De ?Paardenopera? van Zingaro was een van de revelaties van Antwerpen ’93. ?Chimère? bevestigde twee jaar later de verwachtingen. Maar blijft zo’n spektakel voor variatie vatbaar ? Het antwoord is er met de nieuwe voorstelling : ?Eclipse?.

Bruno Koninckx

Een net niet oorverdovend geluid, als een aanrollende donder, vult de grote tent wanneer iedereen samen wordt binnengelaten. In het bijna duister vind ik met enige moeite mijn zitje op de harde houten bank. In het midden een groot rond vlak. Terwijl een vreemdsoortige muziek weerklinkt, met gezang dat je niet meteen kan thuisbrengen, zie je hoe in het centrum van de vlakte een figuur zich langzaam van onder een doek uitwurmt. Meteen is de toon gezet : dit keer geen verpletterend spektakel maar eerder een voorstelling waarin mens en paard de ingetogen kant van zichzelf laten zien. Deze productie heeft immers niet voor niets haar naam gekregen. Ze probeert de verstilde sfeer op te roepen van een zons- of maansverduistering. De opbouw van de piste en vooral de belichting helpen daarbij. Wanneer de begin-figuur is verdwenen, zie je namelijk dat de piste bestaat uit een binnen- en een buitengedeelte met een verschillend hoogteniveau. Op de buitenrand, en ook op het buitenste deel van de binnenpiste, ligt zwart zand. In het midden is het zand spierwit. Doorheen de voorstelling wordt met de belichting vakkundig op dit contrast ingespeeld, en dat wordt ook op andere vlakken doorgetrokken : in de kostuums, in de afwisseling van witte en donkere paarden, en zelfs in de blanke of donkere huid van de acteurs.

Van het contrast licht-donker is het maar een kleine stap naar andere tegenstellingen : goed-kwaad, vrouwelijk-mannelijk, yin-yang, enz. Met die klassieke dualiteiten wordt in de voorstelling subtiel gespeeld. In een bepaalde scène treden bijvoorbeeld twee mannen aan een blanke en een zwarte die als een soort krijgers tegenover elkaar gaan staan. Maar in plaats van te vechten, beginnen ze een heel ander soort competitie : de een is een acrobaat die allerlei kunsten uithaalt (tuimelingen, overslag…), terwijl de andere, een klassiek geschoold danser, minimale dansbewegingen maakt.

Achter het spel van tegenstellingen kan men allerhande bespiegelingen of een verhaal zoeken, maar dat is wellicht niet de hoofdbedoeling van Bartabas, de man achter Zingaro. Hoewel het zwart-witcontrast de rode draad vormt, bestaat de voorstelling uit een opeenvolging van losstaande scènes, en ook de theatergenres waaruit Zingaro put zijn zeer uiteenlopend. Uniek is natuurlijk het samenspel van mensen en paarden. Er zijn scènes die doen denken aan traditionele paarden- of circusshows waarbij ruiters in volle galop op de rug van het paard staan, zijwaarts aan het zadel hangen, of op en van het paard springen. Naast deze spectaculaire stunts zijn er ook grappige momenten en scènes die eerder aan klassieke dressuur doen denken met capriolen, Spaanse pas, courbettes en dies meer.

Ook wat de acteurs/dansers/ruiters doen is heel afwisselend. Sommigen halen ware acrobatieën uit, anderen doen eerder denken aan mimespelers, nog anderen dansen. Bij de troep zitten trouwens twee dansers uit bekende gezelschappen : Quincella Swyningan is soliste bij de grote dame van het (Duitse) danstheater Pina Bausch, en de Cubaan Julio Arozarena was voorheen sterdanser bij Béjart.

De gevarieerde cocktail maakt precies de aantrekkingskracht van de voorstellingen van Zingaro, maar heeft ook tot gevolg dat wat de groep doet nogal moeilijk te plaatsen is. Sommigen hebben het over spektakels, anderen noemen het toneel, terwijl men bij Zingaro zelf de term ?paardenopera? introduceerde. Die verschillende benamingen zijn wellicht allemaal voor een stuk toepasselijk, maar kunnen ook verkeerde verwachtingen oproepen. Wie naar Eclipse gaat kijken om spetterend spektakel te zien met adembenemende stunts op paarden, zal even bedrogen uitkomen als wie denkt een tot Kunst getranscendeerde ontmoeting tussen mens en paard te aanschouwen.

Bartabas zelf ziet zich in de eerste plaats als een choreograaf. Hij vergelijkt zich zelfs met ster-regisseur Bob Wilson, met dat verschil dat hij zowel met paarden als met mensen werkt. Hij houdt ervan om rond zijn persoon een ongenaakbaar, ietwat geheimzinnig aura te creëren. Te beginnen met zijn artiestennaam Bartabas die hij al meer dan tien jaar hanteert. Hij verwijst hiervoor graag naar de tijd van Molière, toen dat bij acteurs gebruikelijk was. Volgens Bartabas zet zo’n artiestennaam aan het dromen. Lange tijd heeft hij zijn eigenlijke naam verborgen kunnen houden voor het grote publiek, waarmee hij het mysterie rond zijn persoon en Zingaro zelf nog wat vergrootte.

Veel mensen denken dan ook dat Bartabas een nakomeling is van een oud zigeunergeslacht, of dat Zingaro de naam is van een of andere zigeunerclan. Bartabas is nochtans een rasechte Fransman, in het echte leven Clément Marty genaamd, en door zijn omgeving aangesproken als Martex. Hij volgde geen eigenlijke toneelopleiding, maar richtte na zijn middelbare schooltijd met enkele vrienden een groep op die straattoneel bracht. Met dat eerste gezelschap, Théâtre Emporté, trad hij dertien jaar geleden al op in het zogenaamde off-festival van Avignon. De groep speelde bewerkingen van bestaande stukken of satires. Daarna volgde het Cirque Aligre, waarmee hij zich nog verder verwijderde van het klassieke toneel. Tenslotte richtte hij een ?paardencabaret? op, Zingaro, waarmee hij in 1989 een nieuw genre in het leven riep : de ?paardenopera?. Na deze productie volgde in 1994 Chimère. Hoewel Bartabas met Zingaro dus nog maar enkele voorstellingen heeft gemaakt, is de groep ondertussen zowat wereldberoemd en ongemeen populair : naar Chimère zijn in Europa en de Verenigde Staten samen meer dan 400.000 mensen komen kijken.

Dat Zingaro, niettegenstaande de massale belangstelling, tot de kunst-scène wordt gerekend, is in belangrijke mate te danken aan het Festival van Avignon. Aanvankelijk speelde ook Zingaro in het off-festival (het niet-officiële luik waar eigenlijk iedereen kan optreden), maar de laatste jaren gebeurt dat op uitnodiging van het echte festival. Zo ging Eclipse eerder deze zomer zelfs in première in Avignon. Dat bezorgt het gezelschap ongetwijfeld een zekere status. Bartabas onderhandelt zelfs met de festivaldirectie om in 2000 een voorstelling te maken voor de Cour d’Honneur, de binnenplaats van het paleis en zowat hét heiligdom van Avignon en het hele Franse theater. Het zou de ultieme bevestiging zijn dat wat hij brengt echte kunst is. Want het is wel duidelijk dat Bartabas ernaar streeft om als volwaardig kunstenaar te worden aanzien, en niet als iemand die circus of spektakels brengt. Zijn voorstellingen worden telkens rustiger, ingetogener.

Momenteel is hij veel bezig met klassieke muziek, in het bijzonder met Stravinski. Best mogelijk dus dat een volgende voorstelling begeleidt wordt door een klassiek orkest.

Muziek is vaker Bartabas’ uitgangspunt geweest. Maar tot nu toe ging hij vooral op zoek naar traditionele muziekvormen, omdat die volgens hem goed aansluiten bij het beeld van het paard, dat iets van de oertijd oproept. Voor Chimère zocht hij inspiratie in India. Voor Eclipse trok hij naar Korea. Vooral de klassieke Koreaanse muziekstijlen shinawi en p’ansori maakten indruk op hem. In de voorstelling hoor je dan ook traditionele Koreaanse muziekinstrumenten zoals een soort dwarsfluit in bamboe, een hobo, een vedel en een gong. Maar het meest bevreemdende is de zangeres. Bartabas trok Sung-Sook Chung aan, een naar New York uitgeweken Koreaanse, die is opgeleid in de p’ansori. Een voor ons bizarre vorming waarbij jonge zangers en zangeressen met hun leermeester naar een waterval trekken en zingen tot ze geen stem meer hebben en hun keel ervan bloedt. Het is de bedoeling dat hun stem uiteindelijk boven het lawaai van het neerstortende water uitstijgt. Door deze niet bepaald zachtaardige training krijgen de zangeressen een heel rauw en primair stemgeluid dat voor westerlingen heel vreemd overkomt. In Eclipse lijkt het er een beetje op dat de zangeres van bovenaf de voorstelling dirigeert. Verder is de oosterse inspiratie vooral merkbaar in de kostumering, en ongetwijfeld ook in de rust en de ingetogenheid die Eclipse over het algemeen uitstraalt. Hoewel Bartabas subtiel weet om te springen met verschillende stemmingen : bij momenten gaat het er explosief aan toe, andere scènes zijn dan weer heel sereen. Ook ernst en luchtige momenten wisselen elkaar af. Helemaal op het einde weet je trouwens niet of de laatste scène nu grappig is, of serieus. Nadat een aantal dansers met de voet in het zand hebben gegraven om dan te gaan liggen, komt het prachtige paard dat z’n naam aan de groep heeft gegeven, op. Het schraapt ook met zijn poot in het zand, en gaat dan zitten kijken naar de anderen en naar het publiek. Wil het ons duidelijk maken dat paard en mens inderdaad, zoals tijdens de voorstelling geregeld bleek, een perfecte symbiose kunnen vormen, of lacht het ons stilletjes uit ?

Eclipse is nog tot 30 september te zien in Massenhoven bij Antwerpen. Info : tel. (070) 344.111.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content