Schoonheidsidealen evolueren. En dat is het gevolg van economie, popcultuur en geopolitiek. In 2011 is ‘mooi’ vooral een hybride.

Modellen komen in categorieën. Het tijdperk van statueske supermodellen ligt ver achter ons, en ook voor het leger inwisselbare, bezemsteelslanke sovjetblondines met blik op oneindig lijkt het einde stilaan in zicht. Alleen Kate Moss overleeft alles (ze sloot in maart de show af van Louis Vuitton, gekleed in een niet onmiddellijk flatteuze leren bikini). Maar Moss, die relatief klein is en, volgens de normen van haar beroepscategorie, stokoud, heeft het beautyspel nooit echt volgens de regels gespeeld.

Die regels zijn in 2011 enigszins losser dan pakweg vijf jaar geleden. De grenzen van wat mooi is (of beter, van wat de mode- en beautyindustrieën mooi vinden) zijn de voorbije tien jaar uitgerekt, vager geworden. Mooi ligt nu minder voor de hand. Het klassieke schoonheidsideaal – rank, slank en blank – lijkt stilaan verbannen naar de speelgoedwereld van Barbie en Ken. Dat betekent niet dat de modesector plotseling, op eigen initiatief, het neokolonialistische gedachtegoed zou hebben afgezworen. Het nieuwe, meer hybride schoonheidsideaal is een gevolg van geopolitiek, economie en popcultuur.

Pletwals China

De verandering komt, zoals bijna alles, via China. Het is met voorsprong de belangrijkste markt voor een groeiend aantal modegiganten, van Ermenegildo Zegna tot Louis Vuitton (zie onze reportage in de Black Special Mode van februari).

Dat Azië investeert in westerse mode is nochtans niet nieuw. Japan is al decennia een belangrijke afnemer van de Europese luxemerken. En de archipel blijft, ondanks onrustwekkend snel afkalvende verkoopcijfers, een prominente markt.

Toch adverteerden de meeste merken in Japan al die jaren bijna uitsluitend met westerse modellen, en ook de in high fashion gespecialiseerde tijdschriften toonden vooral blanke meisjes. Westerse mode, zo ging de redenering, toonde je, in tegenstelling tot kimono’s, maar beter op westerse modellen.

“Mode blijft voor mij persoonlijk ook nu nog een zeer westers fenomeen”, zegt Kaname Murakami, hoofdredacteur van het tijdschrift Fashion News. “Tijdens de shows in Milaan en Parijs worden de Japanse journalisten steevast aan het uiterste begin of einde van de runway geplaatst, zodat we uit het beeld van de fotografen blijven.”

Japanners hebben, zo lijkt het, nooit behoefte gehad aan eigen modellen. China reageert anders. Het wil meespelen, ernstig genomen worden, zijn macht uitspelen. En het slaagt daarin. Tot enkele jaren geleden zag je nauwelijks Chinese journalisten of inkopers op de shows van de grote merken, en ze zaten nog verder weggestopt dan de Japanners, ergens in de nok. Terwijl je er nu niet meer naast kunt kijken.

China dient meer dan vroeger als inspiratie voor ontwerpers, en we zien ook meer Aziatische meisjes op de catwalks. Sommige huizen staan op dat vlak al wat verder dan andere. Tijdens de recente modeweek van Parijs hadden zowel Louis Vuitton als Hermès opvallend veel Aziatische meisjes gecast. Bij de meeste merken ging het engagement niet verder dan hier en daar een excuustruus.

Tijdens de mannenweek in Milaan bracht Zegna een hommage aan China met een door Aziatische jongens gedomineerde cast. Een groot contrast met de doorsnee mannenshow in Milaan, waar gewoonlijk één Aziaat meeloopt (al enkele jaren telkens dezelfde). In de jongenstopvijftig van models.com staat niet één oosterling.

Liu Wen op kop

De markantste show van het jaar tot nu toe was de haute-couturepresentatie van Givenchy, waarvoor ontwerper Riccardo Tisci de tien populairste Aziatische mannequins bij elkaar had gebracht. “De collectie was geïnspireerd door Japanse robotten,” zegt Murakami, “maar slechts twee van de meisjes zijn Japans, Ai Tominaga en Tao Okamoto. Dat toont meteen aan dat China nu meer macht heeft dan Japan in de mode.” Op het groepsportret van de meisjes in de ouderwetse salons van een Parijs herenhuis, gefotografeerd door Willy Vanderperre, zien we ook twee meisjes uit Zuid-Korea, Hye Park (destijds het eerste Aziatische model in de top vijftig van models.com) en So Young Kang. De rest is Chinees : Liu Wen, Shu Pei, Ming Xi, Fei Fei Sun en Du Juan.

Du Juan, 28 intussen, heeft pioniersstatus. Ze was enkele jaren geleden het eerste Aziatische model op de cover van de Franse Vogue (zij het dan samen met Gemma Ward) en ze sierde ook de cover van het allereerste nummer van Vogue China. Liu Wen, 23, is de kampioen van haar generatie. Ze begon haar carrière op de cover van de Chinese editie van mannenblad FHM, in 2005. In de shows voor de zomercollecties van dit jaar was ze het op één na meest geboekte model : meer dan zeventig defilés in New York, Parijs en Milaan. Liu Wen liep als eerste Oost-Aziatische mee in de legendarische show van lingeriemerk Victoria’s Secret. Ze staat op de tiende plaats in de top vijftig van models.com (Shu Pei staat op 33, Fei Fei Sun op 49). En ze heeft een wereldwijd contract met beautygigant Estée Lauder. Dat laatste is belangrijk. Niet alleen omdat met de beautysector nog meer geld is gemoeid dan met de mode, maar ook omdat de Aziatische huid en haren anders zijn dan de westerse. Westerse cosmeticabedrijven die het Oosten willen domineren zijn dus wel verplicht om met lokale modellen te werken.

Daartegenover staat dat zowel mode als beauty globale fenomenen zijn, met globale marketingopportuniteiten (de Oscaruitreiking is er daar één van), en een behoefte aan globale gezichten. Dat is allicht de belangrijkste reden waarom het schoonheidsideaal in de toekomst almaar hybrider zal worden. Op de breuklijn van blank, geel, en zwart. Kleurloos, uiteindelijk.

De factor Beyoncé

De zwarte component van het schoon-heidsideaal is een eigen verhaal waard. Donkere jongens en meisjes zijn al langer present in de mode. Een zwart model op de cover van ’s werelds machtigste modemagazine, de Amerikaanse Vogue ? Het gebeurt. Beverly Johnson beet in augustus 1974 de spits af. Maar het blijft toch veeleer een zeldzaam fenomeen. Net als de mannenshow van Walter Van Beirendonck in Parijs in januari, met uitsluitend Afrikaanse jonge mannen. Zwarte modellen worden bovendien nog altijd minder goed betaald dan blanke. Zelfs Naomi Campbell, als we haar voormalige agente Carol White mogen geloven (White, het onderwerp van een realityreeks op de Britse zender Channel 4, heeft in interviews nog interessante kanttekeningen gemaakt : “Ik zoek nu meisjes met borsten, en dat was tien jaar geleden niet zo. En tegenwoordig spreken we met meisjes over hun voeding. We zorgen ervoor dat ze een personal trainer hebben. De taal is veranderd. Vroeger zeiden we gewoon : don’t eat !”)

Zwart heeft één groot voordeel. De overheersende globale popcultuur is die van de R&B, met rolmodellen als Beyoncé. De zwarte invloed is duidelijk te zien en te horen aan fenomenen als Justin Bieber en Justin Timberlake, maar kan ook doorgetrokken worden naar Azië (zie bijvoorbeeld de Japanse superster Namie Amuro). Dat is op zich niet nieuw. Elvis was destijds al een gemakkelijker verteerbare witte versie van de Afro-Amerikaanse popcultuur. Maar als de zwarte performers vroeger werden weggestopt in hun eigen parallelle wereld, dan zien we nu meer een versmelting van verschillende culturen, met als resultaat een met opzet onduidelijke, gemengde, hybride esthetiek. Die bovendien gobaal is. Het nieuwe schoonheidsideaal is kort samengevat etnisch ambigu.

Van grenzen die vervagen

Wat is schoonheid in 2011 ? Om te beginnen : voor iedereen iets anders, want beauty ligt natuurlijk in the eye of the beholder. Maar zeker is dat het schoonheidsideaal evolueert. En dat is gedeeltelijk een gevolg van economisch cynisme.

Van een revolutie is geen sprake. Barbie blijft nog vaak de norm. En voor de heren : zo’n schijnbaar uit marmer gehouwen Apollo-in-de-golven (die ruikt naar Davidoff Cool Water of Aqua di Giò).

Maar in de marge kan alles. Dik kan mooi zijn. Er wordt zeker minder neergekeken op overwicht. Beth Ditto van de popgroep Gossip, werd gehypet tot een efemeer fashion icon. Geen benen ? Geen probleem ! Zie de, weliswaar geïsoleerde succesverhalen van Aimee Mullins (ingelijfd door L’Oréal) of Oscar Pistorius (te zien, met zijn protheses van carbonvezel, in een recente campagne voor Mugler).

En schoonheid komt dezer dagen ook in de vorm van een ladyboy (Lea T, recent opgevoerd in een campagne van Givenchy, staat op veertig in de top vijftig van models.com), of van een negentienjarige blondine van wie de looks zo ambigu zijn dat hij zowel mannen- als vrouwencollecties mag showen (Andrej Pejic, de bruid in de laatste coutureshow van Jean-Paul Gaultier, staat op nummer elf in de top vijftig van models.com, categorie jongens).

Terwijl ik dit artikel schrijf, loopt op de Franse zender TF1 het eerste seizoen van Carré Viiip, een update van Big Brother. Er doen twee zwarte kandidaten mee en één Aziatisch meisje, de gevreesde Marjolaine. Twee van de zestien kandidaten zijn jongens met make-up, lang Beyoncéhaar en meisjeskleren. Of die verwijfde jongens nu echt mooi zijn, doet er weinig toe. Maar het toont wel aan dat de mainstream klaar is voor nieuwe normen (en dat traditie toch veeleer iets is voor oude mensen). De remixgeneratie heeft de macht in handen.

DOOR JESSE BROUNS

Rank, slank en blank : die schoonheidswet geldt alleen nog in de wereld van Barbie & Ken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content