Het is vechten. Tegen de stilte. En voor elk woord. Met zestigduizend zijn ze in Vlaanderen, mensen die stotteren. Op de jaarlijkse Wereldstotterdag vragen ze om even stil te staan bij hun stilte. “Ik moet gewoon wachten tot het woord beslist om eruit te komen. Ik heb het niet zelf in de hand.” Het verhaal van een letterlijke monddood.

Je kunt me gerust ook bellen.” Mailt hij. Of hij het wou hebben over zijn stotteren, had ik hem gevraagd (per mail dus). En ja, dat wou hij wel doen. Maar dat ik hem dus gerust ook kon bellen om af te spreken. De zin geeft een onbehaaglijk en betrapt gevoel. Ook al wou hij helemaal niet sneren.

“Want ja, e-mail is een godsgeschenk voor stotteraars. En ja, telefoneren is een helse opgave. Het heeft tot mijn twintigste geduurd voor ik durfde te bellen”, knikt Bart Van Leuven, anderhalve week later in de Gentse Vooruit. Het is er druk. Veel volk. Veel lawaai. Maar aan ons tafeltje wordt de stilte omhelsd. Want dat is hoe Van Leuven stottert : terwijl sommige stotteraars lettergrepen of beginletters herhalen, blijft hij ‘hangen’. Freezen, in het jargon. Voortdurend wringen zich zo stiltes tussen de woorden. Aanvankelijk is het vreemd, een gesprek met zoveel witregels. Maar sneller dan verwacht voelt het natuurlijk aan. Zelfs, op een vreemde manier, rustgevend. Al wil hij er niet romantisch over doen. “Het is en blijft verschrikkelijk. Echt waar. Er is niets leuks aan.”

Hoe ook. Van Leuven bewijst dat stotteren geen glanscarrière in de weg hoeft te staan. De man heeft als fotograaf een mooie reputatie opgebouwd. Of was de keuze voor fotografie op zich al gestuurd door het stotteren ? “Absoluut niet. Al had het er misschien zijdelings mee te maken. Toen ik mijn eerste fotoafdruk in het ontwikkelbad zag liggen, gaf dat een heerlijk gevoel van controle op de werkelijkheid. Iets waar je extra gevoelig voor bent als je niet mondig bent. Maar het stotteren heeft niet de doorslag gegeven. Omdat beelden toch zoveel meer zeggen dan woorden ? Ik geef toe, het klinkt niet slecht. Goed voor mijn biografie (lacht). Maar nee, zo is het dus niet gegaan.”

Parallelle gesprekken in mijn hoofd

“Het ergste ? Dat je het nooit kunt vergeten”, zegt Van Leuven. “Het is er altijd. Soms hoop ik het wel eens, voor ik ga slapen : ‘Misschien is het morgen wel weg. Wie weet sta ik morgen op, en zullen de woorden vanzelf komen.’ Helaas.”

“Ik heb nogal wat therapieën doorlopen. En meestal begon het ook te werken. Althans, zolang ik in de therapieruimte bleef. Het is me nog nooit gelukt om de geleerde kneepjes mee te nemen naar het dagelijkse leven.”

“Het vreemde is : ik snap zelf niet wat er gebeurt als ik stotter. Ik móét gewoon wachten tot de woorden komen. Ze zitten klaar in mijn hoofd, maar ik kan niet zelf beslissen wanneer ze eruit komen. Al ben ik in het diepst van mijn gedachten wel een vlotte redenaar. Wat de woorden precies tegenhoudt ? Ik zou het begot niet weten. Nog altijd niet. Na al die jaren.”

“Ja, het kan soms even duren, eer het woord komt. Ik besef dat ik veel geduld vraag van de luisteraar. Al zijn mijn vrouw en kinderen het gewoon intussen. Stotteren is thuis geen issue meer. ‘Papa spreekt soms een beetje raar. ‘ Maar daar houdt het op.”

“Het grootste nadeel is de eenzaamheid, soms. Ook al klinkt dat wellicht pathetisch. Maar toch. Neem nu een avond met vrienden, wanneer snel heen en weer gebabbeld wordt. Ik kan amper aan die gesprekken deelnemen. Ik kan toch moeilijk eisen dat iedereen even vijf minuten neemt om naar mijn zin te luisteren ? Het gebeurt dan wel eens dat ik parallelle gesprekken voer in mijn hoofd. ‘Daarop zou ik nu dat gezegd hebben, en daarop dat…’.”

“Als stotteraar valt het me wellicht meer op : de snelheid waarop we, enfin jullie, gesprekken voeren, die blíjft maar omhoog gaan. De praatprogramma’s op televisie : hallucinant hoe snel alles gaat. Als ik zie hoe zelfs de vlotste prater zich al moet reppen om zijn zin te kunnen afmaken… Enorm intimiderend vind ik dat. En ontmoedigend, ook.”

“Bij gesprekken zeg ik het nu vaak vooraf : ‘Ik stotter, dus je zult wat geduld moeten hebben.’ Dat stelt ons allebei op ons gemak, mijn gesprekspartner en mezelf. Het is het beste wat een stotteraar kan doen, volgens mij. Het ongemak ontzenuwen. Het taboe zélf de pas afsnijden.”

“Het is ook al gebeurd dat ik iets te overmoedig was, zelfs. Op de opening van een tentoonstelling van me wou ik per se zelf speechen. Dat bleek uiteindelijk echt geen goed idee. Een kleine ramp. Als ik bedenk hoe ik het geduld van het publiek heb getergd… Nachten heb ik ervan wakker gelegen.”

“Zal ik nog een therapiepoging ondernemen ? Misschien. Ik praat nu sowieso al vlotter dan vroeger, door zelfstandig te werken en het intense contact met klanten. Maar echt stottervrij worden ? Die hoop had ik al opgegeven. Hoewel. Toen ik onlangs hoorde hoe probleemloos Gert Reunes nu praat, met wie ik op mijn elfde nog stottertherapie heb gevolgd, ja, dan krijg ik wel zin om het weer aan te pakken. Hij stotterde even hard als ik. Al is het moeilijk om erin te blijven geloven.”

Foutje in de hersenen

“En toch kun je op elke leeftijd het stotteren nog aanpakken”, benadrukt Gert Reunes. Je kunt niet anders dan de man te geloven. Als ex-stotteraar kan hij geen levendiger bewijs leveren. Een spraakwaterval is hij. Als moet hij de stilte van dertig jaar stotteren goedmaken. Dat hij tot zijn vijfentwintigste (!) niet eens durfde te bellen, is nauwelijks te geloven. In een eerste leven werkte Reunes achter de schermen in de filmwereld. Tot hij dankzij de nieuw ontwikkelde methode fluency shaping rond zijn dertigste voorgoed stottervrij werd, waarna hij prompt logopedie ging studeren. En zo werd Reunes de eerste ex-stotteraar die het in ons land tot licentiaat in de logopedie schopte. Hij richtte het Stottercentrum op in Gent, waar intussen vier logopedisten therapie geven. Onder hen zijn vriendin, Caroline Moerenhout, niet minder enthou- siast om stotteraars de hand te reiken. “Stotteren is nog altijd jammerlijk miskend. Pas wanneer iemand in contact komt met een stotteraar, snapt die hoe ingrijpend het spraakprobleem wel is.”

De therapie fluency shaping sleutelt aan spreeksnelheid, intonatie en de manier waarop accenten gelegd worden. Dat moet de dominantie van de ene hersenhelft over de andere herstellen en de synchronisatie tussen de twee verbeteren. Is stotteren dan louter een foutje in de hersenen ? “Het gaat om een stoornis in de hersenen, dat klopt”, zegt Moerenhout. “Lange tijd werd gedacht aan psychologische oorzaken. Aan een trauma in de kindertijd bijvoorbeeld, of een al te stressvolle opvoedingsomgeving. Dat zijn randoorzaken, blijkt nu. Ze kunnen ervoor zorgen dat de stoornis zich sterker ontwikkelt, maar ze zijn niet de oorzaak. Uit hersenscans is gebleken dat bepaalde hersenfuncties er bij stotteraars echt anders uitzien dan bij vlotte praters. Bovendien is te zien hoe de hersenen na therapie op die van vlotte praters beginnen te lijken.” Stotteren is dus genetisch bepaald ? “De aanleg voor stotteren is inderdaad genetisch. Veel jongens die bij ons komen hebben een vader of grootvader die, al dan niet zichtbaar, stotteren of er de aanleg voor hebben. Maar niet bij iedereen ontwikkelt die aanleg zich ook tot een spraakstoornis.”

De straat op

Dat de therapie soms wel werkte, maar dan zolang hij in de therapieruimte bleef, had Van Leuven verteld. Een bekend probleem, knikken ze hier. En dus trekt het Gentse Stottercentrum met zijn patiënten zoveel mogelijk de ‘echte’ wereld in. Op restaurant, bijvoorbeeld. “Zodat ze durven een spaghetti bestellen in plaats van een – veel makkelijker uitspreekbare – lasagne.” Of een koffie, en géén espresso. “We laten ze zelfs straatinterviews doen”, vertelt Reunes. Hij toont een filmpje. Van Michaël, een hippe jongeling van achttien. Toen hij zich voor de eerste keer voorstelde aan Reunes blokkeerde hij vijf minuten op het eerste woord. Nu interviewt hij vlot voorbijgangers. Los van het ietwat uitgerekte beginwoord van zijn zinnen, is niet te merken dat Michaël ooit stotterde. Dit jaar vat hij zelfs een logopediestudie aan.

Hoeraverhalen ? “Ja, maar dat zijn nu eenmaal de meeste. Let wel : uiteraard kunnen wij niet toveren. De patiënt moet keihard werken en zijn eigen logopedist worden. Ik word vreselijk kwaad van die zogeheten wonderthera- pieën die om de zoveel jaar ‘op de markt komen’. Zoals de nu fel gehypete Impocotechniek : armspieren ritmisch opspannen, en op dat ritme moet je dan je zinnen vormen. Lapmiddelen. Sommigen zijn er misschien even mee geholpen, maar de meesten komen teleurgesteld terug van zo’n sessie, waar ze bovendien veel geld voor betaalden. Nee. Om stotteren voorgoed aan te pakken, moet je rekenen op 250 uur therapie, op wekelijkse basis.”

Bekende Stotteraars, die daarvoor uitkomen. Daarop wacht Reunes. “Heel wat BV’s stotteren, maar niemand weet het. Het gaat in de meeste gevallen dan ook om ‘verborgen’ stotteraars, zoals Lucas Vander Taelen. Die man is een wandelend synoniemenwoordenboek. Zo hoor ik hem altijd over ‘de hoofdstad’ spreken, nooit over Brussel. Het is een typisch voorbeeld. Je hoort hem niet stotteren, en dus lijkt het ook dat hij niet stottert.” Ook Arno is doorgaans zo’n ‘verborgen’ stotteraar. Al herkennen stotteraars en logopedisten zijn ’trucjes’ meteen. “Zoals tijdens zijn optreden in het praatprogramma Zomer 2007, in augustus. Ben Crabbé stelde Arno een concrete vraag over het filmfestival in Oostende en hij begon prompt onnozel te doen over medegaste Caroline Gennez. Wellicht zat in het antwoord een filmtitel waarop hij zou blokkeren en dus schakelde zijn geest vliegensvlug over op een ander onderwerp. Doen stotteraars constant. Arno maakt bovendien handig gebruik van zijn reputatie als verwarde rock-‘n-roller : het perfecte excuus om onderwerpen om te gooien. Of neem Steve Stevaert. Of Jan Decleir. Waarom vertellen zíj niet over hun stotterprobleem, dat al dan niet bedwongen is ? Het zou zovelen moed geven. Maar goed. Al blij dat Jacques Vermeire gestopt is met zijn stottertypetje. Een goede vriend van me is ooit uit het leven gestapt, op oudejaar na de tv-show van Vermeire. Het was voor hem de druppel, blijkbaar. Sindsdien heeft Vermeire beloofd nooit nog dat typetje boven te halen. Klinkt misschien kleinzerig, maar geloof me : voor stotteraars die al zwaar met zichzelf in de knoop liggen, trappen zulke sketches bijzonder hard op het hart.”

Op 22 oktober is het Wereldstotterdag.

Door Guinevere Claeys I Foto Bart Van Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content