De glorietijd van designhotels lijkt definitief voorbij. Een goede nachtrust is uiteindelijk belangrijker dan een afvaardiging mannequins achter de receptie.

Het gouden tijdperk van het designhotel – 1984-2004 – begint en eindigt met de Amerikaanse entrepreneur Ian Schrager. Die begon twintig jaar geleden in New York het hotel Morgans, samen met zijn zakenpartner, wijlen Steve Rubell. Het duo, dat in de jaren zeventig de legendarische nachtclub Studio 54 uitbaatte, kwam net uit de gevangenis. Morgans, aangekleed door de Française Andrée Putman, wordt doorgaans beschouwd als ’s werelds eerste designhotel. Een categorie in de hospitability-sector, waarvoor eigenlijk geen sluitende definitie bestaat. Om te beginnen is natuurlijk elk hotel door iemand ontworpen. Dat geldt zowel voor het goedkoopste luizennest als voor het doorsnee gezichtsloze zakenhotel als voor het vijfsterrenpaleis met vergulde kroonluchters en vuistdik tapijt. Een designhotel, moet men dan maar aannemen, is méér ontworpen. En liefst door een designer wiens naam enige weerklank heeft : Putman bijvoorbeeld, of Philippe Starck. Hoe zit het met veel oudere hotels als het legendarische, thans vernietigde Imperial in Tokio, uit 1923, of het Royal SAS van Kopenhagen, uit 1956 ? Het ene werd gebouwd en grotendeels ingericht door Frank Lloyd Wright, het tweede door Arne Jacobsen. De architecten ontwierpen voor hun hotels onder meer meubilair en vaatwerk. Toch werden ze nooit beschouwd als designhotels.

Samengevat : Morgans kon alleen een nieuwe standaard inluiden omdat de grote ketens ergens in de jaren zeventig de notie van baanbrekend design uit het oog verloren. Morgans behoorde niet tot een keten ; het was bovendien een zaak op mensenmaat, het tegendeel van een slaapfabriek met ontelbaar veel verdiepingen en eindeloze gangen.

Doodgeknuffeld

Schrager bouwde op de fundamenten van Morgans een miniatuurketen van een klein dozijn hotels, waaronder The Royalton in New York, Sanderson in Londen en The Mondrian in Los Angeles. Ongeveer de helft ervan werd ingericht door Starck. Die hotels hadden veel succes, net als de bijbehorende bars en restaurants. Het duurde niet lang voor het concept van Schrager een vaak gekopieerd businessmodel werd. Elke wereldstad kreeg zijn voorraadje designhotels (in Brussel werd al in de jaren tachtig een poging gedaan met het New Siru aan het Rogierplein, met kamers gedecoreerd door Belgische kunstenaars). Na de steden volgden exotische eilanden, van Miami Beach (Schragers Delano) tot Bali en Phuket (de verschillende super exclusieve Aman-resorts). Ten slotte wierpen de grote ketens zich op het fenomeen, dat zo werd doodgeknuffeld. Starwood, eigenaar van het merk Sheraton, begon de keten W, met vestigingen in de Verenigde Staten en erbuiten – er is zelfs een W Silicon Valley. Park Hyatt liet nieuwe hotels in Milaan en Parijs inrichten door Ed Tuttle, de decorateur die verantwoordelijk was voor de Aman-resorts.

Vuile ramen en een aftandse tv

Ik heb me altijd afgevraagd wie de klanten zijn van designhotels. Het zal wel geen verbazing wekken dat ik als medewerker van Weekend Knack gesteld ben op een zeker comfort. Ik begrijp niet dat wie meerderjarig is, toch met plezier en vol overgave in sjofele jeugdherbergen, luizige guesthouses of claustrofobische caravans wenst te overnachten (ik heb al tien jaar niet meer in een tent geslapen. De laatste keer was in IJsland, tijdens een sneeuwstorm, op een gletsjer. En mijn laatste nacht in een slaapzaal, op de grond nog wel, aan de voet van een kerkaltaar, dateert van 11 september 2001). Ik behoor, denk ik, vanwege mijn leeftijd, beroepscategorie, hobby’s en pretenties, tot de doelgroep van designhotels. Toch blijf ik er liever weg. Omdat er altijd wel iets op aan te merken valt, van versleten tapijt tot een deficiënte geluidsisolatie. De houdbaarheidsdatum van een designhotel is kort. Details die je elders niet eens opmerkt, houden je wakker in een designhotel. Dat laatste geldt, om helemaal eerlijk te zijn, voor luxehotels in het algemeen. Onlangs verbleef ik enkele dagen in het door architect IM Pei gebouwde Four Seasons Hotel van New York, een van de prestigieuzere adressen in die stad. Ik heb me geërgerd : aan de vuile ramen in mijn kamer (die bevond zich op de vijftiende verdieping : ik neem aan dat men niet elke dag een glazenwasser kan inhuren, maar er zijn grenzen) ; aan het feit dat ik tot twee keer toe een dubbele portie bodylotion in de badkamer vond, maar geen shampoo ; aan mijn televisietoestel, dat gedecideerd aftands was ; aan de tafel op wieltjes waarop mijn ontbijt werd binnegerold, omdat die geschikter leek voor een bejaardentehuis. Daartegenover staat dat ik ’s ochtends twee kranten kreeg naar mijn keuze, terwijl er op het daartoe voorziene formulier slechts één mocht worden aangekruist.

Dat het designhotel zijn wortels heeft in de nachtclubsector, bleek enkele jaren geleden, toen ik voor zaken in een suite van The Mondrian verbleef. Ik werd tot halfdrie ’s ochtends wakker gehouden door bonkende muziek : mijn ramen gaven uit over het terras van de Sky Bar, een van de roddelpers bekend trefpunt voor celebrities. Men verwacht méér van een etablissement met pretenties dan van een gelegenheid met twee of minder sterren aan de deur. En dus wordt men makkelijker teleurgesteld. Ik heb ondervonden dat designhotels van een vrolijk mens een sjagrijnige muggenzifter maken, en dat kan toch ook niet de bedoeling zijn.

De schrik van Schrager

Blijkbaar zijn nog wel meer mensen teleurgesteld. Het designhotel krijgt alsmaar meer negatieve pers. Nota Bene, een chic reisblad dat uitsluitend per abonnement wordt verkocht, wijdde eind vorig jaar een lang artikel over de stuiptrekkingen van het fenomeen, gevolgd door The Times en The Financial Times. En dan is er pionier Schrager. Die stelde recent twee keer teleur. Eerst schrapte hij plannen voor een hotel aan Astor Place in New York. Dat project werd toevertrouwd aan de architecten Herzog & de Meuron en OMA, het bureau van Rem Koolhaas. Die zouden voor het eerst samenwerken. In de catalogus van Content, de grote Koolhaas-tentoonstelling die straks in Rotterdam opent, wordt Schrager schrik verweten. Het hotel kwam er niet. Bovendien zou de groep Ian Schrager Hotels zo’n 350 miljoen dollar schulden hebben. The Clift, een etablissement uit 1915 dat in 2001 door Schrager werd overgenomen van de Four Seasons-groep, vroeg vorig jaar het faillissement aan. Wordt allicht vervolgd…n

Tekst Jesse Brouns

En het Imperial in Tokio of het Royal SAS van Kopenhagen? Het ene werd gebouwd en

grotendeels ingericht door Frank Lloyd Wright, het tweede door Arne Jacobsen. Toch

werden ze nooit beschouwd

als designhotels.

Ik heb ondervonden dat designhotels van een vrolijk mens een sjagrijnige muggenzifter maken, en dat kan toch ook niet de bedoeling zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content