Zijn eindwerk leverde hem een baan bij Gucci op. Tien jaar later liet hij een vetbetaalde job bij Prada achter zich. Nu breekt Neil Barrett door met zijn eigen label. Weekend Knack sprak met hem in Milaan.

Na een helse rit gooit de taxichauffeur ons eruit bij Via Savona, waar Neil Barrett (35) zijn studio en showroom heeft. Langs een zonovergoten grindweg passeren we de hippe Domus Academy, de gerenommeerde mode- en designschool waar onder meer Gianfranco Ferré, Domenico Dolce en Stefano Gabbana gastdocenten zijn. Barrett is in goed gezelschap.

Onze afspraak met de Britse modeontwerper is er gekomen na veel heen en weer telefoneren. Zouden we de BBC, die hem op dezelfde dag interviewt, niet voor de voeten lopen? Zullen we hem niet te veel vragen stellen over Samsonite (zie kader), waarvoor hij een Travel Wear-collectie tekende? Om aandacht zit Barrett dan ook niet verlegen. Sinds hij in 1989 als laatstejaarsstudent aan het Central Saint Martins College en het Royal College of Art in Londen werd opgepikt door Gucci, timmert Barrett hard aan de weg. Hij ging aan de slag als assistent van Tom Ford, tot hij in ’94 de eerste mannencollectie van Prada mocht ontwikkelen. Het was Barrett zelf die het voorstel deed, in een brief aan Prada-baas Patrizio Bertelli. Hij leidde de afdeling acht seizoenen lang en droeg sterk bij tot Prada’s edgy imago. De kroon op het werk was Prada Sport, dat van active chic een begrip maakte. Wie zoals Barrett uit een dodelijk saai dorp aan de Engelse Rivièra komt, kan het slechter treffen.

In september ’98 was het op: Barrett verliet Prada, raapte z’n spaarcenten samen, verkocht zijn landhuis in Devon en startte een eigen label. “Ik wilde mijn eigen droom verwezenlijken, al kostte het me twee ontslagbrieven. Pas de tweede keer heb ik doorgezet. Ik was niet gelukkig met wat ik deed, want ik kende mijn job door en door. Ik kon alleen maar meer van hetzelfde doen. Bovendien werd Prada een groot bedrijf. Ik moest rekening houden met allerlei commerciële aspecten, terwijl ik in het begin niet eens een bureau had.”

Barrett zegt dat hij als student maar één droom had: bij Prada werken. “Ik was heel jong toen ik dat doel bereikte. Een nieuwe uitdaging vinden was moeilijk. Ik was tenslotte al design director bij hét modebedrijf. Ik kreeg allerlei lucratieve aanbiedingen, maar ze zeiden me niets. Prada was the ultimate.”

In januari ’99 presenteerde Barrett zijn eerste mannencollectie. Ze werd wereldwijd aangekocht door 100 toonaangevende winkels. Inmiddels hangt zijn sterk op het stadsleven geïnspireerde mannencollectie in meer dan 180 winkels. Inkopers waren onder de indruk van Barretts vernieuwende ideeën en stoffenkennis. Hij stelt de helft van de gebruikte materialen eigenhandig samen, en adviseert de Italiaanse stoffenfederatie bij de ontwikkeling van nieuwe materialen. Bovendien zijn de subtiele, intelligente en bovenal draagbare ontwerpen een frisse verschijning in de soms duffe mannenmode. “Ik sta op een heel gunstig punt”, beseft Barrett. “Uiteindelijk zijn er wereldwijd slechts 120 winkels die er toe doen. Het komt erop aan daar een constante te worden en nog ontbrekende steden als Antwerpen en Madrid binnen te halen.” Ondertussen groeit ook de accessoirelijn, met onder meer schoudertassen, motorhelmen, polsbanden en lederwaren.

Barrett is zichtbaar trots op het succes. Hij draagt sneakers, een laaghangende jeans en een mouwloos shirt. Het gependel tussen Londen en Milaan is hem niet aan te zien. “Sinds ik m’n eigen ding doe, leef ik veel makkelijker en rustiger. Ik ben de baas over mijn tijd en moet geen verantwoording afleggen en beschikbaar zijn. Ik kom liever te laat dan op iemand te moeten wachten. Gelukkig word ik omringd door relaxte mensen die de dingen in perspectief zien. Dit is mode, we’re not saving lives here.”

De nuchtere toon is typisch Barrett. Zijn eerste (en enige) defilé presenteerde hij pas dit voorjaar, al is hij inmiddels aan zijn vierde mannen- en eerste vrouwencollectie toe. Hij maakte zijn uitzondering op uitnodiging van Pitti Immagine Uomo, een van Europa’s belangrijkste evenementen inzake mannenmode. Barrett heeft een broertje dood aan de hysterische modewereld. “Je kunt artistiek bezig zijn, maar uiteindelijk gaat het erom dat je in een winkel wordt aangetrokken door de vorm of de kleur van een kledingstuk. Je moet mensen zover krijgen dat ze het aanpassen. Er wordt zoveel onzin geschreven over mode. Ik maak kleding om te dragen, niet om op trends te reageren of een wereldbeeld te geven. Er is vast wel een reden waarom mannenkleding nu veel vrouwelijker is, maar daar hou ik me niet mee bezig. Ik wil gewoon dingen maken waar ik me zelf goed in voel en die andere mannen kunnen dragen.”

Achter het succes van Barrett schuilt ook een fulltime zakenman. Hij bestudeert de markt en de distributiekanalen op de voet en is niet te beroerd om met winkelpersoneel te praten. Hij wil de markt begrijpen en weten wat werkt. “Het is een kwestie van strategie. De een kiest voor een push-strategie en bewerkt de pers, de andere verkiest een pull-strategie en benadert de winkels. Dat is wat ik doe. We zijn heel lui wat de pers betreft en het pushen van de naam. Niemand haalt z’n portemonnee boven omdat iemand schrijft dat ik hét ben. Een van onze pr-mensen is gewoon een vriend van me, die eigenlijk leraar is. De pers heeft me opgemerkt omdat het label tussen de grote namen hangt in prestigieuze winkels als Barney’s, Colette, Joyce en Corso Como 10. ‘Wie is die Barrett, wat doet hij hier?’ vragen ze zich af.”

Terwijl Barrett vroeger inderdaad alleen in de gaten werd gehouden door de conoscenti, wordt hij nu bestempeld als een fashion boy wonder. Kenners voorspellen hem een grote toekomst. “Ik wil niet bezwijken onder de aandacht,” zegt Barrett. ” I keep a low profile. Wie de ontdekking van de maand wordt genoemd, is al snel weer passé. Hoe anderen mijn werk interpreteren, is hun zaak. Ik ben blij met de aandacht, maar mijn kick is dat gewone mensen mijn ontwerpen dragen.”

Het heeft iets schizofreens: als ontwerper gaat hij al een tijdje mee, als Neil Barrett is hij een nieuwkomer. “‘Jong’ is een etiket dat je opgeplakt krijgt. Martin Margiela maakt hetzelfde mee. Ik had dit nooit kunnen doen toen ik echt jong was. Gucci en Prada waren mijn praktische opleiding, ze hebben me realistischer gemaakt. Je moet vechten voor je ideeën. Ik mag dus erg dankbaar zijn voor het vertrouwen dat ze me gaven. Uiteindelijk is het goed dat ik word geassocieerd met Margiela, Dries Van Noten en Alessandro Dell’Acqua. In de winkels lig ik naast Helmut Lang, Miu Miu en Costume National Homme.”

Barrett lijkt een controlefreak te zijn en alles over te hebben voor zijn doel. Zijn pragmatische aanpak kleurt af op alles wat hij zegt. Over Milaan: “In Londen kun je geen mannenkleding maken, de Italiaanse productiemethoden zijn gewoon de beste. Dit is hét modeland, zelfs in de kleinste dorpen vind je alle grote merken. Ik volg het product op de voet, dus moet ik hier wel zijn.” Over zijn internetplannen, zegt hij: “Het enige waar de site-ontwerpers nog op wachten, ben ik. Ik wil alles bekijken, alles moet goed zitten. Het is mijn naam.” Over Out Magazine, een Amerikaans homoblad dat hem onlangs met Dolce e Gabbana en Alexander McQueen op zijn jaarlijkse nieuwsmakerslijst zette: “Amerika is een belangrijke markt.”

Barrett doet echter niets liever dan over zijn ontwerpen praten. Hij beantwoordt vragen nog voor je ze stelt: de ideeën achter de kleding, de materialen, kleuren en afwerking, Barrett vliegt erdoor. “Ik hou niet van vrouwelijke mannenkleding, maar van stevige en stoere stukken. Winterkleding is meestal agressiever. In mijn zomercollecties probeer ik lichte materialen dan ook te combineren met de mannelijke trekken van winterkleding. Zo pas ik ideeën uit skiwear, zoals opvullingen en Noorse jacquardmotieven, toe op katoen en andere lichte stoffen.” Op dezelfde manier vertaalt hij het silhouet van lederen motorjekkers naar katoen, al dan niet met lederen pads op de schouders en ellebogen.

Vaste elementen zijn originele kleurencombinaties – bruin- en grijstinten worden opgefrist met limoen en rood – en functionele details als brillenlussen en sleutelhangers. Daarnaast combineert en bewerkt Barrett intensief vezels als katoen, popeline, (nappa)leder, suède, jeans, nylon en canvaslinnen, al dan niet vermengd met hoogtechnologische materialen. Stoffen worden gelaagd, geperforeerd, opgehaald, gekreukt, gewaxt, verfijnd, gewoven en omgekeerd of krijgen een onverwachte print voor een trompe l’oeil-effect. “Materialen moeten niet alleen prettig aanvoelen, ze moeten ook visueel tot aanraken verleiden”, zegt Barrett, terwijl hij me het ene na het andere kledingstuk toestopt.

De collectie draagt de stempel van een Anglo-Italiaanse omgeving. Zo spelen de ontwerpen met klassieke thema’s, soms op het randje van het gewaagde, zonder uitgesproken jong of frivool te worden. Het geheel is altijd sober, slank en gesofisticeerd. De verleiding om ze aan te trekken is groot. “Dat is wat ik probeer te bereiken”, zegt Barrett tevreden. “Mensen helpen sexy en sportief te zijn en hun goede kanten in de verf te zetten, zonder vulgair te worden.” Barrett maakt gebruik van snit, materialen en afwerking om bijvoorbeeld povere borst- en buikspieren, een brede taille of slappe bovenarmen te corrigeren. We zijn immers niet allemaal gezegend met ideale maten.

Bij het ontwerpen houdt Barrett altijd mannen voor ogen, te beginnen met zichzelf. “Ik bedenk enkele stukken voor een jongere versie van mezelf, en andere voor een wat oudere. Ik wil kleding waar ik niet over moet nadenken, maar die me er goed doet uitzien. Mannen zijn niet moeilijk: ze willen een aantal dingen waar ze zich goed in voelen en daar varianten op. Soms haal ik ideeën uit dagelijkse probleemsituaties, zoals vestaires in clubs en op kledingbeurzen – I hate queing. In jassen stop ik binnenin schouderriemen, zodat je ze kunt omgooien als een rugzak. En nu wil ik klassieke herenstoffen gaan gebruiken, want ik heb niets om te dragen op huwelijksfeesten.”

De parallellen met die andere Brit, Paul Smith, zijn treffend. Ook hij presenteerde, 24 jaar geleden, een erg individuele maar tijdloze stijl op maat van de moderne levensstijl. Zoals Barrett boorde Smith verder op klassieke thema’s, met veel aandacht voor detail en subtiliteit. En beide ontwerpers delen dezelfde interesse voor techniek en de textielmarkt. “De vergelijking ligt voor de hand: hij is de enige Britse ontwerper die in dezelfde winkels ligt als ik”, zegt Barret. “En hij ís de grootste, al is de vergelijking in een internationale context minder prettig. Goed, je mag niet alles verlangen. Ik ben geen prima donna.”

Dat ook andere oudstudenten van Central Saint Martins een erg gedreven en rechtlijnige aanpak hanteren, is toeval, meent Barrett: “Je verwerft er meer zelfvertrouwen en lef dan kennis. Waar ik vandaan kwam, viel niets te beleven. Op Saint Martins leerde ik over het leven. De school moedigt je aan om creatief te zijn en gekke dingen te doen, maar maakt velen ook pretentieus. Technische vakkennis kreeg ik pas op het Royal College. Je moet er binnen bedrijven werken, als assistent van de assistent. Dat maakt je nederig. Ik werd met mijn twee voeten op de grond gezet.”

Ironisch genoeg koos Barret voor een modeopleiding uit luiheid. “Zowel mijn vader als mijn broer waren militairen. Mijn grootouders waren kledingmakers, met grote opdrachten voor het Britse leger. Mijn familie kon dus aanvaarden dat ik mode wou studeren. Als kind bestudeerde ik de kostuumkasten van m’n grootouders. De subtiele verschillen tussen al die pakken en uniformen, prachtig vond ik dat. Maar toen ik mode koos, speelde dat geen rol. Van Prada had ik geen benul, het leek gewoon gemakkelijk. Ik geloof niet dat je je in het zweet moet werken om iets onder de knie te krijgen. Je moet de meest natuurlijke keuze maken, zodat alles op z’n plaats valt.”

Vrees om op z’n gezicht te gaan, had Barrett niet. “Saint Martins was de beste school. Waarom zou je iets doen als je niet meteen op het hoogste mikt? Ik hou van uitdagingen, maar ze moeten doordacht zijn. Ik spring niet in het ondiepe. Mijn grootvader zei altijd: wie op de sterren mikt, landt op de wolken. Wie op de wolken mikt, valt op de grond. Daar geloof ik helemaal in. Het zal me vast nog eens tegenzitten – tenslotte heb ik Prada al gehad. Maar dan val ik wel op de wolken.”

Neil Barrett is verkrijgbaar bij Ottimo, Gulden Vliesgalerij 362-366, 1050 Brussel, Tel. 02-512 96 96.

Wim Denolf / Foto Gianmarco Chieregato

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content