In 1964 was de provincie Luxemburg twintig dagen lang in de ban van een intense klopjacht op een simpele houthakker, verdacht van de moord op zijn mondaine en veel oudere vrouw. Maar waar was het lijk ? Ook na de dood van Roger Champenois in 2005 zindert het mysterie nog altijd na in de bosrijke Gaume.

Houdemont, een onooglijk dorpje nabij Habay-la-Vieille. Zo weids en idyllisch is het intens groene, zachtglooiende landschap hier, dat je je afvraagt of het nog wel België is. Ze hebben hier zelfs een eigen microklimaat. Door de beschermde ligging in een soort kom is het in de streek rond Virton vaak een paar graden warmer dan in de rest van de Ardennen. De Gaume heeft altijd een sterke band met Frankrijk gehad. Toen dat land in 1848 weer een republiek werd, begon men hier te dromen van een République Virtonnaise. Gealarmeerd stuurde de provinciegouverneur een detachement militairen naar de opstandige streek. Meteen was het uit met de Lente van Virton en keerde de rust weer in de wouden. Tot in 1964 een simpele houthakker de streek in rep en roer zette… Zelfs vandaag nog zijn ze er in de Gaume niet over uitgepraat, zal ik ter plekke ondervinden.

De kasteelvrouw en de vagebond

Roger Champenois (1929) kwam uit een familie van vagebonden. De legende wil dat als zijn vader met zijn aftandse woonwagen voorbijkwam, de mensen hun kinderen binnenhielden. Polygamisten en dieven, dat was de reputatie van dat zootje ongeregeld. Roger maakte nooit zijn lagere school af, was zo goed als ongeletterd. Later zou blijken dat hij aan alexie of woordblindheid leed, het onvermogen tot begrijpend lezen. Maar hij was niet dom, het woud was zijn natuurlijke habitat, l’homme des bois kende alles van planten en dieren. Midden jaren vijftig ging hij voor een lokale houtvester werken. Die had een meer dan tumultueuze liaison met Elisabeth Danniau, een mondaine Brusselse van een eind in de vijftig die in de streek bekendstond als la dame en noir of la châtelaine (de kasteelvrouw). Dat klinkt aardig wat chiquer dan haar oorspronkelijke bijnaam, Betty-la-Rousse.

Aan een relatie met een gefortuneerde arts had de voormalige serveuse een luxueus landhuis in Meise overgehouden. Met de opbrengst van de verkoop schafte ze zich een grote hoeve in Houdemont aan. Vervolgens liet de Waalse Lady Chatterley haar oog op de jonge houthakker vallen. Was het ooit echte liefde tussen die twee ? Volgens de verklaringen van de dorpspastoor deed la châtelaine in elk geval moeite om haar jonge echtgenoot te leren lezen en schrijven, maar tevergeefs. Hoe ook, de wittebroodsweken waren van korte duur. Elisabeth leidde een luxueus leven, ging in haar eentje uit in Waver en verplaatste zich per taxi, een extravagantie in de ogen van de dorpsbewoners. Op haar aandringen ging de natuurmens Champenois in een Franse fabriek werken. Van zijn loon van 7000 frank mocht hij 100 frank zakgeld houden. Uit alles bleek dat Elisabeth haar jonge echtgenoot als een knecht behandelde.

Misdaad zonder lijk

In juli 1963 onderging de vrouw in het ziekenhuis van Libramont een ingreep aan de benen. Op 22 juli zou haar echtgenoot haar naar zijn zeggen naar het station van Aarlen vergezeld hebben, waar ze de trein nam om te gaan uitrusten bij een tante in Waver. Een verklaring die werd tegengesproken door de dorpsslager, die beweerde dat hij haar volgens zijn orderboekje op de 23ste nog vlees geleverd had. Hoe ook, Elisabeth Danniau was spoorloos. Volgens Champenois zou ze terugkeren au beau temps. Tijdens de dorpskermis van 22 oktober verklaarde hij dan weer dat zijn vrouw nog één keer in Houdemont geweest was, aan de zijde van een grijsharige man in een Mercedes. Niemand geloofde hem, in het dorp deed het gerucht de ronde dat hij Elisabeth vermoord had en in stukken aan de honden had gevoerd… De onderzoeksrechter liet 300 militairen de omringende bossen uitkammen, waterputten en een reservoir met mest leegmaken, de tuin van de hoeve in Houdemont omspitten en de vloer van het schuurtje opbreken. Er werd een kadaver gevonden : dat van Carlo, de geliefde herdershond van de ‘kasteelvrouw’. Maar zelf bleef ze onvindbaar. Roger Champenois werd aangehouden, maar bij gebrek aan een lijk en aan harde bewijzen na drie maanden weer vrijgelaten.

Een loslippige kruidenierster

De zaak-Champenois had voor altijd een mysterie kunnen blijven, en de bosmens voorgoed buiten schot, als hij geen grote stommiteit had begaan. Toen hij in de gevangenis zat, had hij bezoek gekregen van ene Roger Darge, een onevenwichtige jongeman die in Champenois een onschuldig slachtoffer zag. In La hache et le fusil, het in een krachtig naturalistische stijl getekende tweedelige stripverhaal waarvoor Jean-Claude Servais zich door de zaak-Champenois liet inspireren, is Darge een soort godsdienstwaanzinnige die stemmen hoort. Na zijn vrijlating betrokken Champenois en Darge een hut in de bossen. Intussen bleef de geruchtenmolen in Houdemont op volle toeren draaien. De kruidenierster strooide overal rond dat Champenois ten tijde van de verdwijning van zijn vrouw bij haar ongebluste kalk was komen kopen.

Tijdens een dronken nacht in augustus 1964 besloten Champenois en Darge de loslippige een lesje te leren. Ze zetten een ladder tegen haar huis en braken in. De kruidenierster, een weduwe die samen met haar jongste dochter boven de winkel lag te slapen, kreeg een paar rake klappen tegen het hoofd met een bijl. De oudste dochter Claudine, een meisje van veertien, werd door het drieste tweetal ontvoerd. De rijkswacht zou haar dezelfde dag nog ongedeerd terugvinden. Wat volgde, was de grootste klopjacht ooit in Wallonië. Gendarmes uit alle hoeken van het land werden ingezet, naast militairen uit de kazerne van Aarlen en een helikopter met de laatste snufjes (infrarood, een metaaldetector). Maar Champenois, als geen ander thuis in de bossen, leek in rook te zijn opgegaan. Sommigen zagen een soort Robin Hood in hem : hij mocht dan al een zonderling zijn, vóór het incident met de kruidenierster had hij zich nooit gewelddadig getoond. En la châtelaine, die de dorpsbewoners altijd vanuit de hoogte had behandeld, kon op niet veel sympathie rekenen. Anderen waren als de dood voor ‘het monster van de Ardennen’, sommige media hielpen gretig mee om die angstpsychose te voeden.

Op de plaats van de misdaad

Zo geïntrigeerd ben ik inmiddels na let lezen van oude krantenknipsels en La hache et le fusil, dat ik besluit om samen met fotograaf Wouter ter plekke een kijkje te gaan nemen. Schoorvoetend, want ik vrees dat de dorpsbewoners na al die jaren weinig animo hebben om weer eens een paar persmuskieten te woord te staan. Waar te beginnen ? Houdemont ligt er begin juli verlaten bij, er is niet eens een winkel of café open. Op goed geluk spreken we een bejaarde dame aan die voor haar deur de stoep staat te vegen. ” L’affaire Champenois ?” Als bij toverslag klaart haar gezicht op. Oelala, dat was wat geweest. En ja, we zijn hier aan het juiste adres, want verdraaid als het niet waar is, haar huis was vroeger het kruidenierswinkeltje van la veuve Gonry, die zo lelijk aangepakt was door Champenois en Darge. Bingo, meteen prijs. Niet dat Madame Lambot zich veel herinnerde van het gebeuren, maar ze had ergens nog een cassette met een documentaire die de RTBF over de zaak maakte. Meisjesachtig giechelend slaat ze haar hand voor haar mond. Of ik weet hoe ze Champenois na bijna twintig dagen eindelijk hadden kunnen snappen ? Iemand had hem gesignaleerd toen hij het bos van Rastad in liep. De plek werd omsingeld en uitgekamd door rijkswachters met honden. Champenois zat in een boom en moest dringend pipi doen. Zo kwamen de honden hem op het spoor…

Wat een sukkelachtig einde van een roemrucht avontuur. Op 10 september ’64 werd Champenois gearresteerd. Tot aan dat van Dutroux was zijn proces het meest gemediatiseerde in de streek. Levenslang kreeg de woudloper, ook al was er nog steeds geen lijk.

Of de hoeve van Champenois nog bestaat, vraag ik aan Madame Lambot. “Mais si”, wijst ze naar een straat die voorbij de kerk omhoog loopt. De helft van de gebouwen is opgeknapt, de andere helft een ruïne, we kunnen er niet naast kijken.

De gendarmes te slim af

En zo is het : links is de oude bastide gerenoveerd tot twee keurige witte huisjes, rechts leunt er een bouwval tegenaan, met een half ingestort dak waar bomen doorheen groeien. Op het erf roesten een paar auto’s uit de jaren zeventig, omringd door alle mogelijke rommel : autobanden, oude wasmachines en gasfornuizen, een betonmolen. Uit een gehavende caravan komt een pezige man met grijs haar tevoorschijn. Hij ziet er verwaarloosd uit, zijn kleren zijn gescheurd en zitten vol smeerolie. Maar zijn oogopslag is warm en vinnig. Of dit de oude hoeve van Champenois is ? Hij knikt en veegt meteen een paar plastic tuinstoelen droog. “Du café ?” Hoe eenzaam moet je niet zijn om zo blij te zijn met een paar aangewaaide wildvreemden, journalisten bovendien.

Nee, hij had Champenois niet persoonlijk gekend, pas in 1968 had hij deze hoeve gekocht. Maar de vorige eigenaar had hem alles verteld. Over de boeren die niet met hun tractor konden buitenrijden omdat de buurt ten tijde van Champenois’ escapade vol picknickende rampentoeristen en ijscokarretjes stond. Hoe sommige dorpe- lingen de voortvluchtige aan eten hielpen of een oogje dichtknepen als hij zich om vier uur ’s morgens in de waterbak van het vee kwam wassen. Iedereen wist hoe la châtelaine de man en pleinpublic vernederd had. Hij mocht het huis niet in als ze bezoek had van één van haar dure vriendjes. Iemand had zelfs gezien hoe ze naar hem uithaalde met een zweep. Als die sukkelaar haar in een opwelling de kop had ingeslagen, had ze het zelf gezocht.

Ook de gendarmes waren er niet allemaal op uit om hem te vatten. Pierre Alexis grinnikt en wijst : “Op een warme avond zaten er daar onder de lantaarnpaal vier te kaarten. Pal in het licht, je zag ze van ver. In de boerderij verderop trouwde de volgende dag de dochter van een varkensboer. Champenois is er toen in geslaagd om een hele ham te pikken, pal onder de neus van de gendarmes. Ja, er was iets heel schelmachtigs aan die affaire. Tijdens de ondervragingen na zijn arrestatie hield Champenois zich voor den domme. Als hem gevraagd werd wat hij de dag na de verdwijning van Elisabeth gedaan had, antwoordde hij bijvoorbeeld : “J’ai mangé une banane.”

De ooggetuige

Jarenlang bleef het mysterie rond de verdwijning van la dame en noir onopgelost. In 1977 keerde Champenois niet terug van penitentiair verlof. De roep van het woud was te sterk geworden. Een rijkswachter pikte hem op nabij het gehucht Gévimont. Ze kenden elkaar, ze praatten. Toen ze elkaar later opnieuw ontmoetten in de gevangenis van Aarlen, zei Champenois na een gesprek van drie uur : “Kom, we gaan naar de procureur.” Dertien jaar na de feiten verklapte hij eindelijk waar hij het lijk van zijn vrouw verborgen had. Pierre Alexis : “Heel simpel, onder de vloer van de stal, waar zijn ossen stonden. De gendarmes hadden daar wel gezocht, maar de honden bleven uit de buurt van die beesten en waren misleid door de geur van de mest.”

Volgens sommige bronnen bekende Champenois de moord, volgens anderen verklaarde hij dat het om een ongeluk ging. Elisabeth was na haar operatie van de trap gevallen, een geweer in de hand. Pierre Alexis houdt zijn hoofd scheef, door de emotie schiet zijn stem uit. ” Un accident ? Non non, ik was er bij toen het lijk werd opgegraven. Het was redelijk goed bewaard, ik zal het nooit vergeten, ze had haar tot op haar schouders. En om haar nek zat een cordelière, de binder van haar peignoir. Moe van de pesterijen had Champenois haar gewurgd en haar ten overvloede nog een paar keer met het strijkijzer de kop ingeslagen.” Van Betty-la-Rousse tot châtelaine en dan zo’n roemloos einde…

Champenois had meer geluk. In 1978 kwam hij voorwaardelijk vrij en ging hij in een beschutte werkplaats aan de slag. Later nam hij zijn oude stiel van houthakker weer op en leefde aan de rand van het bos in Mussy-la-Ville, in een woonwagen zoals zijn vader. Op 26 mei 2005 werd hij gehospitaliseerd in Verviers, waar hij een paar dagen later overleed. We zoeken zijn graf op het kleine kerkhof van Mussy. Twee vrouwen van middelbare leeftijd weten meteen waar het ons om te doen is. ” Vous cherchez la tombe de Roger Champenois ? Die is gecremeerd. Hij ligt daar.” Ze wijzen naar een klein grasveldje. Dood, maar niet vergeten dus. Een lokale beroemdheid zelfs, die tot een stripalbum inspireerde en tot een folkopera die heel het zuiden van het land beroerde.

Door Linda Asselbergs – Foto’s Wouter Van Vaerenbergh

De zaak zou voor altijd een mysterie gebleven zijn, en de houthakker buiten schot, maar toen beging hij één stommiteit.

Pas in 1977, dertien jaar na de verdwijning van zijn vrouw, zou Champenois vertellen wat er werkelijk gebeurd was

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content