Na twintig jaar Belgische mode zijn we aan bezinning toe. Wat betekent ‘Belgisch’ eigenlijk in de modewereld ? Opent het label nog zoveel deuren als vroeger ? En wat zijn de uitdagingen voor de toekomst ? Een gesprek met de mensen van het ‘Flanders Fashion Institute’ over Belgische mode vandaag en morgen.

:: ModeNatie, Nationalestraat 28, 2000 Antwerpen, 03 226 14 47, www.modenatie.com

:: GenovanversaeviceversA, van 09/09/2003 tot 28/03/2004. Info : www.momu.be of 03 470 27 70.

:: Mode dit is Belgisch ! ? Van 11/09/2003 tot 02/10/2003. Info : www.ffi.be of 03 226 14 47.

:: Vitrine 2003, van 11/09/2003 tot 21/09/2003.

De Belgische mode is een universeel begrip geworden. Dat zet aan tot nadenken. Waar staat ‘Belgisch’ vandaag eigenlijk nog voor ? Verwijst het naar een specifieke plaats, een klein landje in Europa dat een unieke voedingsbodem blijkt te zijn voor een vernieuwende, originele en succesvolle kijk op mode ? En is iedere ontwerper die het voortbrengt per definitie onder diezelfde noemer te plaatsen ? Bij het Flanders Fashion Institute (FFI) vinden ze alvast van niet.

Geert Bruloot : “De term ‘Belgische mode’ in de enge, geografische betekenis is een mythe. Belgische mode is een mondiaal gegeven geworden : het gaat over schitterende ontwerpers die internationaal denken en collecties maken die wereldwijd gegeerd zijn. Over ontwerpers ook die stuk voor stuk sterke individuen zijn die hun eigen ding doen. Maar er is wel iets wat hen bindt : ze delen een avant-gardistische visie, die ze in hoofdzaak hier op de Antwerpse academie hebben ontwikkeld. Ook bij de buitenlanders merk je die invloed. Kijk bijvoorbeeld naar Bernhard Willhelm : hij blijft een Duitse ontwerper, maar toch merk je dat hij in Antwerpen heeft gestudeerd.”

Voor Bruloot zijn ‘Belgisch’ en ‘Antwerpen’ zo goed als synoniemen. “Als op de internationale scène over Belgische mode wordt gesproken, dan hebben ze het toch in hoofdzaak over de Antwerpse school. Het gaat over een bepaalde mentaliteit die in Antwerpen is ontstaan, een mentaliteit die internationaal overigens zoveel respect afdwingt, dat het label ‘dit is Belgisch’ meer dan ooit deuren opent.”

“Je kunt het zo zien”, verduidelijkt Gerdi Esch : “Milaan is de hoofdstad van grote namen zoals Gucci en Prada en staat voor elegantie. Parijs blijft dé hoofdstad van de mode, waar de meest creatieve ontwerpers van heel de wereld samenkomen. En Antwerpen ? Dat staat voor een avant-gardistische tendens, voor een koortsachtig zoeken naar beweging, voor de drang voortdurend grenzen te verleggen. Het is een melting pot van creatieve jonge mensen die op verschillende plaatsen in de wereld zijn opgegroeid en die verschillende invloeden hier binnenbrengen. Maar allen stralen ze de stijl uit van ontwerpers die hier gevormd zijn.”

We kunnen ons natuurlijk afvragen of dat unieke Belgische imago voor jonge ontwerpers de lat niet ontzettend hoog legt. Speelt voor hen de druk dat zij die naam moeten waarmaken ? Voor Linda Loppa, hoofd van de modeacademie, is dat geen punt van discussie. “Je legt de lat hoog, of je legt ze niet”, zegt ze stellig. “Dit heeft ervoor gezorgd dat er in verhouding enorm veel buitenlandse studenten naar onze academie zijn gekomen. En dat is goed, we hebben dat altijd aangemoedigd. Maar we zijn wel vragende partij voor meer Belgische ontwerpers op onze schoolbanken, die eigenheid willen we niet echt verliezen. Maar de lat lager leggen ? Dat nooit. ”

De kinderschoenen ontgroeid

Het beeld van de Belgische ontwerper raakt stilaan gemondialiseerd. Het is onvermijdelijk dat in de toekomst ook de productie in grote mate de landsgrenzen doorbreekt. “Het is stilaan onhoudbaar geworden alles in België te blijven doen”, stelt Bruloot. “Dat is jammer, de meeste ontwerpers gingen er prat op dat hun collectie van de eerste tot de laatste draad hier werd gemaakt. De kwaliteitsgarantie die daaraan gekoppeld is, vind je nergens anders ter wereld.”

Volgens Bruloot kan de textielsector in ons land echter amper overleven. Hij noemt hiervoor twee oorzaken : de hoge loonlasten en de afnemende motivatie bij de werknemers. “Die twee elementen spelen op elkaar in : omdat de marges voor werkgevers zo klein geworden zijn, kunnen ze hun personeel niet naar behoren betalen, wat ervoor zorgt dat hun inzet op een laag pitje staat. Veel ontwerpers en fabrikanten klagen over dat gebrek aan ambitie in de textielsector. Daar komt de concurrentie uit de lagelonenlanden bovenop. In China bijvoorbeeld rijzen hypermoderne textielfabrieken uit de grond. Ze zijn vaak gesitueerd in arme regio’s met een hoge werkloosheid, waar ze dus kunnen putten uit een leger gemotiveerde arbeidskrachten. Zo zie je hoe het plaatje keert.”

Zal het label ‘Dit is Belgisch’ in dat geval nog terecht zijn ? “De nuance ligt anders”, geeft Linda Loppa toe. “Maar de creatie blijft in elk geval hier. Dat is ons patrimonium en onze eigenheid. We zullen moeten nadenken hoe we dat kunnen combineren : het creatieve denkwerk en de prototypes hier houden en de productie uitbesteden. Bij ontwerpersmode is dat niet zo evident. Die is erg detaillistisch, ontwerpers moeten het hele productieproces op de voet kunnen volgen. Maar we kunnen de discussie niet langer uit de weg gaan. Het zijn vraagstukken die de toekomst van de Belgische mode in grote mate zullen beheersen. “

Eén ding is in elk geval duidelijk : de Belgische mode is na twintig jaar de kinderschoenen ontgroeid. Er moeten strategieën worden bedacht, structuren gecreëerd om de creatieve input op lange termijn te consolideren. Bij het FFI pleiten ze er daarom voor het begrip ‘management’ resoluut in te voeren in de modewereld. “Tot vandaag is er in managementopleidingen weinig aandacht voor deze sector”, vindt Loppa. “In 2004 willen we een managementopleiding opstarten en bruggen leggen tussen hogeschool, de universiteit van Antwerpen en de bedrijfswereld. Dit kan de Belgische mode alleen maar ten goede komen.”

“De voorbije twintig jaar heeft de Belgische mode een fundamenteel groeiproces doorgemaakt”, vult Bruloot aan. “We zijn op een punt gekomen dat we structureel moeten denken hoe we die creatieve beweging kunnen begeleiden en instandhouden. De zelfstandigheid, die zo eigen is aan de Belgische ontwerpers, is een troef, maar stilaan groeit de nood aan duurzame structuren. Juist hier is voor het FFI een belangrijke taak weggelegd.”

Het Flanders Fashion Institute (FFI)

Linda Loppa, drijvende kracht achter de Antwerpse mode, gaf de impuls voor de oprichting in 1997 van het FFI, een vzw met een niet te onderschatten missie : de pioniersrol van de Belgische mode internationaal promoten en ondersteunen. Het FFI en voorzitter sinds april 2002, Wivina Demeester, waken er met andere woorden over dat Antwerpen een gerenommeerd modecentrum blijft. Een ‘ Beaubourg van de modewereld’ en een ‘hommage aan de zeven pioniers die België een echte modecultuur gaven’ noemden initiatiefnemers Loppa, Geert Bruloot, Gerdi Esch en Patrick De Muynck het project. De focus ligt op het niveau van de ontwerper, designer, créateur, maar ook de banden met de commerciële sector en de industrie worden onderhouden.

Concreet zet het FFI de Antwerpse mode in de kijker met de jaarlijkse Vitrine, een tiendaags parcours door de stad. Ook het A-Z-Magazine, een collector’s item met een hoog avant-gardistisch gehalte is een product van het FFI. Het magazine schuift bij elke editie een letter op in het alfabet en heeft telkens een andere ontwerper als gastcurator. Momenteel ligt N° D, met curator Olivier Theyskens, in de winkel. Verder broedt het FFI op plannen om een Fashion Fund op te richten, een instrument dat ontwerpers wil begeleiden met logistieke steun en het contact tussen ontwerpers en industrie opnieuw wil stimuleren. Het FFI zou jonge ontwerpers onder meer een partnerschap willen aanreiken via een soort garantiefonds, waarbij de vzw voor hen garant zou staan bij banken. Het FFI zoekt momenteel uit hoe het de industrie en overheid kan warm gemaakt worden om mee in het project te stappen om zo het nodige kapitaal bijeen te krijgen.

De grootste verwezenlijking van het FFI is de oprichting van de ModeNatie, een uniek pand in hartje Antwerpen dat de vermaarde modeacademie, het MoMu met bibliotheek, een kunstzinnige boekhandel, het instituut zelf en haar forum onder een dak verenigt. Het forum is het meest directe communicatieplatform van de organisatie met de buitenwereld. Met workshops, lezingen en tentoonstellingen wil het bezoekers confronteren met de uiteenlopende ideeën achter de Belgische modecultuur. Een vaste stek voor studenten, ontwerpers, kenners en toeristen : op het ritme van de zuilenrijen in deze grote loftachtige ruimte, moet het dynamisme van de Belgische mode als het ware tot leven komen.

De hele architectuur van de ModeNatie, getekend door de Gentse architecte Marie-José Van Hee, is overigens overweldigend. In het driehoekige pand, waar ruim licht door de koepel op de verschillende verdiepingen rond de centrale patio valt, gaan circulatie en beslotenheid verrassend goed samen. De trap in warm merbau-hout die de bezoeker als in een trechter tot helemaal boven in het gebouw zuigt, is de ultieme blikvanger.

MoMu

Het langverwachte en veelbesproken modemuseum zwaaide na enig uitstel op 21 september 2002 de poorten open. Wanneer Linda Loppa, directeur en grote gangmaker, terugkijkt op het eerste werkjaar, is ze een tevreden vrouw. Met 60.000 bezoekers die een blik achter de schermen wierpen in de eerste grote thematentoonstelling Backstage, en een soortgelijk succes voor de weinig voor de hand liggende tentoonstelling over patronen, lijkt het MoMu zijn missie waar te maken : een bruisend ontmoetingscentrum zijn waar liefhebbers van diverse pluimage elkaar vinden op de grens tussen wetenschappelijk onderzoek en artistieke creativiteit.

Het MoMu wil meer zijn dan een textielmuseum. Het neemt de indrukwekkende collectie van het vroegere Textiel- en Kostuummuseum Vrieselhof als basis, maar overgiet dat met een visionaire kijk op wat een modemuseum kan zijn. Door oude stukken consequent te confronteren met het werk van hedendaagse ontwerpers, daagt het MoMu de bezoeker uit na te denken over de functie van mode. Het presenteert mode als een vergaarbak van ideeën, als een geheugen van een land of een cultuur, als een reflectie van de tijdgeest.

Opdracht geslaagd, want het MoMu wordt door de internationale pers gelauwerd om zijn vernieuwende aanpak en werd hiervoor na amper een jaar werken met de titel van ‘nationaal erkend museum’ gekroond. Niet slecht dus om Antwerpen als internationale modestad nog wat extra allure te geven. Concreet organiseert het MoMu jaarlijks twee grote thematentoonstellingen, aangevuld met nocturnes, workshops, rondleidingen en kleinere tentoonstellingen door gastcuratoren in de galerij.

Vandaag staat de derde grote tentoonstelling op stapel : in het kader van Europalia Italië presenteert het MoMu GenovanversaeviceversA, een tentoonstelling die de productie en het gebruik van zijde in het zeventiende-eeuwse Italië in kaart brengt. Met de Italiaans-Belgische ontwerper Angelo Figus als gastcurator, wil de tentoonstelling een brug slaan tussen de havensteden Antwerpen en Genua. Ook de link met het heden is tastbaar aanwezig door schilderijen en stoffen uit die tijd te combineren met stoffen waar hedendaagse Italiaanse en Belgische ontwerpers mee werken.

Expo : Mode dit is Belgisch ! ?

De festiviteiten rond 20 jaar ‘Mode Dit is Belgisch’ gaan uiteraard niet aan Antwerpen voorbij. Het FFI grijpt de verjaardag aan om een balans op te maken van de Belgische mode tot vandaag. Het vraagteken in de naam van de tentoonstelling staat er niet toevallig : wat twintig jaar geleden begon als een fenomeen dat zich duidelijk binnen onze landsgrenzen situeerde, is stilaan uitgegroeid tot een internationaal gegeven. Vandaar de vraag : bestaat de Belgische mode nog ? Denkt de vlag de lading ? De expositie maakt duidelijk hoe de Antwerpse Zes zorgden voor een inktvlek die almaar uitdijde, tot ver buiten de landsgrenzen. Hoe ‘Belgisch’ stilaan een begrip werd, een predikaat dat stond voor een bepaalde avant-gardistische mentaliteit, meer dan voor een nationaal gegeven. Een datumband met drie niveaus plaatst het verhaal van de Belgische mode tegenover de highlights op het internationale toneel en zet hier nog eens de belangrijkste culturele, politieke en economische ontwikkelingen tegenover. Het laat toe het succesverhaal van de Belgische mode in een andere context te plaatsen. Een verhaal dat begint met modebeelden die de Zes beïnvloed hebben toen ze nog op de schoolbanken zaten en eindigt met een blow-up van het parcours van Vitrine 2003. Aan de bezoeker om uit te maken hoe ‘Belgisch’ het twintig jaar later allemaal nog is.

Vitrine 2003 : Mode dit is Belgisch ! ?

Ook Vitrine, dat dit jaar aan zijn vijfde editie toe is, staat in het teken van 20 jaar ‘Mode Dit is Belgisch. ‘ Virine is een tiendaagse happening in Antwerpen waarbij studenten mode, jonge ontwerpers en grote namen hun creaties laten zien via installaties, video’s en tentoonstellingen in winkeletalages in de stad. Vitrine 2003 is opgevat als een verlengstuk van de expo in de ModeNatie : na het historische overzicht stapt de bezoeker de stad in, waar hij de bagage over twintig jaar Belgische mode aan de realiteit kan toetsen. De deelnemers aan het parcours brengen hun relatie met Belgische mode in beeld en laten zien wat ‘Belgische mode’ anno 2003 voor hen betekent.

‘Belgische mode’ staat voor een avant-gardistische tendens, een koortsachtig zoeken naar beweging, een drang voortdurend grenzen te verleggen.

De zelfstandigheid, die zo eigen is aan de Belgische ontwerpers, is een troef, maar stilaan groeit de nood aan duurzame structuren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content