Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

In de zomermaanden werkt Weekend Knack undercover. Deze week spelen we keyboard met Wim Leys in Blankenberge.

Maandagochtend in Blankenberge. Voor het station staat een file van Rode Kruis-ambulances, VTM-promomeisjes en Opel Corsa‘s. Vlaanderens populairste muziekprogramma veroorzaakt immers een ware volksverhuizing richting Antwerpen- les bains. Op de autoradio luister ik voor de zoveelste keer naar Elk z’n eigen gang, de zomerhit van Wim Leys. Zelfs mijn buren kennen het opgewekte nummer inmiddels vanbuiten, want ik heb mijn vingerwerk duchtig geoefend. Nu goed, een boekenplank is natuurlijk nog geen keyboard. En al is Tien Om Te Zien één grote playbackshow, ik zal een toetsenbord nooit deftig kunnen aanslaan.

Op de VTM-parking word ik opgewacht door de pendelbus die de artiesten en hun gevolg naar de vuurtoren aan de jachthaven brengt. Zoveel fans en nieuwsgierigen trotseren de snikhete zon dat we amper op de dijk geraken. “Straks zijn het er 5000”, zegt de chauffeur, “zelfs bij stormweer blijven ze staan.” Dan liever die 700.000 kijkers thuis, antwoord ik, die zie je tenminste niet.

In het vipdorp wacht Wim met zijn drie muzikanten op de call van de opnameleidster. Ik heb de groep amper een week geleden ontmoet in een Brugse opnamestudio. “Wen er maar aan”, zegt het 25-jarige idool in wording, “drie minuten televisie kosten je een hele dag.” Zich rustig voorbereiden op de repetitie is er niet bij: rond elven hangt Radio Mango aan de lijn. Kan Wim nu meteen een interview doen? De popzanger, zelf presentator van De Zondagsclub op Radio 2, gehoorzaamt gedwee. Fame en fortune, je moet het willen.

Wim blijft echter rustig: “Tot vanavond. Vijf minuten voor de opname giert de adrenaline door mijn lijf.” Hij is hier een vaste klant, want zijn plaat beklimt al enkele weken de Vlaamse Ultratop 10 en is genomineerd voor de Zomerhit-trofee. Voorlopig zwaait de crew echter de plak. Die heeft gisteren het podium en de enorme lichtinstallatie opgesteld en is al sinds acht uur weer aan het werk. Het hele spektakel vergt ruim 100 man: podiumbouwers, machinisten, geluidstechnici en security, maar ook catering, hostesses, kapsters en stand-ins voor het presentatorsduo Anne De Baetzelier en Willy Sommers.

Zoals het strakke repetitieschema voorschrijft, worden we stipt om halftwaalf op het podium geroepen. De repetitie moet de cameramensen de nodige aanwijzingen geven – en mezelf een convenabele houding. Dat gaat niet vanzelf, want wie geeft er op dit uur het beste van zichzelf? Met het strand vol bikini’s en parasols, voel ik me een beetje out of place. Mijn keyboard staat achteraan het podium opgesteld, op het hoogste niveau. Niemand ziet dus mijn geklungel.

Tot de regiekamer plots beslist het keyboard vooraan op te stellen, pal naast de bassist. “Ja maar, dat is niet bedoeling”, stamel ik, maar de groene merktekens op het podium worden niet meer verplaatst. Tot overmaat van ramp willen de cameralui bij de tweede playback-ronde per se close-ups maken. Resultaat: ik verstijf van angst. Met de camera op een halve meter van mijn handen, loopt alles in de war: ik lijk wel een andere partituur te spelen, tokkel voort als de muziek pauzeert en kom al helemaal niet toe aan meezingen of stampvoeten. Ik ben een zweterige houten hark, en dan branden de spots niet eens.

Bij de derde poging kijk ik alleen nog naar de andere groepsleden, de rest brengt me toch alleen maar in de war. Het jongens-onder-elkaar-sfeertje werkt aanstekelijk, maar als de cameralui in de buurt komen, weigeren mijn handen dienst. “Televisie is overdrijven”, zegt manager Marc achteraf. “Wat je ook speelt, als je handen maar bewegen. Je bent precies bang van het keyboard.” Ik kan niet eens ontkennen. Zal ik dan toch maar een fles cognac opscharrelen?

Onvindbaar

Na de middagpauze sjezen we naar de studio, waar Wim repeteert voor een najaarstournee die hem van Borgerhout tot Nazareth brengt. Op het repertoire staan Nederlandstalige popsongs van Doe Maar en Boudewijn de Groot, maar ook eigen werk. Rond vier uur pakken we in, een griep heeft Wim op aspirine gezet. “Een tv-optreden laat je niet snel varen”, zegt hij op weg naar de huiskapper. “Trouwens, ik doe het te graag. Al ben ik doodziek, dan spring ik nog op dat podium.” Zelf spendeer ik het vrije uur op een terras. Net lang genoeg om een zonneslag op te doen. Mijn armen lijken wel rauwe biefstuk. Dat ontbrak er nog aan.

Om kwart over zes sta ik terug aan de artiestenloges. Het door fans omsingelde vipdorp is nu het epicentrum van de Vlaamse showbusiness. Aan de bar en in de hangmatten wemelt het van platenbonzen en PR-types, elders keuvelen Luc Steeno, Kelly Pfaff en samensteller Jos Van Oosterwyck met tv-figuren of Story-journalisten. Iedereen die meetelt in schlagerland is aanwezig, want sterren trekken elkaar aan. “Populariteit maakt afgunstig. Iedereen wil plots met je praten”, heeft Wim me gezegd. Met zijn pop- en rocksongs is hij hier een buitenbeentje.

Nu, op amper drie kwartier van de generale repetitie, is hij echter onvindbaar. Ook van de manager en de andere bandleden is geen spoor. Als Wim een half uur later nog steeds niet verschijnt, spring ik zowat uit mijn vel. Terwijl iedereen richting make-uploge trekt, weet ik niet eens wat ik straks zal aantrekken. Overal rennen mensen heen en weer met kapstokken, haardrogers en beautycases. Koen Wauters verschijnt in jeans en versleten gympen, Anne De Baetzelier in een Pucci-achtige zomerrok en K3 in een oranje knipperlicht. Ook de immer wulpse Betty wil zich omkleden en zet me samen met haar gespierde dansers kordaat uit onze gemeenschappelijke loge. ” Business before pleasure, honey“, zegt ze plagerig.

Podiumseks

Als de band even voor zeven uur alsnog opdaagt – even een hapje gegeten – gaan de zaken plots in stroomversnelling. Mijn halve kleerkast blijkt overbodig te zijn, en voor make-up is het te vroeg: “Zo’n verbrande huid, dat haalt nu niets uit”, klinkt het aanmoedigend. We komen als negende act, halverwege de repetitie.

De dijk ziet zwart van het volk. Mijn hart davert in mijn lijf, ik kan geen woord uitbrengen. “Je bent zenuwachtig”, zegt Wim. Ik knik haast beschaamd ja. Terwijl Willy en Anne nog met hun aankondiging bezig zijn, lopen we het podium op. De fans zetten het op een gillen: “Wim, Wim!” klinkt het voor mijn naamgenoot. Zelf moet ik het stellen met de kinderen rondom het podium, die het op mijn voeten gemunt hebben. Vanbinnen raak ik in paniek, maar gelukkig is televisie een geoliede machine. Sommige van de tussen podiumscènes gemonteerde ’toeschouwers’ zijn veiligheidsmensen, zodat de opdringerige kids meteen een standje krijgen.

Eens de muziekband start, veranderen de lichteffecten het podium in een droomwereld. De fans zingen het nummer mee van A tot Z en zo luidkeels dat alle remmingen plotsklaps van me afglijden. “Die gast kan niet spelen”, hoor ik een cameraman nog schreeuwen in zijn walkietalkie, maar het deert me niet. De locatie, een zwoele zomeravond, een vrolijke song, een uitgelaten publiek – alles valt ineens in de plooi. Muzikanten weten hoe opzwepend een enthousiast publiek kan zijn, maar zelf ben ik zo onder de indruk dat ik er maar één woord voor kan bedenken: podiumseks.

De wederzijdse extase bereikt haar hoogtepunt dik twee uur later, bij de echte opname. Iedereen doet er nog een schep bovenop. Het publiek is amper te bedaren, Wim flirt met de camera alsof hij nooit anders gedaan heeft. Van de weeromstuit brul en stamp ik het nummer mee als was het mijn lijflied, en bij de close-ups weet ik zelfs min of meer mijn cool te bewaren. “Ik wil nog eens!” brul ik in de oren van Van Oosterwyck bij het verlaten van het podium. “Dan kom je volgende week toch gewoon terug”, lacht hij, de ogen op de tv-schermen gericht. Ik wil mijn adrenalinekick delen met Wim, maar die wordt op de terugweg belaagd door fans met postkaarten, singles, knipselboeken en camera’s. “Die is nog wel even zoet”, zegt Marc.

Rond halfelf zit de show erop, en meteen ook een lange dag. De artiesten kunnen hun zakken niet snel genoeg pakken. Wim wordt buitengeloodst via een sluipweg, zelf murw ik me door de massa aan de ingang. Om halftwaalf bereik ik de verlaten snelweg. Ik zet de cassettespeler op, draai het volume open en neurie mee met de zomerhit van 2001: ” De route die ik nu wil gaan, kan ik best alleen wel aan / Ook al is ze steil en lang, ik ga gewoon m’n eigen gang…”

Dit was de laatste Zomerjob. De bewuste aflevering van Tien Om Te Zien werd uitgezonden op 1 augustus.

Wim Denolf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content