Op de een of andere manier trek ik ze aan, kleine mannen. Nee, ik heb het nu niet over kinderen, maar over de bonsais van het sterke geslacht, maximum 1.70 meter met de hak van een stoere cowboylaars eronder. Vreemd toch, want zelf ben ik 1.76 meter op kousenvoeten en bepaald niet anorectisch, als u begrijpt wat ik bedoel. Dat is een hoop vrouw om te veroveren, maar laat dat voor sommige opdondertjes nu net een uitdaging zijn. Daar is in principe niets op tegen, ik ben niet zo ouderwets dat ik vind dat in een koppel een man per se langer moet zijn, laat staan ouder. Je ziet ze trouwens steeds vaker in het straatbeeld, van die boomlange vrouwen hand in hand met een onderdeurtje. Sommigen zien er erg gelukkig uit. Maar eerlijk is eerlijk, zelf heb ik het er in de praktijk toch moeilijk mee. Je voelt je zo groot en lomp als je over de schouder van zo’n handig zakformaat gedrapeerd over de dansvloer schuifelt. Woman mountain op verplaatsing. In een vliegtuig kan ik de compacte man als reisgezel dan weer appreciĆ«ren, wegens de extra beenruimte.

Nu, men grow colder as girls grow older, zoals Marilyn Monroe ooit zong, en de kleintjes vormen daar geen uitzondering op. Alweer een probleem dat zichzelf oplost. En toch, af en toe krijg je nog wel eens met een verrassingsoffensief te maken. Zoals vorig jaar in een aardig restaurantje in de buurt van de Mercado Central in Cadiz, waar ik tegen lunchtijd in mijn eentje aangewaaid was. De jamĆ³n iberico was er overheerlijk, de pulpos in eigen inkt evenzeer. Zeer goedkoop ook, wat zeg ik, gratis. Op voorwaarde dat ik instemde met een afspraakje met de patron, om vijf uur op het strand bij de vissersbootjes. Romantisch, daar niet van, ware het niet dat tijdens het aanzoek zijn neus, zo’n markante scherpe zoals je ze wel vaker op Spanjaarden aantreft, zich ongeveer ter hoogte van mijn sleutelbeenderen bevond. Op de koop toe begon het hard te regenen. Alweer een mooie romance in de kiem gesmoord.

Maar niet de laatste. Onlangs kwam ik met de Eurostar uit Londen. Na een druk weekend, mijn enige betrachting was mij in een dikke ongelezen Vanity Fair te verdiepen. Maar dat was zonder het olijfkleurige heertje naast mij gerekend. Indian, ving ik op, zodat ik aanvankelijk dacht met een Oglala of een Zwartvoet te maken te hebben. Maar nee, het bleek om een naar de States uitgeweken IndiĆ«r te gaan. Een hersenchirurg, bovendien. Jaja, en ik ben astronaut, denk ik dan. Want als ik iets geleerd heb in dit leven, dan is het niet alles te geloven wat mannen mij willen wijsmaken. Hersenchirurg of niet, het betrof een druk mannetje, met uitgesproken meningen over zowat alle aspecten van het wereldgebeuren. Ik liet hem maar razen. Een zekere geestelijke luiheid is mij niet vreemd en mensen van mijn gelijk overtuigen, behoort al helemaal niet tot mijn ambities. En nee, met hem uit eten gaan in Brussel zag ik ook niet zitten. Waarna het gesprek weer over hersenchirurgie ging. Als je maar lang genoeg in de journalistiek zit, kun je over alles wel een woordje meepraten. En laat ik nog niet zo lang geleden een stuk over revalidatie na hersenletsels geschreven hebben. “O, als ik van tevoren weet dat ze er als planten zullen uitkomen, geraken ze bij mij niet levend van de operatietafel”, zei het mannetje monter. Ik slikte, ik keek om mij heen. Schuin links was er een lege stoel. Naast een man die rustig zat te lezen. Hij zag er menslievend uit. En minstens 1.85 meter, schatte ik.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content