend koloniaal pand in de schaduw van palmbomen. Stemmige kamers, houten balkons met hangmatten en een zwembad met zicht op de plantages, de stadsdrukte is plotsklaps ver weg.

Sedert de koffiecrisis stellen steeds meer finca’s hun deuren open voor toeristen. De ‘ruta del café’, een project om Unesco-erkenning te krijgen voor dit cultureel landschap, moet het lokale ecotoerisme een cafeïneshot geven. Hacienda San Alberto, een van de meest prestigieuze koffieboerderijen van het land, dompelt de bezoeker alvast onder in een bad van aroma’s en smaken, van groene appel en limoen tot caramel en chocolade. Tijdens mijn koffiedoop leer ik dat Colombiaanse koffie zo’n rijke smaak krijgt omdat de bonen in fris bergwater geweekt en gewassen worden. Ongetwijfeld draagt ook het mooie panorama bij aan het genot van het kopje ter plekke gebrande espresso.

PALM MET PUNKKOP

Op een uurtje rijden van Armenia ligt het pittoreske Salento, het oudste stadje van de streek. Op het centrale plein, omgeven door kleurige, koloniale panden, slechts één etage hoog, lijkt het of de tijd heeft stilgestaan. Bontgeschilderde luiken langs de ramen, minstens drie contrasterende tinten per gevel, oude heren in poncho wiegend in een schommelstoel op de pergola. Elk moment verwacht ik nu de soundtrack van een spaghettiwestern en Clint Eastwood grijnzend op een houten balkon. Paard en kar delen de kasseien met aftandse Willy-jeeps, het ros van de hedendaagse cowboys. De oude Amerikaanse legervoertuigen zijn op het platteland alomtegenwoordig, het ideale transportmiddel voor 25 zakken bonen, een lading bakbananen of een handvol toeristen. Op enkele kilometers van verstild Salento ligt de Valle de Cocora, de toeristische trekpleister van de regio.

In een jeep rijden we over kronkelende bergwegen naar de mooie vallei, bekend voor de unieke Palma de Cera, de hoogste palm ter wereld. De waspalm, een endemische soort van de Andes én de nationale boom van het land, groeit ruim zestig meter hoog. De haast absurd hoge honderdjarigen, ranke stammen bekroond met een punkerige palmenkroon, vormen het ideale decor voor een wandeling of een rit te paard, langs én door de rivier, hogerop in de vallei, waar het struikgewas dicht is en het vogelgezang uitbundig. Net als de palm wordt de geeloorparkiet, waarmee de boom in een wonderlijke symbiose leeft, bedreigd. “Sedert de bescherming herstellen de populaties”, sust de gids. Allerminst met uitsterven bedreigd is de forel, vers uit de rivier, die lokale restaurants als dagschotel serveren.

Ook nabij Pereira overnacht ik in koloniaal erfgoed. Het antieke meubilair van de luxueuze haciënda San José, een residentie in Spaanse stijl, lijkt een museum waardig. Glimmende houten vloeren, romantische hemelbedden en zilveren bestek ademen de sfeer van een vervlogen tijd.

DE ZUS VAN BROOKLYN BRIDGE

Een lange rit door de bergen voert naar Santa Fe de Antioquia, een mooi bewaard koloniaal stadje langs de oevers van de Rio Cauca. Stadsrechten – als regionale hoofdstad – kreeg Santa Fe al in 1545 van Filips de Tweede, koning van Spanje. In het midden van de negentiende eeuw nam Medellin de leidende rol over en verzonk Santa Fe in een winterslaap, tot het hele stadje in 1960 een Nationaal Monument werd. Mocht dit mooi bewaard geheel elders in Latijns-Amerika liggen, je zou er over de koppen van backpackers en autobusreizigers kunnen lopen. Voorlopig heeft de bezoeker het rijk nog voor zich alleen. De lokale variant van een taxi is hier de motorriksja, een even vrolijke als handige driewieler waarmee ik de Puente de Occidente bezoek, een stalen hangbrug over de kolkende Caucarivier. De legendarische José Villa, een dronkeman die de kneepjes van het vak leerde bij de bouw van de Brooklyn Bridge in New York, ontwierp en bouwde de ranke brug. De locals geloofden nooit dat het bijna driehonderd meter lange bouwwerk de tand des tijds zou trotseren, maar de honderdjarige dient nog steeds.

ALS IN EEN MÁRQUEZROMAN

Via Medellin vlieg ik naar Cartagena, de toeristische trekpleister van het land. Van op afstand doet de skyline van hotels en residenties op een smalle strook zand aan miljoenenstad Miami denken, maar binnen haar omwallingen die zo veel belegeringen trotseerden, heeft de historische stad niets van haar charme ingeboet. Vanzelfsprekend vind je hier een handvol mooie barokkerken in zuurtjeskleuren, een centraal plein met indrukwekkende regeringsgebouwen, statige patriciërswoningen en kloosters. Maar bovenal bruist deze stad van leven, druk met markten en venters, met veel volk op straat, en nauwelijks toeristen, uitgezonderd die middag dat er een cruiseschip aanmeert.

De wijk Calamari, het historische hart rond de kathedraal, biedt shoppers een ruime keuze aan elegante boetieks, artisanale ateliers, Creoolse eethuizen, ouderwetse ijssalons met bloemetjesbehang en intieme pleinen. Is het omdat Colombia zo lang van de toeristische radar verdween, dat Cartagena nog zo authentiek eigenwijs is ? Dit is een stad om kriskras in te verdwalen, om je in te verliezen als in een roman van Gabriel García Márquez.

Het mooiste moment van de dag lijkt de schemering, als het licht van de lantaarns weerspiegelt in de kasseistraten. Het hoefgetrappel van de paardenkoets galmt langs de bonte gevels, okergeel, hemelsblauw of ossenrood. Nu moet je kiezen, een sundowner op de stadswal, of een salsabar in de schaduw van de klokkentoren. Plaza de los Coches, een driehoekig plein met in het midden een standbeeld van de stadsstichter, ontpopt zich ’s avonds tot een drukke uitgaansbuurt, waar toeristen en locals verbroederen op het ritme van de salsa. Als ik dronken van mojito en muziek de bar verlaat, kleurt de ochtend blauw.

TEKST & FOTO’S JO FRANSEN

De oude Amerikaanse legerjeep is het ideale transportmiddel voor 25 zakken bonen of een handvol toeristen

Je treft in Cartagena nauwelijks toeristen aan, behalve als er een cruise aanmeert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content