Wat zou ik vandaag doen, denk ik vanuit het oude Europa, als ik zoals Orlando van Virgina Woolf van geslacht zou veranderen en twee weken lang Jacqueline zou zijn? Allebei leven we van onze pen en computer, allebei zijn we Belg/Vlaming, maar zij is ook New Yorkse en dat ben ik niet; kan ik ook niet zijn met een achterstand van twintig jaar min negen dagen. Want dat is mijn ervaring: negen dagen Big Apple, op stap met dochter Sara in een tijd dat de torens nog onlosmakelijk – wat een relatief woord – met de skyline van Manhattan vergroeid waren. Als haar ervaringen de verdiepingen van de Empire State Building vullen, de op een na mooiste skyscraper van de stad, dan moet ik me verzoenen met een pizzatent op Union Square. Maar wat zou ik doen vandaag?

Bij zonsopgang vanuit Staten Island de ferry naar Manhattan nemen, het is een van die dingen die je in New York moet gedaan hebben, de wind van baai en Hudson laten waaien en met veel weemoed genieten van dit uitzicht dat alleen geëvenaard wordt door de skylines van Hongkong en Shanghai. En me verbeelden wat ik ooit heb gezien en nu nooit meer kan zien, Old New York met die lelijke tweelingtorens waarover ik niet wil schrijven, maar hier op die stampende boot kan ik toch niet anders en kan nooit iemand het nog anders: elf september is een keerpunt in de geschiedenis van de stad, en verdomd nog aan toe, ook in die van de wereld. Je staart ernaar zoals je blik gevangen wordt door een aangezicht met een verschrikkelijk litteken, want je wil kijken zoals je naar andere mensen kijkt, maar dat wil niet lukken want je bent gebiologeerd door dat geschonden gelaat.

Zo zal ook New York nog lange jaren voor iedereen een verminkt gezicht blijven, voor wie haar onaangerand heeft gezien, voor wie er vandaag leeft en voor al wie haar in de toekomst wil bezoeken.

Bij iedere reis hoort een kleine initiatie: een etalage van La Perla en ik ben thuis in Italië, een paar kilometer broeierige hoogvlakte in Spanje is oudvertrouwd, de diepe kleuren van savanne en woestijn branden in mijn ziel. In New York is het de yellow cab die, voor het eerst in het echt, het naaldenwoud van Manhattan binnenglijdt. Toen ontwaakte het verlangen New Yorker te worden. Omhoogkijken is een van de eerste gedragspatronen van iedere nieuwkomer: het is de verwondering over Amerika’s uitvinding, de skyscraper als kunstwerk. Overal gaat mijn blik omhoog. Op een muur beslaan de ranke benen van actrice Sarah Jessica Parker tien verdiepingen, terwijl honderden voetgangers wachten op lichten die walk en don’t walk gebieden in de zachte chaos van Park Avenue. Op Madison Square waan ik me in Sevilla en ik ben gek op de Flatiron Building, die me om ik weet niet welke reden aan schilderijen van Edward Hopper doet denken. Ook gaan slapen of wakker worden, is iedere dag spectaculair: vanuit mijn hotelbed kijk ik op tegen de gevel van de Empire, sprookjesachtig verlicht of badend in de ochtendzon. Maar m’n hart gaat toch naar dat andere kunstwerk: met de fonkelende spits, vol bogen en driehoekige ramen vind ik de zilveren Chrysler Building het fraaiste torengebouw van de stad.

Omhoogkijken. Door toeval heb ik de stad bezocht vóór 11 september 2001. Dat is niet onbelangrijk. Want zoals Jacqueline het World Trade Center de geschiktste uitkijkpost noemt, zo heb ook ik na lang aarzelen boven gestaan op een van de tweelingtorens. In het torenwoud van het Financial District, het financiële hart van de wereld dat in Wall Street stomweg het lot van de wereldeconomie bepaalt, wou ik vluchten uit de genadeloze stress van NY als meest meedogenloze stad op aarde. Naar het dak van vrijhandel en winstbejag, naar de top van het WTC, 110 verdiepingen hoog. Boven was ik verrast, het grandioze uitzicht verzoende me met de hoofdstad van het kapitalisme: Manhattan is van een esthetische perfectie, met water aan beide kanten, de bruggen en de andere wijken, de schoonheid van Brooklyn Bridge en op de antenne van de andere toren een broedende slechtvalk. Dit uitzicht moest je genoten hebben, maar we weten dat het nooit meer zal kunnen.

Vóór elf september dacht ik, na amper één bezoek, dat het makkelijk zou zijn om New Yorker te worden. Een naïeve gedachte, maar ook typisch New Yorks. Die tragische dag waarop twee Boeings zich in de Twins boorden, ben ik thuis New Yorker geworden, aan het scherm gekluisterd zodra ik op de radio hoorde over een inslag. Het was alsof ik aan de overkant in Brooklyn sprakeloos keek naar een tafereel dat de wereldgeschiedenis onherroepelijk zou veranderen. En in een flits vol herinneringen dacht ik dat de stad nooit meer zou zijn zoals ze is geweest. Tot ik slechts enkele dagen later een inheemse vrouw op televisie hoorde zeggen: ” New York will never be the same, it will be better.” Dat is pas echt New Yorks en het bewijst dat ik nog veel moet leren om ook een echte bewoner van Big Apple te worden.

Mark Gielen vanuit Gent. Jacqueline Goossens is twee weken met vakantie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content