Wat anders is de wereld dan een plek waar goede mensen zich staande trachten te houden tussen crapuul dat meestal de lakens uitdeelt ? Als tegengif voor dergelijke wereldbeelden lees ik in deze kerstballentijd weer stripverhalen van Guust Flater. Dat heerlijke, in grasgroene slobbertrui voortslefferende personage vloeide uit de pen van André Franquin, over wie Hergé gezegd schijnt te hebben : “Naast deze grote artiest ben ik maar een armzalige tekenaar.”

Dierbaarder dan het stugge, krampachtige Kuifje is mij inderdaad de speelse Guust, met in zijn kielzog dat onoverzichtelijke universum aan bowlingballen, depressieve meeuwen, krolse katten, ongesorteerde post, perpetua mobilia, verbazingwekkende uitvindingen en een oorlog op leven en dood tegen de parkeermeter. Flater heeft, naast een charmante leepheid, een groot hart voor al wat kwetsbaar is op deze wereld. Het strebertje dat ik als kind was, sympathiseerde vooral met Pruimpit en Kwabbernoot, die hun kantoorhulpje Flater – Getverdrrrie ! – voortdurend tot noestere arbeid maanden. Terwijl ik nu zie hoe al die vlijt toch maar tot het smelten van de gletsjers leidt, om niet te zeggen tot de ondergang van de mensheid. De wereld zou er baat bij hebben mocht er wat minder gewroet, voortgeplant en heen en weer geraasd worden. Als groene jongen was Guust zijn tijd vooruit.

Nu pas valt mij op dat er in die tekeningen weleens een ’toc’ is blijven staan, wat bij ons ’tok’ zou zijn, zoals we in het Nederlands ook geen ‘rôôôôôz’ doen als we slapen. Vreemd is het om pas op gevorderde leeftijd te beseffen dat Guust Flater eigenlijk Gaston Lagaffe heet, Pruimpit Prunelle en Kwabbernoot Fantasio. Guusts geliefkoosde uitroep Nou moe ! blijkt dan weer oorspronkelijk M’enfin ! te zijn geweest.

Als kind sta je er niet bij stil dat de strip die je leest uit het Frans is vertaald, zoals je er ook niet bij stilstaat dat die is getekend door een mens van vlees en bloed. Het is alsof Guust altijd al heeft bestaan, en geen behaarde hand behoefde om ter wereld te worden gebracht. Vreemd is het om op het internet foto’s van Franquin te zien, die een man bleek met sluik haar, forse tanden en een bril met dioptrie. Doorgaans is het beter niet te veel te weten over de geestelijke vaders van je helden, want vaak blijken het drankorgels, zeurpieten of arrogante zakken, wat afstraalt op de schepsels die ze hebben nagelaten. In het geval van Franquin blijkt dat nogal mee te vallen. Wie hem heeft gekend, omschrijft hem als zacht en bescheiden. Een man die leed onder zijn succes en niet begreep waarom hij miljonair werd terwijl collega’s zwarte sneeuw zagen. Hij worstelde met depressies, maar zei mooie dingen als : “Ik kan me een leven voorstellen waarin ik alleen maar dieren teken. De vleugel van een vogel is een wonder op zich. Het valt moeilijk uit te leggen, maar de manier waarop een vogel met zijn vleugels op de wind zeilt bij het landen is absoluut adembenemend.”

Franquin stierf op 5 januari 1997 in Saint-Laurent-du-Var, op een boogscheut van Nice, officieel aan een hartaanval. Met welke bagatellen was ik bezig terwijl de man zichzelf weggomde die mijn jeugd heeft verlucht met Juffrouw Jannie (‘Mademoiselle Jeanne’), de Flaterfoon (‘Gaffophone’ — het idee ontstond bij een bezoek aan het Afrikamuseum in Tervuren) en zijn aftandse, knalgele autootje ? Volgens het internetorakel is dat een Fiat 509 uit 1925, uitgerust met een viercilindermotor met bovenliggende nokkenas en een cilinderinhoud van 990 cc. Die details hoef ik niet echt te weten ; legendes in slobbertrui ontsnappen aan de benepenheid van cijfers en materie.

Guusts oorlog tegen de parkeermeter lijkt, helaas, voorgoed verloren. En de GAS-boetes ? Nou moe ! Zo’n waslijst aan knullige overtredingen kon zelfs Franquin zich niet voorstellen, in zijn almachtige verbeelding.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

“Het valt moeilijk uit te leggen, maar de manier waarop een vogel met zijn vleugels op de wind zeilt bij het landen is absoluut adembenemend”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content