Nilgün Yerli, in Nederland bekend als ‘Turkse troel’, gaat de vooroordelen met humor te lijf. De columniste erfde verhalen van haar wijze moeder, ageert tegen aparte scholen en komt op voor de Turkse toerist in het Van Gogh Museum.

Met haar Nederlandse vriend Mark Koudijs vormt Nilgün Yerli (30) de cabaretgroep Turkse troel integreert. Turkse troel is ook de titel van haar pas verschenen boek, een bundel krantencolumns. Daarin vertelt ze hoe ze het ervaart te leven in twee culturen. De uitdrukking “Turkse troel” is ontstaan tijdens de Nederlandse radio-uitzendingen die door Nilgün Yerli werden gepresenteerd. Luisteraars die moeite hadden met het uitspreken van haar naam, stelde ze voor om haar gewoon “Turkse troel” te noemen. Yerli kwam als kind naar Nederland. Nu woont ze in Haarlem.

U hebt een hekel aan het woord ‘allochtoon’?

Nilgün Yerli: Ik vind de toon van dat woord zo negatief. Dat komt allicht niet door het woord zelf, want ik begrijp dat je een benaming moet geven aan de mensen die niet Nederlands zijn. Maar ‘allochtoon’ is een beladen woord dat aangeeft dat je anders bent dan anderen. Het maakt je duidelijk dat je een buitenstaander bent, ook al leef je hier en behoor je intussen tot de derde of de vierde generatie. Toch krijg je nog steeds het etiket ‘buitenstaander’. Aan etiketten is er geen gebrek. Surinamers worden hier zelfs aangeduid met ‘gekleurde autochtonen’. Maar worden zulke woorden niet overbodig? Moeten mijn kinderen, die hier geboren worden en die een Turkse moeder en een Nederlandse vader hebben, het stempel van allochtoon krijgen? Het hangt natuurlijk samen met de menselijke nieuwsgierigheid. Als ik een meisje ontmoet en ze heeft donker haar en ik kan haar niet plaatsen, dan vraag ik ook waar ze vandaan komt.

Maar dat is jammer, het zou eigenlijk niet moeten. Als er aliens naar ons toe kwamen, zouden ze het onderscheid dat wij onder elkaar maken waarschijnlijk verwaarlozen. Ze zouden ons allemaal als mensen beschouwen. Toen mijn vriend eens kwaad op mij was, schreeuwde hij ‘allochtoon’. Als scheldwoord was het nieuw voor mij – het woord ‘Turk’ heeft hij nooit gebruikt. Ik moest er vreselijk om lachen, want ik vond het origineel. Hoewel ik het woord ‘allochtoon’ altijd zeer onsmakelijk gevonden heb, vind ik het als scheldwoord best leuk.

De drang om te onderscheiden zit in de mens?

Ja, ik ga zes keer per jaar naar Turkije. Mijn familie woont daar. Ook daar onderscheiden ze elkaar volgens ras, klasse of kleding. Mijn moeder vertelde me ooit een Turks verhaal over een zeer rijke man die naar een luxerestaurant ging. Hij zag er niet uit en mocht niet binnen. Hij haastte zich naar huis en trok zijn bontjas aan. Nu werd hij wel hoffelijk ontvangen. Hij bestelde een bord soep en goot dat prompt over zijn bontjas. ‘Wat bent u daar toch aan het doen, mijnheer’, vroeg de ober. De rijke man antwoordde: ‘Dankzij mijn bontjas mocht ik binnen, dus hij verdient meer eten dan ik.’

Mensen zijn groepsdieren en daarom is het voor buitenstaanders ook gemakkelijker om groepen te beoordelen dan individuen. Mijn moeder was een zeer wijze vrouw. Maar ik weet nog dat ze koffiedik liet lezen, omdat ze wou weten hoe mijn toekomst eruitzag. Ik was een jaar of zeven. De waarzegster zei dat ik ging trouwen met iemand die een witte schort aanhad. Mijn moeder jubelde, ze zag me al getrouwd met een arts. Dat had ze wel het liefst gezien, het kwam niet bij haar op dat mijn toekomstige ook een slager had kunnen zijn.

In bijna al uw columns duikt uw moeder even op?

Er is me zeer veel van haar bijgebleven, al begreep ik als klein kind niet alles wat ze zei. Ze stierf veel te vroeg in een auto-ongeluk. Ik was amper veertien jaar. Ja, ze komt in haast elk stukje voor. Ze was een moeder die graag in beelden vertelde. In haar verhalen was alles mooier dan in de werkelijkheid. Zo was ook haar hele leven, dat leek ook mooier dan het was.

In Nederland is een Turk meer allochtoon dan een Surinamer?

Surinamers zijn van een Nederlandse kolonie. Als je een land jarenlang hebt uitgebuit, als je de mensen hebt gebruikt die daar leefden, dan moet je wel iets terugdoen. Surinamers zie ik als gekleurde Nederlanders met een eigen cultuur en identiteit. Surinamers ervaren dat trouwens zelf ook zo en zien zichzelf niet als allochtoon. Een Surinaamse kennis zei eens: ‘Ik zou nooit in Amsterdam willen wonen, want Amsterdam is me te allochtoon.’ Op den duur zou je nog gaan geloven dat een vooroordeel een welverdiende reputatie is. Zeker als je de witte marketingstrategie bekijkt, is dat zo. Allochtonen eten, drinken en leven. Het zijn ook consumenten. Maar nog nooit heb ik een Chinese vrouw gezien in een waspoederreclame. Onlangs werd ik gevraagd voor een reclamespotje in Turkije voor boter. Een Belgisch reclamebureau was op zoek naar een Turks uitziend meisje met lang zwart haar en bruine ogen, en dat was ik. Zij wilden een videoband waarop ik duidelijk te zien was. Uiteindelijk is het niet doorgegaan, omdat de Turkse fabrikant een blonde dame wilde. Daar ging mijn kans. In Nederland wilden ze me niet omdat ik Turks ben, en in Turkije ook al niet omdat ik Turks ben.

Hoe ook, ik vind de aanwezigheid van buitenlanders in Nederland een enorme verrijking. Als je een supermarkt binnenstapt, kun je kiezen tussen Chinees, Indisch, Italiaans, Mexicaans, Grieks of Turks voedsel. Zoiets bestaat in Turkije niet. Het is natuurlijk allemaal wel commercieel, maar het gaat toch ook om een sfeer die door de buitenlanders is gecreëerd. Op een feestje kun je een Braziliaanse of Afrikaanse band inhuren.

Op sommige plaatsen zul je misschien wel horen dat de buitenlanders Nederland alleen maar gevaarlijker of agressiever hebben gemaakt. Maar de mensen die dat beweren, willen niet zien dat de buitenlanders ook een enorme rijkdom aan het land gegeven hebben. Ik merk trouwens dat de Nederlanders leren van de buitenlanders. Toen ik twintig jaar geleden een vriendin bezocht die nog aan tafel zat te eten, zei haar moeder: ‘Je moet later maar eens terugkomen.’ Als ik er nu aankom, mag ik mee-eten.

Dat was een symptoom van de Nederlandse zuinigheid waarmee u zo moeilijk overweg kunt?

Ik maak een onderscheid tussen zuinigheid en gierigheid. Maar ik heb inderdaad nooit begrepen waarom de Nederlanders zo zuinig zijn. Wellicht heeft de economie haar goede positie te danken aan de zuinigheid van het volk, maar met hebberigheid kwets je anderen. In Turkije zeggen ze: ‘Beleef het nu, betaal later.’

In Turkije kennen we het verhaal van de man die van zijn buurvrouw een pan leent. Later brengt hij de pan terug, en in de pan zit een klein pannetje. De vrouw zegt: ‘Je hebt je kleine pan vergeten.’ Hij antwoordt: ‘Neen, je pan is bevallen.’ Die man is niet goed wijs, denkt de buurvrouw. Als hij later opnieuw een pan komt lenen, geeft ze natuurlijk haar mooiste exemplaar mee in de hoop dat er een prachtig pannetje van komt. Als de buurman na twee maanden nog niets heeft teruggebracht, gaat de buurvrouw bij hem aankloppen. De man zegt: ‘Mijn oprechte deelneming, maar uw pan is dood.’ Dat is de straf voor hebberigheid.

In Nederland blijft het bij één koekje bij de koffie als je op bezoek bent, in Turkije blijft de trommel openstaan. Instrumenten als de kaasschaaf om langer met de kaas te doen, een flessenlikker om de fles helemaal leeg te maken en een dunschiller om niet te veel van de aardappel te verkwisten, dat zijn dingen die je in Turkije niet tegenkomt. In een heleboel andere landen trouwens ook niet.

In Turkije krijgt u een klomp goud als huwelijkscadeau. Daar kunnen wij natuurlijk niet tegenop?

Het is waar dat je bij ons veel goud krijgt. Dat is een extra voor slechte dagen. Het is natuurlijk veel als je dat vergelijkt met de cadeaus hier. Maar je kunt dat niet zomaar vergelijken. Hier heeft men daar heel andere bedoelingen mee. Hier is zo’n geschenk een aardigheidje. Alles hangt met alles samen. In Turkije staat de hele familie achter je, in Nederland leidt iedereen zijn eigen leven.

Als in Turkije een jongen een meisje leuk vindt, vraagt hij gewoon: “Wil je mijn meisje zijn?” Een Nederlandse man doet dat niet, omdat hij dat niet stoer vindt, beweert u. Maar ik neem aan dat uw pleidooi om de gewoonte van het uithuwelijken te handhaven, ironisch is bedoeld?

Natuurlijk. Ik was daar een beetje cynisch over. Het kiezen van een levenspartner is best moeilijk. Wanneer heb je de ware gevonden? Daarom provoceerde ik door te zeggen: het is misschien makkelijker als je vader iemand voor je vindt. In werkelijkheid is het natuurlijk erg bizar wanneer je vader een levenspartner voor je uitkiest. Het is in Turkije een vastgeroeste traditie. Maar er zit nu wel beweging in. Als een vader een in zijn ogen ‘geschikt’ meisje voor zijn zoon vindt, gebeurt het wel dat hij een suggestie doet, maar als die jongen ‘neen’ zegt, houdt het er ook mee op.

Ik heb Turkije nooit voorgesteld als een land waar alles best geregeld is. Ik vind het bijvoorbeeld erg dat homoseksualiteit in Turkije absoluut niet geaccepteerd wordt. Zelfs het woord ‘homo’ is er taboe. Ik heb een neefje van 21 jaar die me laatst schreef dat hij een niet-praktiserend homofiel was. Hij bedoelde dat hij naar mannen verlangde, maar er niet aan toegaf. Ik mag er niet aan denken wat er gebeurt als zijn geaardheid uitkomt.

De gewoonte om je schoenen aan te houden als je in Nederland op bezoek gaat, heb je leren te appreciëren?

Zeker. Ik vind dat zeer prettig. In Turkije hebben alle huizen gastenpantoffels, bijna in alle standaardmaten. Toen we voor het eerst bij Nederlandse mensen op bezoek gingen, stonden we demonstratief met zijn allen onze schoenen uit te doen. De buren riepen dat het niet hoefde, maar we deden het toch. Mijn Nederlandse vriend kan er nog altijd niet aan wennen als hij in Turkije bij mijn broer is. Hij heeft altijd schone sokken bij zich die hij in de auto snel omwisselt voor we aanbellen.

Zo zijn er nog wel verschillen. In ons land is het heel onbeleefd om je zakdoek te kreukelen en toeterend je neus in te snuiten. In Nederland doen ze niets anders. In Turkije moest een zakdoek altijd volgens de etiquette gestreken en opgevouwen zijn en op de lagere school werd hij elke dag geïnspecteerd door de onderwijzer. Alleen als hij mooi was, mocht je op je plaats gaan zitten. Je neus luid snuiten was taboe, want dat was gebrek aan respect voor de mensen om je heen.

We zijn bijgelovig, maar dat is niet altijd dwaas. Als iemand champignons wil snijden en om een mes vraagt, dan leggen we het onder zijn hand. Ons bijgeloof zegt dat je ruzie krijgt als je een mes gewoon aanreikt. Als je een mes of een schaar cadeau krijgt van je vrienden, moet je een klein bedrag teruggeven. Door die symbolische aankoop voorkom je dat je de vriendschap of de familieband doorknipt.

Uit uw boek leren we dat u er last mee hebt om hier de dingen voor de raap weg te zeggen?

Ja, dat valt me heel zwaar. Op een receptie heb ik er bijvoorbeeld een hekel aan als mensen met je praten en tegelijk om zich heen kijken of ze geen andere interessante mensen zien. Ik zou zo iemand willen corrigeren door te vragen: ‘Waarom doe je dat, we praten en je kijkt me niet eens aan.’ Maar ik hou natuurlijk mijn mond. Ik merk overigens dat ook veel Nederlanders moeite hebben om dingen direct te zeggen. Mensen zijn vaak hypocriet en zeggen niet wat ze menen.

Het ergert u dat in Nederland en West-Europa zo weinig gedaan wordt voor de Turkse toeristen?

Het was mijn zus die me daarop wees. Ze had eerder geprobeerd om in Nederland te leven, maar omdat ze niet kon wennen, was ze naar Turkije teruggekeerd. Na achttien jaar kwam ze voor de eerste keer weer op bezoek. We gingen in Amsterdam naar het Van Gogh Museum en daar werd ze weer bevangen door hetzelfde gevoel dat haar ooit naar Turkije had teruggedreven. Het feit dat er in musea nooit Turkse informatiefolders voorradig zijn, betekent toch dat ervan uitgegaan wordt dat een Turk nooit een museum bezoekt, vond mijn zus. We verwachten van de Turken die hier wonen dat ze Nederlands spreken. Daar ben ik het absoluut mee eens. Maar er komen ook toeristen. Dat zijn mensen die nauwelijks Engels spreken en helemaal geen Nederlands. Ze komen hier op vakantie. Ik vind het raar dat hier nooit aan die Turkse toeristen wordt gedacht. In het Van Gogh Museum zijn er bandjes in het Italiaans, het Spaans en nog vijf andere talen, maar niet in het Turks. Ik heb ooit in een column geschreven dat de integratie pas geslaagd zal zijn wanneer je in een museum info kunt vinden in het Turks.

Iedere Turk die naar hier komt, wordt ervan verdacht dat hij een illegaal is, op zoek naar werk. Men kan zich hier gewoon geen Turkse toerist voorstellen. Dat stoort me vreselijk. Dat Grieken en Italianen willen komen, dat begrijpt iedereen. Maar als een Turk op vakantie wil komen, moet iedereen weten waar hij naartoe gaat en hoelang hij blijft. Een visumaanvraag duurt drie weken. Dat slaat nergens op.

In uw cabaretvoorstellingen wilt u met het programma ‘Turkse troel integreert’ raciale vooroordelen doorbreken. Hebt u het gevoel dat het lukt?

We spelen voor gemeentehuizen, bedrijven en scholen. Ik vind het onprettig om alleen maar voor zwarte of witte scholen te spelen. In elke stad heb je wel een wijk waar alleen maar buitenlanders wonen. In zwarte scholen is de emotie soms heel geladen. Witte scholen hebben die agressie niet. Een Marokkaans meisje van zestien jaar dat wil bewijzen dat ze meer kan dan alleen maar schoonmaken en dat daarom arts wil worden, is heel anders geladen dan een Nederlands kind dat alleen maar wil studeren. Het is goed dat buitenlandse kinderen zich willen bewijzen, om welke reden ook. En het is beter dat die daadkracht zich in studie uit dan in agressiviteit op straat. Onze sketches zijn niet belerend, ze zijn wel beladen met humor. Humor is volgens mij de beste manier om vooroordelen te bestrijden. Onze sketches zijn spiegels. De boodschappen zitten goed ingestopt. We staan niet met het vingertje omhoog op het podium te zwaaien, maar het publiek moet de boodschap er wel uit kunnen halen.

De meeste moeite blijf ik hebben met de opdeling in zwarte en witte scholen. Alles wat problemen oplevert, wordt hier apart gezet. Ik vind dat jammer, want hoe kun je in die omstandigheden over een echte ‘samen’-leving spreken? Als in een school maar vier witte leerlingen meer overblijven, worden ze weggehaald door de ouders die de school te zwart vinden. Zo creëer je aparte scholen. Als je daar als school niets kunt aan doen, dan moet de regering maar optreden, vind ik. Ze moet niet zomaar haar goedkeuring geven aan die aparte scholen. Ik ben niet zo voor aparte katholieke, islamitische en joodse scholen.

Het is toch vreemd dat mensen vinden dat apartheid nu blijkbaar weer zou moeten kunnen in het kader van de democratie. Als die apartheid door de overheid verplicht zou worden, zouden we dat allemaal belachelijk vinden en in strijd met de mensenrechten. Als ik daaraan denk, word ik wel wat somber.

‘Turkse troel’ door Nilgün Yerli, De Arbeiderspers, 215 p., 500 fr.

De cabaretgroep van Nilgün Yerli en Mark Koudijs heeft een eigen site: www.turksetroel.nl

Piet de Moor / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content