Halverwege 2000 werden we opgebeld door Nicolas Dehon, een ambitieuze Brusselse modestudent. Nauwelijks negen maanden later ligt zijn eerst mannencollectie in de winkel. Het verhaal van een opmerkelijke start-up.

Lui kun je Nicolas Dehon (28) niet noemen. Kort na de presentatie van zijn laatstejaarscollectie aan het Institut Saint-Luc in Brussel, belde hij de redactie op. Of we geen interesse hadden in een interview? “Ik probeerde maar, je weet nooit”, zegt Dehon verontschuldigend. “Ik vond mijn werk commercieel genoeg om er aandacht voor te zoeken. Misschien was dat naïef van me. Ik wist nog niets op dat moment, wie je moet aanspreken, hoe je kunt starten, wat een persbureau doet. Ik pakte gewoon de telefoon, in de hoop dat iemand me zou opmerken.”

Inmiddels groeide het eindwerk uit tot een debuutcollectie, die opgepikt werd door Brussels voornaamste modewinkel Stijl (zie kader). Het was Dehon zelf die, met knikkende knieën, Sonja Noël aansprak. “Ze was lid van de jury die mijn laatstejaarscollectie beoordeelde en reageerde enthousiast. Uiteraard is Stijl een doelbewuste keuze, het is een referentiepunt in de modewereld. Mensen vragen niet waar ik gestudeerd hebt. ‘Hij ligt bij Stijl’, dat volstaat.”

Dehon heeft een bizarre weg afgelegd. Aanvankelijk studeerde hij kunstgeschiedenis, om dan de journalistiek in te gaan. Daarna volgde hij een stewardopleiding en vloog gedurende vijf jaar met kleine luchtvaartmaatschappijen. ” Air Zaïre, dat slag. Ik was met universiteit gestopt, omdat ik op eigen benen wou staan. Weet je, ik kom uit Bergen. Brussel was een nieuwe wereld voor me. Je bent jong, je gaat uit, je ontmoet boeiende mensen, vrienden in de modewereld. Ik volgde hen op de voet, want mannenmode heeft me altijd geboeid. Ik kocht de belangrijke bladen, ging naar modedefilés kijken. Over alles had ik een mening, vaak tot ergernis van anderen. ‘Als je het zo goed weet, doe het dan zelf’, hoorde ik vaak. En zo ben ik mode gaan studeren in avondschool.”

De reacties waren sceptisch, zegt Dehon: “Op je 25ste nog gaan studeren, dat is al snel verdacht. Niemand gaf me een schijntje kans. Ikzelf ook niet, want ik kon niet tekenen en had een serieuze achterstand. Ik heb me doodgewerkt, maar ik was gelukkig. Ik had gewoon wat tijd nodig om te weten wat ik wou.”

Drie jaar later timmert Dehon hard aan de weg. Jezelf lanceren is niet eenvoudig, zegt hij meteen. “Echt, het is hárd. Zeker als je geen opleiding met naam hebt gevolgd. Saint-Luc heeft oud-studenten als Azniv Afsar, maar opent geen deuren. De eerste maanden heb ik maar wat gesukkeld. Ik deed defilés in het nachtleven, zoals in de Mirano in Brussel en Carré in Willebroek. Op een avond had ik na het defilé geen kledingstuk meer over: alles was gestolen. Van schadevergoeding was natuurlijk geen sprake. Ik had niets meer, geen werk, geen geld, het was één grote puinhoop. Een ontnuchterende ervaring.”

Gelukkig waren betere tijden in zicht: intussen toonde Sonja Noël belangstelling voor Dehon, die bij Celesta in Wevelgem belandde voor de productie van zijn eerste collectie. Het kledingatelier vervaardigt vaak ontwerpen van jonge ontwerpers. Met de hulp van voormalige klasgenoten, leverde Dehon de basisstukken aan. “Mijn collectie werd gestolen op slechts tien dagen voor de start van de productie. We maakten van mijn huis een mini-atelier en zwoegden de collectie in elkaar. We waren maar net op tijd klaar.”

Dehon debuteert met een collectie die geïnspireerd is op het reisthema: het is de garderobe van een jongeman die wil verzinken tussen de toeristen, dankzij subtiele accenten in zijn kleding. Zo tekende Dehon hemden die doen denken aan mouwloze onderlijfjes of smokings, en verwerkte hij een zwemslip in de taille van de broeken. “Ik heb verhalen en personages nodig om te ontwerpen, een beetje avontuurlijk”, bekent Dehon, die naar eigen zeggen slanke jongens met Britse trekken voor ogen heeft: “Niet de doorsnee Bikkembergs-man.”

Zijn eerste collectie vermengt de tengere, zwarte look van Raf Simons en Xavier Delcour met de frivoliteit van Paul Smith, ontwerpers die hij bewondert. “Ik ben mijn stijl nog volop aan het ontwikkelen, ik wil niet in het spoor van anderen lopen. Ik hou ervan met basisstukken te spelen, al moet een broek wel een broek blijven. De Britten zijn daar heel categorisch in: op vrijdag een tweedbroek voor de golf, op zaterdag een polo. Het is leuk om met zulke hokjes te werken.”

De collectie werd geproduceerd in kleine aantallen. Accessoires als tassen bleken te hoog gegrepen. “Er zijn zoveel kleine hindernissen bij de productie. Op school moet je geen rekening houden met de realiteit. Je ontwerpt zonder na te denken over de prijs of wat er gebeurt als je de kleding wast. Hoe je defiléstukken naar een verkoopbare collectie vertaalt, moet je zelf uitzoeken.”

Inmiddels deed Dehon een stage bij Own, het mannenlabel van het Belgische duo Thierry Rondenet en Hervé Yvrenogeau (ex- L’Union pour le Vêtement). Het won in 2000 de Modo Bruxellae-prijs en heeft inmiddels zijn eerste defilé in Parijs achter de rug. “Stages geven je inzicht in de realiteit van het ontwerpen en het commercialiseren van je stijl. Alle beginnende ontwerpers zouden dat moeten doen. Vooral bij kleine bedrijven, zodat je ziet waar het om gaat. Naaispelden oprapen bij grote couturiers heeft geen zin. Thierry en Hervé speelden me al hun adressen en contacten door, wat heel uitzonderlijk is in de modewereld. Mensen lijken heel vriendelijk voor je te zijn, maar je moet oppassen. Er is altijd wel iemand die zich bedreigd voelt.”

Een andere belangrijke hulpbron van Dehon zijn goede vrienden als Christian Aschman, fotograaf van de persfoto’s, en David Bettega, die voor de make-up zorgt. Ook het persbureau levert gratis zijn diensten, terwijl vrienden helpen met naaiwerk. “Ik ben berooid”, lacht Dehon. “In het café zijn het tegenwoordig vrienden die de drankjes betalen, want financieel gaat het helemaal niet. Ik bekostig alles zelf, wat zeer gevaarlijk is. Er zijn genoeg jonge ontwerpers die na een of twee seizoenen over de kop gaan. Je kunt wel berekenen hoeveel twintig broeken en 15 hemden kosten, maar er komt zoveel bij kijken. Denk maar aan dure proefstukken voor gecompliceerde ontwerpen of de administratie.”

Intussen legt Dehon contacten met boetieks en werkt hij aan de herfstcollectie. Soms, zegt hij, weet hij niet hoe het verder moet. “Dan maak ik me zorgen over hoe ik de rekeningen of de volgende collectie ga betalen. Ik heb financiële ondersteuning nodig en opdrachten voor theaterkostuums of zo. Maar als de paniek toeslaat, bedenk ik gewoon dat ik geen keuze heb. Ik moet dit doen. Ook als het allemaal mislukt, zal ik meer ervaring hebben dan mensen die het niet eens proberen.”

Nicolas Dehon, Tel. 02-647 04 54

Stijl, Antoine Dansaertstraat 74, 1000 Brussel, Tel. 02-512 03 13.

Wim Denolf / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content