Ik sloeg hem gade van op een terras op de Groenplaats : een man met bril en halflang wit haar die als in trance over het plein liep. Af en toe bleef hij staan en keek verdwaasd om zich heen, alsof hij Rubens en de kathedraal voor het eerst zag. Pas toen hij in de richting van de Melkmarkt verdwenen was, wist ik het : Jan-van-de-Muze. Mijn God, wat worden we oud. Een paar dagen later kreeg ik een sms’je van een vriend : “Weet je het al ? De Muze gaat dicht.” Verrek, daarom had die Antwerps / Hollandse kroegbaas daar als een geest rondgewaard.

Ik weet nog precies wanneer ik voor het eerst in het legendarische jazzcafé kwam. Ik was veertien en had een transistor gewonnen in een opstelwedstrijd van De Nieuwe Gazet. Die krant had toen een bijlage die Jong heette en samengesteld werd door Mimi Smith. Tegenwoordig schrijft zij boeken over de menopauze. Toen ik mijn prijs op de redactie in de Lange Nieuwstraat ging afhalen, nam een redacteur die de vlotte wou uithangen de prille laureaten mee naar de Muze. Daar zat ik dan in mijn demi-saison en witte sokken, in een parallel universum waar mannen lang haar hadden, rare zelfgerolde sigaretten rookten en op klaarlichte dag op café naar Chet Baker luisterden. Toen mijn vader hoorde dat ik dit oord des verderfs had betreden, sprak hij op een voor zijn doen dreigende toon : “Dat ik je daar nooit moet buitenhalen.”

Maar the times they were a-changin’ en ik kon niet snel genoeg meedoen. Drie jaar later was ik het huis uit. Ik had een Yoko Onobrilletje, hennahaar en een Afghaanse jas van dumpzaak Loe Lap die uren in de wind naar schapenstront stonk. Joints roken hoefde niet eens, ik werd al high van vloeistofdia’s, toch in combinatie met Echoes van Pink Floyd. De Muze was mijn tweede huiskamer, een bastion van tegencultuur in een grijze wereld vol banaliteit. Iedereen was er welkom : artiesten, echte en would-be, muzikanten op doortocht, wereldverbeteraars, miskende genieën, een occasionele onwelriekende dakloze die uren achter een druppel treuzelde, de tandeloze dichter die zijn ontboezemingen voor de prijs van een bolleke aan de stamgasten sleet. Van de mooiste uren van mijn wonderjaren beleefde ik er, toen het allemaal nog moest beginnen.

En er is hoop. Toen ik onlangs op de Melkmarkt kwam, bleek De Muze gewoon open. Het terras zat vol, er speelde een gitarist, de koffie was sterk en kwam als vanouds in een groen kopje met gouden rand. “De toekomst is onzeker”, zei het meisje achter de toog. Is ze dat niet altijd ?

LINDA ASSELBERGS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content