MONETS BLOEMENPARADIJS

De kleurenpracht van de tuin werd Monets voornaamste inspiratiebron. © LINDA ASSELBERGS

Toen hij in 1890 in Giverny het roze huis met de groene luiken kocht, legde Claude Monet de omringende tuin aan zoals hij zijn impressionistische schilderijen penseelde.

Monsieur Monet was een rare kwast, daarover waren de boeren van Giverny het roerend eens. Wie anders haalde het in zijn hoofd om hen te betalen om hun hooimijten na de zomer op het land te laten staan zodat hij ze bij wisselend licht kon schilderen ? En wie anders drong er bij de burgemeester op aan om ondanks het karige gemeentebudget het stuk aardeweg achter zijn tuin te laten asfalteren omdat er anders te veel stof op de bloemen lag ? Toen Monet in 1883 vanuit de trein voor het eerst een glimp van het roze huis te midden van een boomgaard opving, was het liefde op het eerste gezicht. De rest van zijn leven zou hij in de ban blijven van Giverny en het bijzondere licht van de vallei van de Seine.

Maar de liefde was niet wederkerig. De levensstijl van de schilder deed wenkbrauwen fronsen in het dorp met driehonderd inwoners, voor het merendeel landbouwers. Niet het minst omdat de schilder een overtuigd antiklerikaal was, die geen voet in de kerk zette. Bovendien stond Monet bij zijn intrede in Giverny aan het hoofd van wat we nu een nieuw samengesteld gezin zouden noemen. Na de dood van zijn vrouw Camille stond hij niet alleen in voor de zorg van zijn twee zonen, maar ook van de zes kinderen van zijn goede vriend Ernest Hoschedé, handelaar en verzamelaar, voornamelijk van het werk van Monet.

DOORN IN HET OOG

De buitensporige levensstijl van Hoschedé had tot een faillissement geleid, waardoor hij zijn hele collectie van 117 schilderijen moest verkopen en niet meer voor zijn gezin kon zorgen. Overigens zat ook Monet in die tijd tot aan zijn nek in de schulden. Hij mocht dan al de uitvinder van het impressionisme zijn – het schilderij Impression, soleil levant (1872) van de haven van Le Havre gaf de kunstrichting haar naam – het succes kwam pas later. Dat de berooide schilder bovendien in zonde leefde met Alice, de vrouw van Ernest Hoschedé, was misschien nog het meest een doorn in het oog van de goegemeente. Pas na de dood van Hoschedé in 1892 zou Monet met Alice trouwen.

Toen waren ook de grootste financiële problemen voorbij. In 1890 al kon hij het ‘lange roze huis’ mét tuin kopen dat hij aanvankelijk enkel huurde. De schuur naast het huis transformeerde hij tot een atelier, hij liet serres bouwen en tekende zeer nauwkeurige plannen voor de tuin. Naast een bevlogen schilder was Monet namelijk ook een gepassioneerd tuinier. “Wellicht heb ik het aan de bloemen te danken dat ik schilder geworden ben”, beweerde hij zelf.

In eerste instantie bezat hij enkel Le Clos Normand, een Franse tuin waar meer dan negenhonderd bloemensoorten zorgden voor een uitbundig, immer veranderend palet. In 1893 kocht hij aan de overkant van de Chemin du Roy en de toenmalige spoorweg achter het huis een terrein waar hij een vijver liet graven en een Japanse brug bouwen.

WATERLELIES

Vanaf 1895 zou die plek zijn voornaamste inspiratiebron worden. “Ik had tijd nodig om mijn waterlelies te begrijpen. Ik kweekte ze zonder er aan te denken ze te schilderen. En toen werd ik me plotseling bewust van de betovering van de vijver. Ik heb mijn palet gegrepen en sindsdien heb ik geen ander model meer nodig.” Monet zou meer dan veertig jaar in Giverny wonen, tot aan zijn dood in 1926.

Anno 2015 ziet de Fondation Claude Monet er na de nodige restauraties uit zoals in de tijd dat de patriarch er zelf nog de plak zwaaide. Op een warme lentedag is de Clos Normand een explosie van kleuren : Japanse kerselaars kennen hun laatste roze gloriedagen, tulpen, capucientjes, irissen, lelies, dahlia’s, gladiolen en azalea’s staan schijnbaar achteloos door elkaar in perken, omzoomd door pergola’s met klimrozen. Maar schijn bedriegt, want Monet liet niets aan het toeval over, als de ene bloemsoort uitgebloeid is, zorgt een andere weer voor nieuwe kleur.

Volgens de overlevering maakte Monet drie keer per dag een inspectieronde van zijn domein waaraan vijf tuiniers de handen vol hadden. Naast de uitbundigheid van de bloementuin lijkt de watertuin een schaduwrijk mysterie, zelfs de hordes toeristen en wellustig kwakende kikkers krijgen die sfeer niet kapot. De waterlelies bloeien vanaf juli. Bij de Japanse boogbrug, overwoekerd met blauwe regen, waan je je in één van Monets schilderijen.

CITROENGEEL

In het roze huis dring je binnen in de intimiteit van de kunstenaar. Het salon, oorspronkelijk een atelier, herbergt replica’s van eigen werk dat Monet nauw aan het hart lag. De echte schilderijen zijn nu verspreid over Le Musée d’Orsay en andere grote musea over de hele wereld.

In de citroengele eetkamer is Monets uitzonderlijke collectie Japanse gravures ondergebracht. De reusachtige tafel moest plaats bieden aan het uitgebreide gezin, dat leefde volgens de dagindeling van vader. Voor het gezamenlijke middagmaal moesten de kinderen zelfs vroeger uit school komen. De keuken met haar voor die tijd moderne fornuis met verschillende ovens bevestigt dat de robuuste Monet een gretige eter was. Op de eerste verdieping zijn de slaapkamers van Monet, zijn vrouw Alice en stiefdochter Blanche in hun oorspronkelijke staat bewaard.

DAAR KOMEN DE AMERIKANEN

Aan het eind van de 19de eeuw was Monet een gevierd artiest die een schare bewonderende artiesten naar Giverny lokte. Vanuit de hele wereld kwamen ze, maar toch vooral uit Amerika. Willard Metcalf, Theodore Butler, Lilla Cabot Perry, Theodore Robinson en Frederik Carl Frieseke vormden een autonome kunstenaarskolonie, die tot het begin van de Eerste Wereldoorlog actief zou blijven. Er werd niet alleen met passie geschilderd, maar ook pret gemaakt. In Hôtel Baudy, waar de meeste expats logeerden, werden tenniswedstrijden en gemaskerde bals georganiseerd.

Monet moest daar niet veel van weten. Niet dat hij een kluizenaar was. Hij ontving graag goede vrienden zoals collega-schilder Auguste Renoir, de beeldhouwer Auguste Rodin, de acteur-regisseur Sacha Guitry en de politicus Georges Clemenceau. Maar jonge schilders die om zijn oordeel kwamen vragen, werkten op zijn zenuwen. Theodore Earl Butler geraakte in Monets entourage door met zijn stiefdochter Suzanne Hoschedé te trouwen en, na haar dood, met haar zus Marthe.

Van al zijn stiefkinderen lag Blanche Monet het nauwst aan het hart. In 1897 trouwde ze met Monets zoon Jean en werd zo zijn schoondochter. Zelf een verdienstelijke artieste, vergezelde zij Monet vaak als hij in de natuur ging schilderen. Na de dood van haar moeder nam ze de zorg van de oude kunstenaar op zich.

SPECIALE BRIGADE

Het is niet moeilijk om je Giverny aan het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw voor te stellen. Zoveel is het dorpje niet veranderd, ook al krioelt het er tijdens lente en zomer van de toeristen. Lage huizen, waarvan vele galeries, decoratie- en plantenwinkels, flankeren de Rue Claude Monet, de hoofdstraat die naar het kerkje Sainte Radegonde leidt.

Op het kleine kerkhof ligt de goddeloze Monet begraven, omringd door zijn familie. Overal bloeien blauwe regen, jasmijn en wilde wingerd. Je begrijpt meteen waarom de impressionisten hier zo graag vertoefden, het licht is inderdaad van een bijzondere intensiteit. Boomgaarden, intens gele koolzaadvelden en weiden vol klaprozen zorgen voor een schitterend kleurenpalet. Het Hôtel Baudy is quasi intact : bij mooi weer kun je er idyllisch eten en drinken onder de bomen, in de achtertuin is het atelier te bezichtigen waar de Amerikaanse bewonderaars werkten en zich amuseerden.

Nog in de hoofdstraat ligt het Musée des Impressionismes, het voormalige Musée d’Art Américain. Nog tot 19 juli loopt er een boeiende tentoonstelling over Degas, die ooit beweerde dat een speciale brigade van de gendarmes de kerels in de gaten moest houden die de natuur in trokken met palet en penseel. Zelf hield hij zich liever op in theaters waar hij danseresjes en hun beschermheren vereeuwigde. De permanente kleine tentoonstelling “Autour de Claude Monet” toont werk van de kolonie van Giverny. Overigens zijn ook de tuinen van het Musée des Impressionismes een lust voor het oog.

IN HET VAARWATER VAN DE SCHILDER

Monet had een bateau atelier waarop hij vele uren doorbracht om de Seine en haar oevers te schilderen. Tegenwoordig kun je zijn boottochtjes overdoen met het kleine luxejacht La Musardière van Alain Leneveu. De Seine ter hoogte van het vertrekpunt Bonnières is een mooie, brede rivier met talrijke eilandjes. De sympathieke kapitein kent haar als zijn broekzak en wijst de bezienswaardigheden op de oever aan. Er zijn krijtrotsen met grotten waarin mensen in barre tijden beschutting zochten en zelfs een kerkje bouwden. Het Château La Roche-Guyon heeft een geschiedenis van duizend jaar waarin graven en kardinalen een rol speelden. Victor Hugo verbleef er, maarschalk Rommel had er in 1944 zijn hoofdkwartier. Wat verder wijst de kapitein op de Seineoever in Vétheuil het okergele huis aan waar Monet woonde vóór hij naar Giverny verkaste.

Wie tijdens een uitstap naar Giverny toch minstens een paar échte Monets wil zien, moet naar het aardige marktstadje Vernon, op vijf kilometer van Giverny. Er is een plezierhaventje naast de brug over de Seine, er leggen riviercruises aan en het imposante Château de Bizy wordt niet voor niets het Versailles van Normandië genoemd. Maar wat een bezoek echt de moeite waard maakt, is het intieme museum Poulain. Dat is voornamelijk gewijd aan de art animalier, de afbeelding van dieren dus, maar heeft in zijn permanente collectie ook werken van Blanche Hoschedé-Monet, Theodore Earl Butler én Claude Monet.

Naar verluidt heeft de burgemeester van Vernon aardig wat moeite moeten doen om van Monet een doek cadeau te krijgen. Later kreeg hij er nog één, via Monets zoon Michel. Daar hangen ze dan, de beroemde waterlelies. In totaal zou Monet er zo’n tweehonderd vijftig variaties van schilderen. De monumentaalste hangen in het Musée de l’Orangerie in de Parijse Tuilerieën, de Sixtijnse kapel van het impressionisme, zeg maar. Maar dat ene ronde schilderij in Vernon, volgens ingewijden voornamelijk uit het geheugen gepenseeld toen Monet al grotendeels blind was, is net zo goed een ode aan de schoonheid.

TEKST & FOTO’S LINDA ASSELBERGS

Monet: “Ik had tijd nodig om mijn waterlelies te begrijpen”

Naast een bevlogen schilder was Monet een gepassioneerd tuinier

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content