Mensen krijgen soms de indruk dat ik een eenzelvige zonderling ben, die in een huis woont met gammele luiken, omfladderd door vleerhonden, met in de aanpalende weiden koeien die loeien in het vale licht van de maan. Tot op zekere hoogte klopt dat natuurlijk. Op weekdagen bestaat mijn belangrijkste vertier erin wandelingen te maken door het donkere dorp, en op de holle weg slakken dood te trappen met de zool van mijn schoen. Tegenwoordig gaat dat niet zo makkelijk meer ; moderne schoenen hebben profielen waarmee je goed moet mikken als je niet wil dat de slak alsnog ontsnapt door zich – leep als buikpotige weekdieren zijn – tussen twee ribbels te verstoppen.

In het weekend, daarentegen, durf ik mijn sarcofaag nog wel eens te verlaten. Gelaarsd en gespoord begeef ik mij dan naar een feestje, zoals vorige week, toen een vriend van mij veertig werd. In de tijd dat ik hem leerde kennen, was hij nog maar half zo oud als nu. Het leven vreet rare dingen uit met een mens.

Het feestje vindt plaats in een kasteel waar de adel vroeger talrijke complotten heeft gesmeed, maar dat thans een beetje in verval is geraakt. Door de zalen en de gangen zwerven schimmen met wie ik ooit een sterke band had maar van wie ik vervolgens vervreemd ben geraakt. Oude vrienden en vriendinnen. Ik moet mijn hersenen pijnigen om mij te herinneren of ze nu zonen hadden of dochters, en naar wat voor namen die luisteren.

In het begin, kort na de studies, hadden dergelijke reünies vaak iets pronkerigs. We wilden elkaar de loef afsteken, laten zien hoe snel we in het leven vooruit waren gekomen. Firmawagens vermengden zich met bouwplannen en kindernamen tot een streberige smurrie. Dat is er nu een beetje af. Huwelijken zijn gestrand, op eenzame kusten werd gevochten tegen kanker. De meesten van ons zijn wijzer geworden, en helaas ook saaier. We hebben rimpels gekregen en we dansen al wat strammer. Niemand lijkt nog bereid om te reizen naar het einde van de nacht.

Met spijt denk ik terug aan de zeeën van tijd in het studentenhome waar we zaten. Aan de discussies over Proudhon en Bakoenin, om over de Spaanse Burgeroorlog nog te zwijgen. Aan de flipperkast in het dichtstbijzijnde café, die zo grappig “Hey, Gorbatsjev !” zei als je een kogel door de roetsjbaan joeg. En plots, voor het eerst in bijna twintig jaren, zie ik weer de blauwe deur in het home met dat geheimzinnige bordje erop : Muslim toilet. Als je ze opende, merkte je op het eerste gezicht niets speciaals. Pas als je beter keek, zag je onder de bril een fijn koperen slangetje uitsteken. Er was ook een kraantje binnen handbereik waarmee je de watertoevoer kon regelen, om zo je kont te reinigen, grondiger dan in de westerse wereld gebruikelijk is.

Als jongen uit West-Vlaanderen was dit geloof ik het eerste contact dat ik met deze wereldgodsdienst had, toen Allah nog zo vertoornd niet was. Zelf durfden we het Muslim toilet niet te gebruiken, maar het was wel een bezienswaardigheid en bovendien zeer geschikt om bezoekers bij verrassing te trakteren op een waterstraal in hun gezicht. Spelen met water : ik vraag me af of ik dat nu nog grappig zou vinden. Ergens onderweg moet ik het afgeleerd zijn, evenals het gooien met vliegertjes en het leggen van punaises op stoelen. Terwijl ik mijn vierde Vedett verzwelg – penguins know why – voel ik opeens liefde voor deze mensen, die in tempore non suspecto met mij om het Muslim toilet stonden geschaard. Nog één keer zou ik samen met hen willen lachen als vroeger. Maar thuis wacht bij de meesten de babysit, als er morgen al geen keukens moeten worden uitgebroken. Het is allemaal zo doelgericht.

Omringd door dwaze gedachten verlaten we rond een uur of twee het pand, het Wakkere Meisje en ik. Ze ruikt naar peper en zwarte pasta – het hoeven niet altijd sperzieboontjes te zijn. In de auto luisteren we naar Ten New Songs van Leonard Cohen. The past is a foreign country, they clean their arses differently there. Huizen slapen met geloken luiken. Koeien staan domweg te kauwen. Politici van allerlei strekkingen grijnzen doelloos in de nacht. En boven dat alles, hoog aan de hemel, staat het mombakkes van de maan, die in al haar ijzigheid in al die eeuwen niet is veranderd.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content