Mooi in de maat lopen, de eigenzinnige modeontwerper Daniel Jasiak heeft er nooit echt in uitgeblonken. Zijn bewogen verleden weerspiegelt zich zowel in zijn creaties als in zijn interieur.

Je ontdekt zijn flat in een achterhuis van een typisch Parijs herenhuis in de buurt van de Jardin du Luxembourg. Tegenwoordig een rijke wijk vlak bij Saint-Germain, waar in de jaren zestig Sartre, de Beauvoir en Vian bivakkeerden. Het optrekje van Jasiak is veeleer bescheiden en komt uit in een achterafsteeg, maar is daarom niet minder bevallig. ” Au contraire,” glimlacht een opvallend beminnelijke Jasiak, “hier achter de grote huizen is het wat kalmer en stiller, precies zoals ik het hebben moet. Zo kan ik hier optimaal genieten van de huiselijke rust.” De flat is zijn woning, hier wordt er wel wat ontworpen, maar hij heeft zijn naai- en ontwerpatelier onder zijn winkel in de buurt.

Jasiak is een bescheiden man met een ongewoon verleden dat de meest uiteenlopende culturen aaneenrijgt. Hij groeide op in de buurt van Lille en heeft joodse wortels die reiken van Polen tot in Algerije. “Tussen beide culturen ligt er een diep ravijn,” legt hij uit, “maar ik voel me het meest aangetrokken tot mijn joods-Arabische wortels uit Noord-Afrika, dus tot de mediterrane cultuur. Het noorden boeit me minder.” Dat merk je ook snel in zijn woning, waarvan de sfeer luchtig en zuiders is.

De culturele rijkdom van Daniel Jasiak wordt niet alleen bepaald door zijn afkomst, ook door zijn vrij turbulente jeugd. “Als kind verveelde ik me enorm op school,” bekent hij, “tot er op een dag thuis een familieruzie uitbrak en ik naar Parijs trok, amper veertien jaar oud. In Parijs werd ik een straatkind dat ’s nachts in restaurants werkte. Ik leefde van niets, dat was mijn leerschool. Ik leerde wat honger is en ontdekte dat er naast de officiĆ«le dag van nine to five een bonte wereld bestaat. Ook een gevaarlijke wereld, maar gelukkig is me niets overkomen.”

Na drie jaar ging hij terug naar huis. Dat was in het midden van de jaren tachtig. In die tijd trok hij vrij veel naar BelgiĆ«. “Ik werd er opgemerkt door een fotograaf die me wilde portretteren in de zonderlinge kleren die ik toen droeg. Dat was leuk”, vertelt Daniel. “Nadien vroeg men me wat ik zou willen doen in het leven. Ik had daar geen antwoord op. Toen fluisterde iemand me in het oor: waarom ga je niet naar de kunstacademie? Dat heb ik dan gelukkig gedaan. Ik schreef me in aan de academie van Tourcoing. Als ingangsexamen gaf ik een presentatie van mijn kledingcollectie. Hoewel ik niet in een moderichting zat, maar in de beeldende kunst, werd ik aanvaard. Ik werd al snel doorverwezen naar Parijs, de modestad bij uitstek, waar ik terechtkwam in het modeatelier van de Ecole des Arts DĆ©coratifs. Mijn terugkeer naar Parijs was heel vreemd. Nu kwam ik hier terecht met een doel, waardoor de stad er ineens helemaal anders uitzag: ik herkende zelfs sommige straten niet meer.”

Al snel botste Jasiak met de leraren van de Parijse academie. Hij kon er moeilijk aarden tussen de vele rijkeluiskinderen die daar kwamen studeren. Uiteindelijk heeft hij zijn studies niet afgerond, maar dat neemt niet weg dat hij zich stilaan ontpopte tot modeontwerper. In de tweede helft van de jaren tachtig kwamen zijn eerste collecties tot stand, in 1991 organiseerde hij zijn eerste defilĆ© in Parijs. Hij werkte in die tijd ook als consultant voor Li Edelkoort en ontwierp een prĆŖt-Ć -porterlijn voor een Japanse keten. Sinds 1998 ontwerpt hij voor de firma Itochu de collectie Pas-de-Calais, een lijn voor dames die enkel in Japan wordt verkocht.

Daarnaast heeft hij natuurlijk zijn eigen collectie, die heel apart is van stijl en inspiratie. De band met zijn verleden is duidelijk, want zijn lijn is nonchalant en vrij non-conformistisch. Jasiak maakt intens gebruik van gerecupereerde stukken textiel die hij opkoopt in weverijen. Meestal zijn het testlappen met bizarre fouten die niet in de handel terechtkomen. Een deel van zijn collectie bestaat trouwens uit unica. Gerecupereerde materialen fascineren hem: “We zijn een generatie van recuperateurs,” vertrouwt Jasiak ons toe, “dat merk je duidelijk in de mode: momenteel worden zeer veel oude ideeĆ«n herwerkt. Het is trouwens op alle gebieden moeilijk om iets nieuws te bedenken. In de mode is dat misschien nog moeilijker, omdat alles zo snel moet gaan, een idee krijgt zelden de kans te rijpen.”

Daniel Jasiak vindt ook Parijs op zich een echte recuperatiestad, omdat het verleden hier gewoon doorleeft. Zelden wordt er iets weggegooid. Bijna iedereen woont in een oud pand waarvan veel origineel blijft. Vloeren, vensters en plafonds worden niet zo snel vervangen als bij ons. “Je leeft gewoon voort in de omgeving van de voorouders”, zegt Jasiak. “Je aanvaardt dat zoals het is, zonder er zelf veel aan te veranderen. Dat is geen modieuze reflex. Zo werd ook dit achterhuis heringericht. De valse plafonds gingen eruit en de deuren werden afgeloogd. Alles werd een beetje hersteld, niet te veel, gewoon tot het goed bewoonbaar werd. Voor de rest heb ik hier enkel oude spullen staan. Daar ga ik ver in, want ik gebruik zelfs oud linnengoed. Hier komt er weinig nieuws in huis en zeker geen design, want daar heb ik een hekel aan. Dat is net zoals mode pure business. Design hoort thuis in van die zielloze huizen, het is te abstract, clean en snobistisch voor mij.”

Daar is hij blijkbaar nogal categoriek in. De stijl van Jasiak is zuiders en landelijk, rustig en nonchalant. Hij houdt van een vergeelde foto, een versleten carpet, een afgeloogde bank en kale muren. Toch is ook dit een modern interieur, een creatie van onze tijd, maar allesbehalve gestroomlijnd. Achter die poƫtische wanorde gaat een uitgepuurde stijl schuil, opgebouwd uit talloze schilderachtige stillevens.

Jasiak heeft een eigen winkel, waar hij zijn volledige collectie presenteert: 6, rue Cassette, 75006 Paris.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content