Ze werd grootgebracht op een filmset, speelde Marilyn Monroe, een pornoactrice, actieheldinnen en nu een moderne incarnatie van Lulu. “Het is onze job de intimiteit tussen mensen over te brengen”, zegt Mira Sorvino.

Ondanks een oscar voor haar vertolking van een pornoactrice, een vader die in hetzelfde vak zit, en een felbesproken, twee jaar lange verhouding met Quentin Tarantino is ze nog niet echt beroemd. Maar haar komende films zouden daar wel eens verandering in kunnen brengen. Deze zomer was Mira Sorvino te zien in de Amerikaanse actieprent in Aziatische stijl “The Replacement Killers”, geproduceerd door John Woo en met Hongkong-superster Chow Yun-Fat als haar tegenspeler.

In “Lulu on the Bridge” (vanaf volgende week in de bioscoop) meet ze zich met de mythische femme fatale uit “Die Büchse der Pandora”, de sombere Wedekind-adaptatie van G.W.Pabst. Ze speelt een jonge beginnende actrice, Celia Burns, die gekozen wordt om in de remake te spelen van de klassieker met Louise Brooks. Tegelijkertijd beleeft ze ook een raadselachtige romantische passie met een jazz-saxofonist van middelbare leeftijd ( Harvey Keitel). De muzikant kwam haar op het spoor nadat hij een geheimzinnige steen in het bezit kreeg, die een betoverend blauw licht uitstraalt waar een helende kracht van uitgaat.

“Lulu on the Box” is meteen ook het solo regiedebuut van de schrijver Paul Auster die eerder al voor de coregie tekende (samen met Wayne Wang) van “Blue in the Face”.

Later op het jaar volgt ook nog “At First Sight”, naar een waar gebeurd verhaal, opgetekend door de beroemde dokter/auteur Oliver Sacks. Sorvino speelt daarin een New Yorkse architecte die verliefd wordt op een blinde, charismatische masseur ( Val Kilmer) en hem weet te overtuigen om laserchirurgie te ondergaan, zodat hij de wereld kan zien zoals zij dat doet. In het vooruitzicht zijn er nog films met Marlon Brando en Robert De Niro.

Mira Sorvino is zelf de dochter van acteur Paul Sorvino, best bekend voor zijn mafiose bijrollen (meest imponerend als de godfather in “GoodFellas”); ook haar moeder was een actrice en werkt nu als therapeute met Alzheimer-patiënten.

Mira Sorvino is pas 29, maar heeft al bijna twintig films achter de rug. Sterk uiteenlopende filmrollen – van Marilyn Monroe in een tv-film, een advocatenvrouw in “Quizz Show” van Robert Redford tot een monsterinsecten-bestrijdende actieheldin in de slijmerige SF-thriller “Mimic”. Best bekend blijft natuurlijk haar vertolking waarvoor ze in 1996 de Academy Award won voor beste vrouwelijke bijrol: Judy Cum, de pornoactrice met het schrille piepstemmetje in “Mighty Aphrodite” van Woody Allen.

Sorvino kan ook nog iets anders dan acteren: ze studeerde aan de universiteit van Harvard, waar ze doctoreerde met een thesis over anti-Africanisme in de Chinese Volksrepubliek. Ze spreekt Mandarijns en woonde een tijdlang in China, zou er misschien nog Engels doceren mochten de dramatische gebeurtenissen op het Tienanmen-plein niet zijn voorgevallen. Sorvino woont inmiddels weer in haar geboortestad, in een appartement in de Upper West Side van Manhattan.

U speelt in “Lulu on the Bridge” niet alleen een personage maar ook een mythisch figuur, destijds door Louise Brooks onsterfelijk gemaakt. Aarzelde u niet om die rol te aanvaarden?

Mira Sorvino: Eerlijk gezegd, nee. Nadat ik Marilyn Monroe heb gespeeld, maak ik me geen zorgen meer over het feit dat mensen me gaan vergelijken met vroegere actrices. De hele Lulu-mythologie was natuurlijk een beetje intimiderend, maar speelde voorts geen doorslaggevende rol in de beslissing of ik de film zou doen of niet. Het script riep sterke reacties bij me op. Paul Auster stuurde me de tekst drie maanden nadat we op het 50ste festival van Cannes samen in de jury zaten. Ik las hem, was er weg van, en toen we samen gingen lunchen stond mijn besluit vast.

Wat trok u aan in het script?

De magische kwaliteit gecombineerd met de hartverscheurende liefde, de thematiek van liefde die verlossing brengt, de goedheid van Celia, het meisje dat ik speel. Ik heb altijd een zwak gehad voor verhalen met magie, voor verhalen die een ziel hebben.

Hoe was het werken met Harvey Keitel in “Lulu on the Bridge”?

Heerlijk. Hij is zeer direct en creatief, moedigt je voortdurend aan. Er is echt contact tussen ons: als je hem in de ogen kijkt, kijkt hij terug, hij luistert echt, veinst geen emoties. Dat is onze job: de intimiteit tussen mensen overbrengen. Daarom moet de regisseur ook de gepaste sfeer creëren en toon zetten. Je kan die intieme momenten niet spelen op een luidruchtige set waar iedereen staat te lachen of te grappen. En het valt me ook moeilijk bij liefdesscènes. Soms kan ik het zelf niet geloven: je zit daar samen met vijftien leden van de filmploeg in je blootje in een kamer, te doen alsof je seks hebt met een persoon die je niet zo goed kent. Dat is een van de meer bizarre kanten van het vak!

De rollen die u speelt zijn zeer verscheiden. Kiest u voor zulke uiteenlopende rollen om niet getypecast te worden?

Ik kies er gewoon de rollen uit die me de kans bieden om anders uit de hoek te komen. Ik heb altijd die actrices bewonderd die in staat waren om zichzelf volledig te transformeren. Daarin schuilt volgens mij het plezier van het acteren: iets doen wat je nog nooit eerder hebt gedaan.

Het is ook leuk om vlak na elkaar twee totaal verschillende films te doen. Neem nu “The Replacement Killers” en “Lulu on the Bridge”. Méér kunnen twee films toch niet van elkaar verschillen. “The Replacement Killers” is een productie van een grote studio – Columbia Pictures – gedraaid in Los Angeles, zodat de studiobazen voortdurend op de set zijn en de filmmakers op de vingers kijken. Er wordt flink wat in geschoten en alles draait om de actiesequenties, niet om de nuances van het acteren. Ik speel een taaie, wisecrackende meid, bijna een van die kleurrijke karakters uit een verhaal van Damon Runyon of de vrouwelijke versie van een Clint Eastwood-achtig prototype.

Vergeleken met “The Replacement Killers” leek het maken van “Lulu on the Bridge” op een kerkbezoek. Het was een klein juweeltje van een productie. We deden het niet voor het geld. Er was geen studio die meekeek over de schouder van de regisseur. Het is een film met andere waarden, waar we iets heel moois en efemeers op film proberen vast te leggen. De prent bestaat grotendeels uit intimistische scènes, behalve die in Dublin, waar ik op de vlucht sla. Dat zijn de enige momenten waar de twee films elkaar overlappen.

Ik heb trouwens iets met scènes waarin ik moet rennen en sloof me uit om het geloofwaardig te laten overkomen. Vaak zie je films waarin mensen zogezegd rennen voor hun leven, terwijl het lijkt alsof de acteurs aan het joggen zijn. Ik wil de spanning, de uitputting en de angst voelen. De actietaferelen in “The Replacement Killers” hebben me voorbereid op de scènes in “Lulu” waarin ik op de vlucht sla, maar daar houdt de vergelijking ook op.

Let wel, ook aan “The Replacement Killers” heb ik plezier beleefd: ik wilde ook wel eens een conventionele film maken. Het gaat bijna om een eigentijdse western: twee zwervers, loners, die in een morele schemerzone zitten, groeien geleidelijk naar elkaar toe en slaan de handen in elkaar om iets te bereiken. Hetzelfde verhaal bijna als dat van de oude gunfighter die zijn hele leven een boef was en nu partij kiest voor de zwakken. Mijn personage is heel vrouwelijk, maar mag tegelijk alles doen wat gewoonlijk alleen voor venten voorbehouden is. Voor mij was het een beetje zoals kinderen die in de achtertuin cowboy en indiaantje spelen, wat nu in pc-Amerika natuurlijk niet meer mag.

We zien u binnenkort weer in een nieuwe film, “At First Sight”?

Ik heb vorig jaar snel na elkaar vijf films gedaan, dus ben ik nu wel een beetje moe. Ik had gewoon geen tijd om ook nog mijn leven in te richten. Daarom knijp ik er nu even tussenuit, neem ik tijd voor mezelf.

Zijn er plannen om een film te maken met uw vader Paul Sorvino?

Ja, er zijn nog altijd plannen voor een “King Lear”-versie. We hebben een prima script, het is Shakespeare maar getransponeerd naar een andere tijd en plek. Barbara De Fina, de producer-partner van Scorsese gaat produceren. Ze zijn nu het budget aan het berekenen en we zijn nog altijd op zoek naar een paar actrices om de oudere zussen te spelen. We hebben nog geen regisseur.

Als dochter van een acteur was u al van kindsbeen af vertrouwd met het filmwereldje?

Mijn pa nam me al mee op de set toen ik nog maar een peuter was. Vanaf mijn vijfde wilde ik acteren, maar daarvoor al vergezelde ik mijn vader bij opnamen in Engeland en Spanje. Ik begreep niet wat er allemaal aan de hand was, maar vond het leuk om tijdens de opname van “Day of the Dolphins” in de tank met de dolfijnen te spelen. Of ik herinner me dat mijn pa in Spanje “A Touch of Class” deed met George Segal en Glenda Jackson. Ik herinner me vooral het spelen aan zee en de flamencodansers. Mijn herinneringen hebben niet veel te maken met de opnamen zelf, wel met al die zaken die ik in die onbekende landen ontdekte. Later – vanaf mijn 14de – ging ik als productieassistente werken. Toen ik 16 was, kwam een talentscout naar de middelbare school, op zoek naar meisjes die konden paardrijden en acteren. Ik had toen een paard en speelde toneel op school; ik was een van de vier kandidates die naar New York mochten voor een auditie. Ik kreeg de rol niet, maar ze deden wel een screentest. Van toen af had ik ook een manager en dan is het snel gegaan. Maar tot dan liet mijn vader me geen audities doen, hij wilde geen kind dat acteerde. Ik ben hem daar zeer dankbaar voor. Indien ik kinderen had, zou ik er ook over waken dat ze een normale kindertijd hebben.

Maar u maakte wel een omweg om te studeren?

Ja. Ik had het voorrecht om toegelaten te worden tot een prima universiteit en wilde die kans niet laten voorbijgaan om eerst iets te leren, in plaats van me hals over kop in het beroep te storten. Niet alleen omdat ik daardoor iets had om op terug te vallen, maar ik wilde me ook intellectueel bijscholen. Die vier jaar langer studeren zouden het verschil niet maken. Acteren kon ik nog de rest van mijn leven.

Hoe verliep het werken met Woody Allen bij “Mighty Aphrodite”?

Wat je nooit uit het oog mag verliezen is dat Woody Allen meestal acteert én regisseert. Het feit dat de acteur die ik op de sofa moest proberen te verleiden, ook de regisseur was, zorgde voor een totaal andere situatie, dan wanneer de regisseur opzij staat om aanwijzingen in mijn oor te fluisteren. Woody regisseert je trouwens niet zo veel: zo lang je op het goede spoor zit, laat hij je begaan. Alle goede regisseurs hoeden zich voor over-directing, ze gaan je niet verplaatsen als een stuk uit een schaakspel. Ze hebben je tenslotte ingehuurd omdat ze ervan overtuigd zijn dat je de rol aankan. En tenzij je echt vergissingen maakt, een foute interpretatie geeft, of de scène niet lijkt te begrijpen, is er ook geen reden om in te grijpen. Jij bent tenslotte degene die in een scène tot een bepaalde emotie moet komen. Je moet de kans krijgen om die weg zelf af te leggen. Goede regisseurs wachten af hoe je het doet. Hoe meer ze op voorhand met je praten, hoe meer je beperkt en geïntimiteerd geraakt. We zijn allemaal schuchter en als je ons het gevoel geeft dat we het niet aankunnen, wordt het ook veel moeilijker voor ons. Dan geraak je gespannen en dat is de grote vijand van acteren.

Woody is heel spontaan. Er wordt veel getaterd op de set, iedereen heeft zijn eigen opinie. Typisch New York! Eerst dacht ik dat hij die serieuze “auteur” zou zijn, dat het er heel ernstig en gedisciplineerd zou aan toegaan. Maar er wordt voortdurend heen en weer geroepen tussen hem en de cameraman. Dat komt ook omdat Woody de cameraman betrouwt en nooit de monitor gebruikt. Veel regisseurs zijn nu verslaafd aan de monitor, wat vroeger niet het geval was: ze keken toen door hun zoeker en moesten betrouwen op hun cameraman en hun eigen voorstellingsvermogen. Er werden meer risico’s genomen. Het beeld was veel minder geprogrammeerd. Nu zitten veel regisseurs ver weg van de acteurs naar de monitor te staren, ze beoordelen ons op een klein videoschermpje. Hoe kunnen ze daarop aflezen of we emotioneel juist zitten? Het enige wat ze kunnen beoordelen is het kader, en of de dialogen juist klinken. Maar dat is niet hetzelfde als een regisseur die drie meter van je afzit en naar je ogen kijkt. Paul Auster was daar heel goed in, maar bij Woody Allen gaat het nog verder: hij heeft gewoon geen monitor, hij zit altijd dicht bij zijn acteurs.

Hoe voelde het aan om zo vroeg in uw carrière een oscar te winnen? Niet iedereen die dat meemaakte, is daar wel bij gevaren.

Ik dacht nooit dat ik de oscar ging krijgen. Ik vond het al een grote eer om genomineerd te worden, ook daar had ik nooit op gerekend. Dus zat ik nooit te tobben: wat gaat er gebeuren als ik ook win. Het winnen van de oscar is mijn carrière alleen maar ten goede gekomen: het gaf me een geloofwaardigheid, wat heel belangrijk is in Hollywood. Ik kreeg meteen veel meer interessante aanbiedingen. Als je een oscar krijgt, word je werk ook veel meer bekeken door filmmakers, ze willen allemaal wel even checken waarom je die oscar kreeg.

Het probleem was niet de prijs zelf, maar het type rol waarvoor ik gewonnen heb: het domme blondje met dat hoog stemmetje. Mensen die niet veel verder kijken dan hun neus lang is, gaan je dan meteen vereenzelvigen met de rol. O ja, ze zal wel zelf dat domme gansje zijn dat ze zo goed speelt. Terwijl ik helemaal niet blond ben: ik ben een Italo-Amerikaanse met donkere roots! Sommigen dachten trouwens dat ook het falsetstemmetje mijn echte stem was. Terwijl het me heel wat moeite gekost heeft om die stem te kunnen volhouden. Tijdens de opname bleef ik halsstarrig dat hoge stemmetje aanhouden, ook als mensen me als Mira aanspraken. Dat werkte Woody op de zenuwen, maar ik was bang om uit mijn rol te vallen.

Omwille van “Mighty Aphrodite” en een vorige film, “Romy and Michelle’s High School Reunion”, twee komedies rond een dom blondje, bestond het gevaar dat mensen me alleen maar in dit soort rol zagen. Maar de films die ik sindsdien heb gemaakt, hebben dat stereotiep beeld gebroken.

Het enige echte nadeel van die oscar, is de plotselinge belangstelling. Daar moet je mee leren leven. Mijn privé-leven is niet langer zo afgeschermd als ik het graag wil. Al kan je dit best met de nodige humor bekijken.

In veel Amerikaanse films – “Lulu on the Bridge” is daar geen uitzondering op – draait alles om relaties tussen zeer jonge vrouwen en oudere mannen. Het leeftijdsverschil wordt almaar groter. Wat denkt u daarvan?

Ik zie wat je bedoelt, maar films hebben dat altijd gedaan. Denk maar terug aan “Sabrina” en vergelijk maar eens de leeftijd tussen Humphrey Bogart en Audrey Hepburn.

Wat me daaraan stoort, is dat we nog altijd niet in staat blijken om rijpere vrouwen te aanvaarden in romantische en seksueel getinte rollen, terwijl dat voor mannen geen enkel probleem vormt. Mannen blijven kennelijk een sekssymbool tot ze klaar zijn voor de rolstoel, terwijl vrouwen, eens de 40 voorbij, nog louter als moederfiguren worden beschouwd. Gelukkig beginnen sommigen dat toch in vraag te stellen en begint de situatie geleidelijk te verbeteren. Susan Sarandon is daar een goed voorbeeld van: ze ziet er haar leeftijd uit, maar ze is mooi en sexy en kan in de ogen van Hollywood een film dragen. Hetzelfde geldt voor Jessica Lange. Maar ze blijven de uitzonderingen.

Natuurlijk maak ik me daar zorgen om. Precies omdat ik weet dat ik niet langer in de running zal zijn zodra ik wat ouder en gerimpeld ben, probeer ik er nu het beste van te maken. Daarom ook probeer ik nu al rollen te krijgen die me ook geestelijk aanspreken in plaats van films te doen die ik alleen maar voor mijn lijf aangeboden krijg.

“Lulu on the Bridge” komt vanaf 14 oktober in de bioscoop.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content