Ik heb reigers gezien in het Vondelpark,” vertel ik terwijl ik me in een zetel nestel in een hotelkamer aan het Leidse plein, “en eenden, pauwen, kippen, een paard met een veulentje, een koe met een kalfje en een kudde lama’s met een kleintje op lange, hele dunne pootjes. Zijn jullie al eens in het park gaan wandelen?” “Nee”, zegt Doug. Hij en zijn vrouw Joyce zijn kennissen uit New York. Ze zijn hier op zakenreis en hebben mij, Amsterdammer-voor-één-maand, uitgenodigd voor de lunch in hun hotel, dat vlak naast dat mooie park ligt. ” You lazy bums!” spel ik hen halfernstig de les. “En jullie zijn hier al vijf dagen! Als jullie geen tijd hebben overdag, ga er dan ’s avonds naartoe. Ik ben daar al in het donker gaan fietsen en voelde me veilig. Er waren nog veel mensen aan het wandelen en het fietsen.”

Joyce giechelt. “We waren net over het Vondelpark aan het lezen”, zegt ze. Ze toont me een kanjer van een boek. Het is een van die hotelgidsen met meer reclame dan informatie. De gids is opengeslagen op een artikel over het Vondelpark. Joyce wijst naar een paragraaf waarin enkele zinnen met zwarte viltstift zijn onderlijnd. Ik lees het begin: “Het park is groot genoeg om Amsterdammers van alle slag aan hun trekken te laten komen. Een plaats waar kinderen spelen, honden loslopen en bejaarden vanop hun bankje rustig alles bekijken.” Daarna is de tekst onderlijnd: “Jonge paartjes wandelen hand in hand. Typerend voor Amsterdams ontspannen sfeer is dat naaktheid er getolereerd wordt, zolang die maar discreet is. Er is zelfs een afgelegen plek in het park die men wild laat groeien om privacy te geven aan diegenen die meer intimiteit zoeken.” “Fantastisch”, zeg ik. “Heb jij daar al iets van gemerkt?” vraagt Joyce nieuwsgierig. “Nee,” antwoord ik, “maar ik zal er vanaf nu naar uitkijken.”

Ik blader verder in het boek. De inleiding is geschreven door burgemeester Patijn. Een foto van zijn typisch Hollands gezicht staat ernaast afgedrukt. “Kun je je voorstellen dat Giuliani of een andere Amerikaanse burgemeester zijn officiële zegen zou geven aan dit soort tekst?” vraag ik. “Iemand heeft in het boek nog andere rare dingen aangeduid die er bij ons niet zouden doorkunnen”, zegt Doug. Die wil ik weleens zien.

Maar eerst moet er geluncht worden in het hotelrestaurant. Alle mensen aan de tafeltjes rond ons zijn Amerikanen. Ik spreek de kelner aan in het Nederlands, maar hij antwoordt koppig in het Engels. Meer dan de helft van het menu bestaat uit Amerikaanse gerechten. Mijn vrienden reizen veel, maar avonturiers zijn het niet. Ze logeren vrijwel altijd in dezelfde Amerikaanse hotelketen, eten het liefst Amerikaans en spreken alleen maar Engels. Toen ik vanmorgen naar het hotel belde, begroette de receptionist me in het Engels.

“It’s a fantastic hotel”, zegt Doug tijdens het eten. “Maar het is toch net hetzelfde als alle andere waarin je logeert”, merk ik op. “Precies daarom”, voegt Joyce er zonder ironie aan toe.

Maar terug naar de gids, getiteld Amsterdam Insight. Op de kaft staat: ” Hotel Copy. Please do not remove from room.” In naam van de research heb ik precies het tegenovergestelde in gedachte. “Doe maar op,” zegt Doug, want zo is hij dan ook wel weer, “we betalen er toch voor.”

’s Avonds zet ik me aan het lezen in het boek. “De Nederlandse hoofdstad is befaamd om zijn tolerantie,” staat er onderlijnd in de inleiding van de burgemeester, “maar ik zou er willen op wijzen dat ons vrij imago niet iets is van het recente verleden, zoals velen graag geloven, maar al dateert van de middeleeuwen. Met uitzondering van enkele korte crisisperioden werd hier zelden de stem van de vervolging gehoord.”

In een artikel wat verderop over jenever staan allerlei mij onbekende namen van drankjes (uiteraard vertaald in het Engels) onderstreept: Naveltje Bloot, Hempje Licht Op, Hoe Langer Hoe Liever, Het Roosje Zonder Doorn, Bruidstranen, Hansje in de Kelder, Kraamanijs, Venusolie, Bittere Lijdenstroost, Vergeet Mij Niet en Volmaakt Geluk. De namen verwijzen allemaal naar seks en liefde, aldus de tekst. “Je kunt over 17de-eeuwse brugjes wandelen, leunen tegen 18de-eeuwse gevels, plassen tegen een boom in 19de-eeuwse parken. In Amsterdam is dat allemaal geen probleem” staat ergens anders onderstreept. Bij twee goed gedocumenteerde teksten, een over prostitutie, de andere over verdraagzaamheid en homoseksualiteit, staan dikke uitroeptekens. “Open gedachten en open seks worden in Amsterdam niet alleen getolereerd, maar aangemoedigd” staat in de inleiding. Menig Amerikaan zal al het hoofd hebben geschud bij het lezen van onder meer een gedetailleerde beschrijving van een aidspreventiespotje op televisie waarin twee blote tieners kussen, strelen, masturberen en klaarkomen. Of bij de vrolijke bekentenis van de huidige Nederlandse minister van Gezondheid, dokter Borst, dat ze marihuana heeft gerookt en in tegenstelling tot Clinton wel degelijk heeft geïnhaleerd.

Ook het artikel over coffeeshops, met daarnaast een reclame van het Cannabis College, heeft een uitroepteken gekregen. De tekst besluit: “Er is nu al een president in Amerika die toegeeft dat hij marihuana heeft gerookt, alhoewel hij zegt dat hij niet heeft geïnhaleerd. En wie zijn wij om zijn definitie van het woord inhaleren in vraag te stellen?”

Jacqueline Goossens (even niet) vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content