“Mannen vergeten soms voor wie ze ontwerpen: vrouwen met borsten, heupen en armen”. Fiona Mc Greal (27) beschrijft zichzelf als pragmatisch en down-to-earth, een designer met oog voor pasvorm. De strijdvaardigheid waarmee ze spreekt is Iers, haar eerste collectie noemt ze Belgisch, het publiek internationaal.

Ze heeft Ierse roots, maar haar wieg stond in Parijs. Als dochter van een diplomaat leerde ze van jongs af de relativiteit van landsgrenzen. Dertien jaar geleden streek ze met haar familie neer in Brussel, maar ze had nooit het gevoel dat ze hier wortel zou schieten. Integendeel. “Toen ik op negentien jaar België ruilde voor India, dacht ik niet dat ik ooit nog op mijn stappen zou terugkeren. Het lot heeft anders beslist. Mijn vriend en ik hadden de ambitie een vrouwen- en kindercollectie op te starten, maar het idee is nooit van de grond gekomen. We waren toen nog zo jong en onwetend.”

Met haar zeventwintig lentes is ze nog altijd jong, maar ze spreekt met de zelfverzekerdheid van een oude, wijze vrouw. Alsof ze al drie levens geleefd heeft. En misschien heeft ze dat wel.

“Na het fiasco in India werkte ik enkele maanden voor een trendwatcher in Londen. Tot ik Guillaume Thys van Chine leerde kennen die me een job aanbood als productieassistente in Hongkong. Het verschil met New Delhi was als water en vuur. Chinezen zijn buitengewoon gedisciplineerd, ze gaan gewoon door, dertien tot vijftien uur per dag, zeven dagen per week, non-stop. In New Dehli mag je al blij zijn als ze zes uur per dag werken.”

Niettemin beschrijft ze de periode bij Chine als een harde ervaring. Haar taak bestond erin Guillaumes ideeën op papier te zetten. Wat in zijn hoofd zat, moest ze vertalen in schetsen; vervolgens bekijken wat technisch mogelijk was en dan laten produceren.

“Veel hedendaagse ontwerpers werken op die manier. Op enkele uitzonderingen na – onder wie Karl Lagerfeld en Stella McCartney – zijn de meesten afhankelijk van anderen om hun ideeën op papier te zetten. Ze hebben visies, maar ontwerpen niet.”

“Ik beschouw mezelf niet als visionair, veeleer als een designer. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat ik een opleiding volgde bij Atelier Lannaux (een privé-school in Brussel, nvdr). In tegenstelling tot de Academie of La Cambre waar studenten zich de eerste jaren creatief mogen uitleven, werden wij onmiddellijk met onze neus op de realiteit gedrukt. Pas afgestudeerden vergeten vaak dat er ook een praktische kant aan mode is. Ze vinden stoffen die makkelijk hanteerbaar zijn, maar vergeten dat niet alle vrouwen maatje 36 hebben. Het zijn kleine details, maar dat is waar ik het verschil wil maken. Ik ben nogal down-to-earth en hecht enorm veel belang aan pasvorm. Het heeft geen zin om uitsluitend te passen op dummy, ik vraag zoveel mogelijk vriendinnen om mijn kleding uit te proberen.”

Pasvorm is duidelijk haar stokpaardje. Met een vurigheid waarmee de Ieren in het thuisland hun strijd leveren, vecht Fiona Mc Greal voor de belangen van vrouwen in de modewereld.

“Ik bevind me in een bevoorrechte positie. Als vrouw weet ik wat belangrijk is voor vrouwen. Het is niet altijd even makkelijk. Je moet tegelijkertijd creatief en pragmatisch zijn. Je moet rekening houden met het feit dat vrowen heupen, borsten en armen hebben. Mannen hebben een zeker gevoel voor mode, maar ze hebben geen praktisch oog, ze vergeten soms voor wie ze ontwerpen. Dat was ook iets waar Chanel zich aan stoorde; ze had weinig respect voor de ontwerpers van haar tijd omdat ze geen rekening hielden met het feit dat niet alle vrouwen perfect zijn.”

Maar een goede pasvorm en perfecte snit vraagt oefening. Vandaar dat Fiona het na twee jaar bij Chine bekeken hield. Ze had er veel geleerd over productie en de commerciële wetten van de mode, maar als ontwerpster had ze echter nog maar weinig ervaring. Toen ze toevallig op Ines Raspoort botste, was de zaak snel beklonken. Ines had een assistente nodig, Fiona een leermeester.

“Wat ik zo enorm bewonderde aan Ines was haar vakkennis. Met slechts vijf verschillende stoffen kan ze één coherent geheel van vijftig silhouetten maken. Na een tijdje stimuleerde ze me om mijn eigen weg te gaan. Ze voelde dat ik gefrustreerd was, dat ik heel moeilijk voor iemand anders kan werken. Maar iets hield me tegen om op eigen benen te staan. Ik ben geen optimist, ik twijfel, zie overal problemen en obstakels, terwijl Ines iemand is die zich geen zorgen maakt. Ze gaf me het duwtje in de rug dat ik nodig had.”

Maar een collectie kost geld, véél geld en na dat duwtje in de rug kwam het erop aan de juiste geldschieters te vinden. Dat verliep echter niet zo vlot. “Mijn intuïtie laat me normaal nooit in de steek, alleen op professioneel gebied draaide het anders uit. Ontwerpers die pretenderen dat alles vanzelf gaat, zijn hypocrieten. Ik heb het moeilijk met bedelen om geld, het is alsof ik mezelf dan prostitueer. Gelukkig kan ik rekenen op de steun van mijn vader. Hij onderhandelt nu met een aantal grote investeerders. Als alles goed gaat, hoop ik binnen enkele seizoenen mijn eerste defilé in Parijs te geven.”

Met haar internationale ervaring had ze toch evengoed onmiddellijk in Parijs of Londen kunnen opstarten?

“Fiscaal gezien was het in ieder geval interessanter om me in Dublin te vestigen ( lacht), maar het lot heeft mij in België gehouden. Op een bepaald moment leerde ik hier ook mensen kennen die me konden helpen bij mijn collectie. Zoals Dirk Huybrechts, een patroonmaker die ook voor Ann Demeulemeester werkt. Samen delen we een passie voor tailored suits met vrouwelijke accenten. Hij hielp me buiten zijn uren, wat betekende dat hij enkel ’s morgens tijd voor me had, tussen zes en negen uur. Omdat ik vreesde te laat te komen, sliep ik vaak in zijn kantoor, met het doek van de strijkplank als deken. Het was moordend, maar ik moest er gewoon door. Soms maakten we vier tot vijf dummy’s. Bijzonder tijdrovend, maar op het gebied van pasvorm wil ik geen enkel compromis sluiten.”

“Ondanks mijn Ierse roots is het dus wel een Belgische collectie in de zin dat ze hier tot stand gekomen is. Wat op zich geen slechte zaak is. België heeft heel wat prestige in de internationale modewereld.”

Toch beschouwt Fiona Mc Greal zich niet als Belg. Ofschoon de familie al bijna dertig jaar weg is uit Ierland – zij en haar broer hebben er zelfs nooit gewoond, zijn er alleen geweest voor familiebezoekjes – houdt ze erg vast aan haar Ierse roots.

“Vaderlandsliefde is bij ons geen loos begrip. Door steeds te verhuizen, dreig je je identiteit te verliezen, misschien zijn we er daarom zo aan gehecht. Mijn collectie is dus enkel Belgisch op het niveau van productie. Er zijn weinig raakvlakken met de ‘Belgische stijl’ waarmee in buitenlandse modebladen altijd gerefereerd wordt aan Branquinho en Van Noten. Voorlopig heb ik, met uitzondering van één boetiek in New York, alleen maar verkooppunten in België, maar ik hoop dat daar snel verandering in komt. Mijn collectie is veeleer gesofisticeerd, dressed up en daarvoor is de clientèle hier nu eenmaal te klein.”

Een smoking met pailletten afgeboord, een vloeiend silhouet als avondjurk. De oorsprong van deze vrouwelijke, gesofisticeerde ontwerpen liggen volgens Fiona in haar kindertijd.

“Als klein meisje vond ik mijn moeder de mooiste vrouw op de wereld, ze was en is nog steeds heel modebewust. Ik denk dat zij mij van jongs af beïnvloed heeft. Ik tekende ook heel graag. Ik herinner me dat ik op acht jaar een silhouet uit Vogue naschetste en mijn vader maar niet wou geloven dat ik het niet gekopieerd had. Reeds vanaf mijn kleutertijd deed ik niets anders dan prinsessenjurken tekenen. De ironie wil dat Ines Raspoort daar twintig jaar later nog altijd de sporen van zag. In de periode dat ik met haar werkte, beschreef ze mijn stijl als princessy.”

Probleem is wel dat steeds minder vrouwen zich vandaag de dag nog prinses voelen. Fiona Mc Greal is zich daarvan bewust.

“Toen ik een tijdje als verkoopster in een boetiek werkte, viel het me op hoe onzeker vrouwen zich vaak voelen. Ze weten niet meer wat ze aan moeten, voelen zich niet goed in hun vel.”

“Ik doe niets liever dan een vrouw opkleden en haar zien buiten lopen met een glimlach van zes miljoen. Een van mijn beste vriendinnen heeft allesbehalve de maten van een supermodel. Ze is een echte vrouw met heupen en een goedgevulde boezem. Maar als ze uitgaat, heeft ze altijd de neiging zich onzichtbaar te maken. Op een dag vroeg ze me om iets te ontwerpen voor de oranje kant die ze had gekocht. Haar verjaardag naderde en ik heb er een topje van gemaakt. Ze is iemand die normaal gezien altijd brave mantelpakjes draagt, maar tijdens haar verjaardagsdiner droeg dat bewuste topje. Het was een soort elastische kant waardoor haar lichaamsvormen geaccentueerd werden en op plaatsen zonder borduursel was gewoon naakte huid te zien. Het leek wel alsof ze een metamorfose had ondergaan. Ze zat aan het hoofd van de tafel, maakte wilde gebaren met haar handen en trok alle aandacht naar zich toe. Aan het einde van het diner zei ze me: ‘Vanavond heb je een vrouw van me gemaakt’. Dat is het grootste compliment dat men mij als modeontwerpster kan geven. Deze collectie is geen eindpunt. Ik heb geen idee wat mij te wachten staat, maar ooit wil ik werken in de sociale sector, mensen helpen. Ik ben graag bezig met mode, maar er moet meer zijn. Met mijn collectie wil ik vrouwen meer zelfvertrouwen geven, hun zelfbeeld verbeteren. Dat is mijn missie.”

Pascale Baelden / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content