Philippe Guilmin noemt zich een ontrouwe verzamelaar en bewoont een huis dat op een atelier lijkt.

:: Voor meer informatie over het gastenverblijf ‘Chambres en ville’ :

02 512 92 90 of philippe.guilmin@skynet.be

Een klassiek burgerhuis met drie salons achter elkaar, zoals je er zoveel hebt in Brussel, vind ik saai”, zegt Philippe Guilmin. “Daarom hou ik van dit pand, dat nooit een burgerwoning was, maar altijd al een atelier, een werkhuis. Het heeft een verrassend grondplan, met een voor- en een achterhuis. Achter het gebouw aan de straatkant staat er dus een echt atelier. Onderaan zat er vroeger een stal voor paard en kar, nu heb ik daar mijn eetkeuken. Waar werkplaatsen waren, slaap en werk ik. Boven, onder de pannen, stapel ik goederen, zoals vroeger. Omdat de originele hijskraan is bewaard, kan ik er gemakkelijk meubelen en rommel op stouwen. Zo hebben mijn kinderen een zolder vol schatten. Ze komen hier nu en dan wat uitkiezen voor hun eigen interieur.”

Niet alleen de zolder moet worden benut, meent Guilmin, het hele huis moet een functie hebben. Ooit kocht hij het voor een kinderrijk gezin. Maar intussen hebben die kinderen het nest verlaten.

De bureaus van de baas en van de meestergast in het voorhuis zijn nu ontvangstruimten geworden en de talrijke slaapkamers, gedeeltelijk ooit ateliers, zijn gastenverblijven. “Het grootste deel van mijn huis, bijna het volledige voorhuis, heb ik omgevormd tot gastenkamers.” Guilmin hield zich zelf bezig met restauratie en decoratie. Zijn persoonlijke stijl past goed bij het huis en de buurt. “Ik woon hier in een half verwaarloosde, maar toch sympathieke wijk aan het Londenplein in Elsene, die net aan de grote kaalslag is ontsnapt. Toen ik het huis kocht in 1991, werd de wijk nog bedreigd. In die tijd gingen er heel wat fraaie panden tegen de vlakte. Gelukkig is er veel veranderd. Beneden in het verkommerde huis werkte een traiteur, boven werd armoedig gewoond. Net na de oliecrisis ging iedereen de plafonds verlagen. Zoals hier. Zelfs de lambriseringen waren niet meer te zien. Dat is dus allemaal hersteld. Ook het dak over de binnenplaats brak ik af omdat dat de hele gelijkvloerse verdieping versomberde.” Aan het gebouw zelf werd er weinig veranderd : schouwen, vloeren en veel deuren bleven bewaard. Kortom, de charme werd hersteld. Wat er bijkwam, kreeg vorm in een aangepaste geest. Oude wastafels en baden werden gerecupereerd voor romantische badkamers en overal vandaan werden mooie, simpele meubelen aangesleurd. Omdat Guilmin zelf nogal wat meubelen en de wanddecoratie maakte, hangt de ateliersfeer in heel het huis.

Non-conformisme

Niet alleen het gebouw is charmant, ook de aankleding. “Ik hou van allerlei soorten objecten, van meubelen tot oude glazen”, zegt Guilmin. “Niet van antiquiteiten, maar van gebruiksvoorwerpen die een leven achter de rug hebben. Die zijn poëtisch geladen. Ik vind ze overal en breng ze mee. Doorgaans zijn het dingen met een eenvoudige vorm en het liefst van artisanale makelij. Ze hebben oervormen. Neem nu dit geroeste tuinschopje dat eigenlijk op een Cycladisch beeldje lijkt. Er is zoveel moois dat je van straat kunt oprapen.”

Volgens Guilmin moet je er gewoon oog voor hebben. “Toen ik jaren geleden in de reclamesector werkte, leerde ik goede vormen snel herkennen. Dit beroep vormt je oog voor sfeer, vorm en verhoudingen, je kunt feilloos het onderscheid maken tussen een goede en een slechte foto.” Dat kwam niet alleen van pas bij de decoratie van het huis, ook bij het vinden van praktische oplossingen, zoals voor de bouw van wat hij zijn ‘serviesbibliotheek’ noemt in de eetkeuken. Een grote hoge wandkast met talloze hokjes waarin delen van schier ontelbare serviezen zijn gestapeld. “Ook die bibliotheek is niet gesofisticeerd. En ook de serviezen zijn amper versierd : ik hou toch van eenvoudige vormen. In die zin ben ik wel wat minimalistisch van stijl. En doordat niets echt rijkdom uitstraalt, is alles non-conformistisch. Hier en daar duikt er wel een barokker element op, zoals een fragment van oud wandbehang, maar het gaat om niet meer dat om accenten. Ik verzamel veel, maar impulsief. Ik ben ontrouw : ik kan twee jaar lang witte glazen verzamelen, en dan opeens gekleurde ontdekken.”

Heilige plek

Eén plek in huis is heilig : het atelier op tweehoog in het achterhuis. “Maar noem deze kamer geen bureau, want ik huiver van deze term. Het is van alles wat. Dit is de plek waar ik doe, denk en creëer. Er staat een grote tafel zodat er plaats is, als ik aan iets begin kan ik het laten liggen : dat is luxe. Hier schilder en schrijf ik, hier staat ook mijn bibliotheek”, aldus Philippe Guilmin. Erotisch geladen stillevens hangen overal in huis, en worden op de tafel of op de vloer van het atelier geborsteld. Guilmin is ook op andere fronten actief. Nu en dan richt hij een interieur in. Momenteel legt hij de laatste hand aan de decoratie van de Café du Vaudeville in de Sint-Hubertusgalerij in Brussel, dat op 1 december zijn deuren opent. Ook daar werkt hij volgens hetzelfde recept : hij inspireert zich op de bestaande architectuur van de galerij om een nieuw interieur te ontwerpen in een nonchalante grootstadstijl.

Tekst Piet Swimberghe I Foto’s Jan Verlinde

“Ik hou van allerlei soorten objecten, niet van antiquiteiten, maar van gebruiksvoorwerpen

die een leven achter de rug hebben.

Die zijn poëtisch geladen.””Ik ben ontrouw : ik kan twee jaar lang

witte glazen verzamelen, en dan opeens

gekleurde ontdekken.”

“Er is zoveel moois dat je van straat kunt oprapen. Je moet er gewoon oog voor hebben. Toen ik jaren geleden in de reclamesector werkte,

leerde ik goede vormen snel herkennen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content