Om alle misverstanden te vermijden : ik ben niet het type vrouw dat bij het waarnemen van een klein knaagdier krijsend op een stoel gaat staan. Meer zelfs, zolang de neefjes van Mickey en Geronimo Stilton uit mijn voorraadkast blijven en ’s nachts niet op klompen door mijn slaapkamer racen, kan ik er mij niet druk om maken. Bovendien meen ik mij uit biologielessen van weleer te herinneren dat de Mus musculus ofte huismuis na de mens het zoogdier met de grootste verspreiding ter wereld is, dus dat schept een band. Aanvankelijk was ik zelfs vertederd toen het grijsbruine diertje met spitse snuit en delicate oortjes van onder de kast met tuingerief loerde en vervolgens wegglipte onder de klimop in de plantenbak. Strikt genomen betrof het dus niet eens een huismuis, maar een terrasmuis, en wel één die op middelgrote hoogten (meer bepaald de tweede verdieping) gedijde. Schuw was het beestje geenszins, de zeldzame keren dat ik deze zomer tussen twee stortvlagen door op mijn terras kon zitten, drentelde Minnie Muis (ik zag er een vrouwtje in) parmantig van rododendron tot potpalm.

Mijn enthousiasme werd enigszins getemperd toen Minnie zich aan de paprika’s in wording vergreep. Muizen zijn alleseters, aldus Wikipedia, bij gebrek aan beter voedsel eten ze zelfs papier, lijm of zeep. En tuinkaars kan ik daar uit eigen observatie aan toevoegen. Je zou denken dat kaarsvet de darmtransit niet ten goede komt, maar naar het spoor van muizenkeutels te oordelen had Minnie bepaald geen last van obstipatie.

Pas echt gealarmeerd was ik toen ik Minnie dubbel zag. Of misschien waren ze de hele tijd al met z’n tweeën, maar werkten ze in shift. Hoe ook, in huize Asselbergs ging het muizenalarm af : hier diende ingegrepen te worden. De eerste informatiebron die ik raadpleegde, was er één van de muisvriendelijke soort. Aangezien de huismuis een leuk beestje is en de kans op verspreiding van ziekten verwaarloosbaar, volstond het om de muizen de stuipen op het lijf te jagen, suggereerde die. Door bijvoorbeeld stilletjes naderbij te sluipen en vervolgens krachtig twee deksels tegen elkaar te slaan. Veel kans dat daarbij ook de nieuwe buren zich het apezuur zouden schrikken, dus plan afgevoerd. Ook de andere knaagdiervriendelijke oplossingen leken me niet echt realistisch.

Om een lang verhaal kort te maken : het werd vergif, van die fluopaarse schilfers, die ik bij gebrek aan plastic handschoenen met dikke winterwanten aan tussen het tuingerief deponeerde, op een plek waar er geen argeloze mussen bij konden. Hoe meer schilfers er verdwenen, hoe schuldiger ik me voelde. Tot ik Midas Dekkers erop nalas. Als je maar lang genoeg wacht, gaat zo’n muizenlijk immers de weg van alle leven. Dan stijgen er uit het gefriemel en gefrommel dikke bromvliegen op en vliegt de muis zacht zoemend weg, boven alle katten uit. Iets om naar uit te kijken toch, voor mensen en muizen gelijk.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content