?Animal triste? van Monika Maron is een onthutsende liefdesroman waarin een oudere vrouw, die voor de val van de Muur in Oost-Berlijn woonde, zich heeft teruggetrokken uit de wereld om alleen nog te leven met haar herinneringen aan haar verzengende liefde voor Franz, een West-Duitser uit Ulm.

Piet de Moor en Jeroen Kuypers / Foto Klaas Koppe

Ze zijn niet jong meer als ze elkaar ontmoeten. Beiden zijn getrouwd, maar zij verlaat haar gezin terwijl Franz bij zijn vrouw blijft. Zij is een paleontologe en werkt in het Berlijnse Museum voor Natuurlijke Historie, hij is een bioloog die onderzoek doet naar vliesvleugeligen. Een hele tijd beminnen ze elkaar hartstochtelijk, tot op het moment dat de minnares wel tot de slotsom moet komen dat Franz nooit vrijwillig zijn intrek bij haar zal nemen. Op het moment dat de crisis uitbreekt, slaat de passie om in achterdochtige obsessie en paranoia. Het loopt slecht af. Na de dood van Franz gaat de ex-minnares op in een heel eigen, fictieve wereld.

?Je kunt in het leven niets anders mislopen dan de liefde.? Dat concludeert de vertelster nadat ze is getroffen door een hersenaanval waarvan ze snel herstelt, maar die haar juist voor de liefde ontvankelijk maakt : ?Als de aanval niet een simulatie van mijn dood was geweest, maar als ik die avond werkelijk was gestorven, wat zou ik dan misgelopen zijn ?? De liefde dus.

Monika Maron werd in 1941 in de DDR geboren. In 1988 verliet ze Oost-Duitsland en vestigde ze zich in Hamburg. Sinds enige tijd woont ze weer in Berlijn. Ze heeft een viertal romans en enkele essays op haar actief. De titel Animal triste verwijst naar een Griekse uitspraak van Aristoteles, die bekender is in de Latijnse versie : ?Omne animal post coitum triste, praeter gallum qui cantat?, of ?Na de coïtus is elk dier terneergeslagen, behalve de haan, die kraait.?

Hoe is Animal triste ontstaan ?

Toen de DDR niet meer bestond en ik van dat onderwerp bevrijd was, dacht ik : wat interesseert me nog om over te schrijven ? Wat als de DDR er niet was geweest ? Zo kwam ik tot de slotsom dat mijn leven toch wel sterk door de liefde was bepaald. Maar ik wist toch niet of ik in staat zou zijn om een liefdesverhaal te schrijven. Op een zeker ogenblik vroeg de criticus Marcel Reich-Ranicki me wat ik aan het schrijven was. Ik zei hem eerlijk dat ik graag een liefdesgeschiedenis zou schrijven maar dat ik niet goed wist of ik dat wel kon. Ik legde hem uit wat mijn probleem was. Toen zei hij tegen me : ?Tja, als u te preuts bent, dan gaat het natuurlijk niet.? Dat was nu juist mijn probleem. De uitlating van Ranicki irriteerde me. Om van mijn probleem af te komen, koos ik het standpunt van de vertellende oude vrouw, zodat ik afstand kon scheppen.

Als ze haar minnaar leert kennen, is de vertelster al een vrouw van middelbare leeftijd. Een hersenaanval en de ineenstorting van de Muur hebben haar ontvankelijk gemaakt voor de grote liefde. Maar door de liefde wordt ze weer de gevangene van haar emoties.

De vrouw is nooit vrij. Eerst is ze opgesloten in de DDR, maar als ze de mogelijkheid krijgt om te reizen, maakt ze daar eigenlijk geen gebruik van. Als ze de vrijheid heeft om te doen wat ze wil, kiest ze voor de liefde. Enerzijds krijgt ze de vrijheid, maar anderzijds wordt ze er door de liefde van beroofd. Maar het is te gemakkelijk om haar voor te stellen als een gevangene van die liefde. Natuurlijk, als ik van iemand hou, ben ik gebonden, en als ik niet gebonden wil zijn, moet ik ervoor zorgen dat ik van niemand hou. Maar is dat mooi ? Zoals dat altijd gaat, overschaduwt een grote liefde alles. De vrouw zegt zelf dat ze de man die ze hartstochtelijk liefheeft al veel langer ontmoet zou hebben als de Muur hen niet van elkaar gescheiden had gehouden. Wie verliefd is, heeft de neiging het hele wereldgebeuren ondergeschikt te maken aan dat gevoel.

Veel mensen zouden zo’n tomeloze passie gênant vinden.

Zeker. Maar toch is de passionele, mateloze liefde voor iemand anders misschien wel het heiligste gevoel waartoe we in staat zijn. Al botst die liefde ook op een krasse manier met onze beschaafde levensorde. Een mens die liefheeft, is natuurlijk uit zijn evenwicht, staat een beetje buiten zichzelf, maar als mens is hij ook mooi. Hij heeft iets goddelijks. Hij gelooft dat de ander voor hem is voorbestemd. Maar als je je aan de beschaafde orde wilt houden en voor de buitenwereld een beschaafd mens wilt blijven, zou je die liefde als iets hinderlijks van je moeten afschudden, je zou ervan moeten afzien. Zelf vind ik die laatste reactie toch echt zonde. Wie zo’n passionele liefde in het leven voor absurd houdt, kan met mijn boek niets beginnen. Maar wie het wel beleefd heeft, heeft allicht een gevoel van herkenning.

De dierlijke kant van de liefde wordt breed uitgemeten.

Ik geloof dat we op ons dierlijk aandeel te weinig acht slaan en het ook te weinig waarderen. We hebben het evenwicht verstoord, want we weten niet meer hoezeer we ook een dier zijn. We verstaan onszelf alleen nog als wezens uit de beschaving, en we appreciëren ons alleen nog als zodanig. Dat we ons juist steeds meer overgeven aan de wetenschap en de techniek, kan catastrofale gevolgen hebben als het rechtlijnig voortgaat zoals het nu bezig is.

Franz, de minnaar van de vertelster, heeft niets buitengewoons, hij is zelfs een beetje banaal.

Het doet er niet toe wie Franz is, misschien is hij wel heel lelijk, misschien heeft hij vette haren en is hij scheel. De maat van de liefde van zijn geliefde hangt niet van Franz af, hij moet haar liefde niet eens verdienen, de liefde is er gewoon. Als Franz dood is, wil ze alleen nog leven met wat met die liefde te maken heeft. Al het andere is onbelangrijk geworden. Daar kiest ze zelf voor. Ze wil ook alle andere liefdes in haar leven vergeten, want de liefde voor Franz moet voor haar onvergelijkbaar blijven.

De vertelster zegt dat ze de naam van haar minnaar vergeten is. Ze slaagt erin om een heleboel herinneringen weg te snijden omdat ze haar in haar zelfgemaakte wereld zouden storen.

Als Franz sterft, construeert ze voor zichzelf een wereld waarin ze toch met hem kan leven. Op een wat absurde manier realiseert ze toch haar droom. Dat selecteren van het geheugen is, denk ik, een kwestie van training. Maar zelf geloof ik ook dat het geheugen dingen met ons doet die we niet kunnen weten. De wetenschap staat niet ver in de kennis van wat we ?vergeten? noemen. Je kan natuurlijk wel zeggen dat je vergeet omdat je verdringt, maar dat is niet altijd waar. Ik vind dat de willekeur van wat we ons herinneren en wat we vergeten verbluffend is. Op een bepaald ogenblik vond mijn moeder documenten terug uit haar jeugd. Op een van die papieren staat dat ze uit het land gezet zal worden omdat ze een Poolse en een halfjoodse is. Maar mijn moeder wist van het bestaan van dat document niet meer af. Misschien was ze het vergeten omdat ze die herinnering niet meer nodig had om verder te leven.

U schrijft schrijnende bladzijden over de terugkeer van de Duitse mannen uit de oorlog en wat voor een catastrofe dat voor hun vrouwen betekende.

Als ik er goed over nadenk, moet ik zeggen dat dit toch een vreselijke geschiedenis is. De mannen kwamen terug, maar ze mochten niet vertellen wat ze hadden meegemaakt. Ze hadden niet alleen deze gruwelijke oorlog gevoerd, ze moesten bovendien ook nog leven met de schande dat ze hem verloren hadden. Gedurende zes jaar waren er mensen naast hen gecrepeerd. Ze waren zelf bijna van angst gestorven en allicht hadden ze zelf ook wel vreselijke dingen aangericht. Maar ze moesten dat allemaal zelf verwerken. Tegenover hun kinderen mochten ze in het beste geval schuld bekennen, maar over wat ze echt beleefd hadden, moesten ze zwijgen. Dat betekent dat zij niet met zichzelf in het reine konden komen, en dat ze tot op het einde van hun dagen beschadigd waren. Dat vind ik wreed voor een individu. Maar ook voor de vrouwen was het erg. Tijdens de oorlog hadden ze, omdat ze alleen stonden, veel kennis opgestoken. Maar toen hun mannen terugkeerden, moesten ze doen alsof ze dat allemaal niet wisten, gewoon omdat ze vreesden anders het laatste restje zelfbewustzijn van hun mannen af te nemen. Ze kropen vrijwillig weer onder het juk.

Wat waren de reacties in Duitsland toen Animal triste er vorig jaar verscheen ?

Ik had gedacht dat dit een roman was die door iedereen kon gelezen worden, en dat de critici die zich niet voor het onderwerp interesseren hem links zouden laten liggen. Maar toen het boek verscheen, brak er zoiets uit als een godsdienstige oorlog in de kritiek. Door de enen werd de roman de hemel ingeprezen, door de anderen werd hij compleet verguisd. Ik had eerlijk gezegd nooit verwacht dat een liefdesroman zoveel op stelten zou zetten. Het was alsof ik een taboe had aangeraakt. De man met wie ik samenleef, had nochtans voorspeld dat er herrie zou van komen. Hij zei me dat de beschrijving van zo’n pathetische liefde bij velen als een provocatie zou overkomen. Het taboe dat ik doorbrak, was dat ik durfde schrijven : ?En toch bestaat de liefde.?

Al mijn romans gaan over privé-levens, al is het waar dat ik ze, vanuit mijn eigen ervaring, onder de DDR-invalshoek heb verwerkt. Dat is dus gewoon toeval. Mij interesseert alleen hoe de mensen zich in bepaalde omstandigheden gedragen. In mijn romans gaat het telkens over mensen die zich op een extreme manier in het private terugtrekken, die bijvoorbeeld in bed gaan liggen omdat ze het met de maatschappij niet meer uithouden. Er zijn namelijk dingen waarvan je niet kan winnen. Je kan ze alleen maar verlaten.

Het boek is in een heel speciale toon gezet, het is een jammerende monoloog.

Die jammerende, knorrige en kijvende toon heb ik aan Boris Becker te danken. Zelf ken ik niets van tennis. Ik heb nog nooit een opslag gegeven. Maar ik ben wel een fan van Becker, niet omdat hij zo goed tennist, dat kan ik niet beoordelen, maar omdat hij iemand is die verslagen op de grond kan liggen, zich kan vermannen en vervolgens toch nog kan winnen. Ik bewonder zijn karakter. Eigenlijk is hij geen geboren winnaar. Hij is juist een geboren verliezer die vrij vaak wint. Toen ik op een nacht niet kon slapen, zette ik de televisie aan. Becker was juist aan het tennissen. Hij verloor weer eens. Toen hij verslagen over het veld liep, sloeg hij die kijvende en jammerende toon aan die zo typisch voor hem is. In een flits wist ik dat dit de toon was die ik voor mijn boek nodig had.

Monika Maron, Animal triste. Vertaald door Nelleke van Maaren, Atlas, 700 fr., 176 p.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content