NAAR BERENEILAND

© PHILIPPE BERKENBAUM

De natuur en de dieren zijn er heer en meester. Vancouver Island, voor de westkust van Canada, is een reis naar de bron, in het spoor van de zalmen die tegen de bergstromen opzwemmen.

Wayne, de joviale eigenaar van de knusse B&B aan de oever van de Somass in Port Alberni, in het hart van het eiland, waarschuwt ons. Toch wil hij ons geen schrik aanjagen : “Geniet van de tuin, wandel gerust langs de oever. Maar wees voorzichtig, want gisteren zag ik er nog een op het gazon. En een paar dagen geleden, in de middag toen ik terugkwam van de stad, telde ik er zeventien. Maar maak je geen zorgen : als je de beren niet lastigvalt, zullen ze jou ook met rust laten.” Zijn woorden zijn amper koud, of we stuiten op sporen, bij de rivier vol scharlakenrode zalmen. Nog geen tien minuten later zien we twee indrukwekkende beren, aan de overkant. Twee grote, forse exemplaren. Gitzwarte vacht, enorme poten, een snuffelende snuit, scherpe klauwen. Ze zijn hier thuis en de rivier is hun provisiekast. Ze lijken ons niet te zien. Enkele minuten later kruisen we nog een derde exemplaar. Hij zit rustig op een laaghangende tak van een boom langs de weg en propt zich vol met bessen.

Vancouver Island heeft zijn bijnaam Bereneiland niet gestolen. Op het langwerpige eiland, ongeveer even groot als de Benelux, leven zo’n twaalfduizend beren, de hoogste concentratie in Canada. Het eiland voor de kust van British Columbia, niet ver van de stad Vancouver, werd veroverd door de mens, maar nooit getemd, ook al zetten de Engelse zeevaarders onder leiding van Captain Cook er in 1778 al voet aan wal. Toen waren er alleen indianen, die het eiland deelden met een uitzonderlijke fauna. Vandaag leven blanken en natives in vrede samen, hoewel de afstand nog altijd niet helemaal overbrugd is.

THE BEAUTIFUL PROVINCE

British Columbia, een provincie twee keer zo groot als Frankrijk, heeft slechts vier miljoen inwoners. Een derde daarvan woont in Vancouver. De afstanden zijn groot en de wegen schaars. Watervliegtuigen doen dienst als taxi. Wie The Beautiful Province helemaal wil verkennen, heeft tijd nodig. Tussen de Canadese Rocky Mountains aan de oostkant, de subarctische vlakten in het noorden en de westkust met haar fjorden en ongerepte eilanden, vind je de meest uiteenlopende landschappen die Canada in petto heeft.

Wij kozen voor de oceaan. Van op Vancouver Island zien we de Sunshine Coast aan de overkant ten noorden van Vancouver, waar de steile bergwanden met hun eeuwig witte toppen contrasteren met het kristalheldere water, waar de flora en fauna even rijk zijn op het land als in het water, waar het ondoordringbare regenwoud de oudste rode ceders en douglassparren ter wereld herbergt. Dit is het eldorado voor de natuurliefhebber, doorgewinterde wandelaar, verstokte visser, kajakker, surfer en duiker. “Kortom, het paradijs”, zegt Sean, die ecoreizen organiseert op een kleiner eiland van de archipel.

Eerst trekken we naar het zuiden, het dichtst bevolkte deel van het eiland. De Britten stichtten er Victoria, de meest Britse van alle Canadese steden en tevens de hoofdstad van de provincie British Columbia. Victoria is een stad op mensenmaat, heel anders bijvoorbeeld dan het Amerikaanse Seattle, aan de overkant van de Straat van Juan de Fuca, die de Amerikaans-Canadese grens markeert. De Engelse tuinen, de Victoriaanse huizen, de Chinese wijk met het smalste straatje van het continent, de verkeersvrije straten en de op palen gebouwde huizen van Fisherman’s Wharf nodigen uit tot wandelen en winkelen. Valt het weer tegen, dan kun je nog altijd naar het Royal British Columbia Museum, waar op verbluffend realistische wijze de geschiedenis van dit eiland wordt verteld, van de First Nations tot de nederzettingen van de Europese kolonisten.

’s Avonds komt deze charmante stad van kunstenaars en ambachtslieden, studenten en gepensioneerden helemaal tot leven in de trendy cafés en restaurants. Vis, schaal- en schelpdieren zijn de lokale lekkernijen. “Eat oysters, love longer,” lezen we op een etalage. Aan oesterbars is hier geen gebrek. De oesters zijn flink uit de kluiten gewassen en worden naar keuze rauw, geroosterd of gegratineerd gegeten, vergezeld van een uitstekende streekwijn.

FABELACHTIGE EXCURSIES

Minstens even mooi als de omgeving van de hoofdstad is de weg langs de zuidkust, die eindigt bij Port Renfrew, zo’n honderd kilometer verderop. Halverwege komen we langs Sooke Regional Park, waar we een eerste glimp opvangen van het typische regenwoudmilieu via een pad dat langs baaien en verlaten stranden leidt. Een verrekijker is niet nodig voor wie de walvisachtigen wil observeren : vinvissen en grijze walvissen stoeien vlak bij de kust, uitrustend van de lange reis die hen naar de zee van Alaska voert, tussen mei en oktober. Na dit voorsmaakje komen we via Port Renfrew in het Pacific Rim National Park, een brok ongerepte, pure natuur, met een bijna primair bos dat al millennia vrijwel onaangeroerd is. Vijf à zeven dagen heb je nodig om het te doorkruisen. Goed voor de geoefende wandelaar die niet terugdeinst voor glibberige rotsen, wankele ladders, hangbruggen en rivieren die je over moet, bungelend aan kabels. We bivakkeren in de wildernis, vissen ons kostje bij elkaar en pikken wat zalmen in van zwarte beren en grijze wolven. De West Coast Trail strekt zich uit over 75 km. Ook een trip van 1 à 2 dagen behoort tot de mogelijkheden. Enige vereiste : reserveren ! Want het toegelaten aantal wandelaars per dag is beperkt. En zo hoort het ook.

DIEP UITGESNEDEN FJORDEN

Aan de oostkust van Vancouver Island volgen de dorpen elkaar op. Sommige zijn het terrein van bijdetijdse hippie-kunstenaars die de eilandrust verkiezen boven de drukte van het vasteland. In andere overheersen de natives, de afstammelingen van de indianen. Je vindt er nog totems in houtsnijwerk, voor de traditionele verering van de geesten van hemel en aarde. De noordelijke helft van het eiland is verlatener. Weinig mensen, weinig wegen, veel bergen, bossen en water in alle vormen, met steile fjorden die afdalen tot in de diepten van de zee of tot in bergrivieren waar de vrouwelijke zalmen zich stroomopwaarts worstelen, om te paaien en uiteindelijk te sterven op de plek waar ze zijn geboren. Ochtendnevels, frequente stortbuien en een vochtige atmosfeer horen erbij.

De bossen van Barrier Islands hebben een nog grotere dichtheid dan het regenwoud in het zuiden. Aan de kust vind je vooral vissersdorpen, terwijl in de dorpen landinwaarts veel houthakkers wonen. Sommige dorpen zijn alleen toegankelijk via water of lucht. De MV Uchuck III zorgt voor de wekelijkse bevoorrading. Het is een tweedaagse tocht door de meest afgelegen fjorden, tot in het noorden van het eiland. Toeristen die willen proeven van de barre omstandigheden van het lokale leven, mogen meevaren. We logeren in Kyuquot, een vlek van enkele tientallen inwoners aan het eind van de wereld, in een geïmproviseerd guesthouse boven het water. De mensen zijn ruw maar hartelijk. We zien orka’s, dolfijnen, walvissen, otters, zeehonden, zeeleeuwen.

DANSEN MET WALVISSEN

Na deze tijdloze ervaring zetten we weer voet aan wal op de westkust, in het noordelijke deel van de Pacific Rim. Dit gebied is minder wild en meer toeristisch (hoewel ook dat relatief is). Eindeloze stranden, enorme golven, wandelpaden en lekker eten. Twee dorpen, het ene al bekoorlijker dan het andere, liggen elk aan het uiteinde van een lange landtong. De twee vissershaventjes zijn omgevormd tot eclectische toeristendorpen : Tofino en Ucluelet (uitgesproken als Ukee). Tofino is vooral geliefd bij surfers en jonge trekkers. Ucluelet is wat rustiger en meer geschikt voor familievakanties. Jamie en zijn collega’s organiseren hier allerlei excursies, te voet, per boot of per watervliegtuig, op zoek naar gesteenten, planten, dieren of andere wonderen der natuur. We zitten in een bootje dat op en neer danst tussen de walvissen. We lunchen vlak bij beren die op zoek zijn naar krabben op de oevers.

Het bevalt ons hier wel, in een van de prachtige hotels op het strand, met zicht op de ondergaande zon. Maar we trekken verder, naar de noordoostkust, tegenover de smalle zeestraat tussen het vasteland en Queen Charlotte Island, dat sinds 2010 officieel Hadai Gwaii heet, een overwinning voor de natives.

Het wordt een moeilijke keuze tussen de paalhutten van Telegraph Cove, door sommigen beschouwd als het mooiste dorp van het eiland, en de enkele gastenverblijven midden in de natuur, waar de beren tot op het terras komen spelen. Bij dageraad worden we opgepikt door een boot. We doorklieven de mist, de ene dag op zoek naar orka’s, de andere dag naar grizzly’s. De koning van de beren leeft niet op het eiland zelf, maar op de wilde, rijkelijk van inhammen voorziene kust aan de overkant, een paar kilometer verderop. Je kunt ze alleen benaderen in een vaartuig met platte bodem. Dat is de enige manier om door te dringen tot de rivieren waar hele berenfamilies op visvangst gaan, onder het gulzige oog van Amerikaanse zeearend.

TEKST EN FOTO’S PHILIPPE BERKENBAUM

Twee grote, forse exemplaren. Gitzwarte vacht, enorme poten, een snuffelende snuit, scherpe klauwen. De beren gunnen ons geen blik

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content