Vorig jaar passeerden de schijnwerpers hem genadeloos, nu worden de hoogste schavotten voor hem afgestoft. Zo gaat dat in Modeland. Maar de New Yorkse ontwerper Miguel Adrover laat het niet aan zijn hart komen. Nu hij bekendheid heeft verworven, zijn de mogelijkheden om zijn visie te etaleren legio.

Op de cover van het januari 2000-nummer van Dutch, het Nederlandse, maar vooral buiten die grenzen invloedrijk modeblad, stond het roodharige topmodel Karen Elson, gekleed in een witte minijurk met eraan bevestigd, twee bolvormige, van beige ruches gemaakte mouwen. De jurk zelf was eigenlijk een verlengd en nauw ingenomen T-shirt, bedrukt met het overbekende ” I-hartje-New York“. Overduidelijk een tweedehands exemplaar, met gaten, rafels en afgewassen letters. Dezelfde outfit werd rond dezelfde periode tevens veelvuldig gefotografeerd door andere stijlmagazines, vanzelfsprekend door de meer alternatieve titels, maar vooral door de luxueus glanzende mainstreampublicaties. De naam van de ontwerper, Miguel Adrover, stond er telkens netjes bij afgedrukt, maar niemand kon echt zeggen wie hij was, waar hij vandaan kwam, noch of hij die jurk misschien ironisch bedoelde.

Nauwelijks acht maanden later weet iederéén waar Miguel Adrover voor staat. Zowat elke moderedatrice uit Amerika moet al afgezakt zijn naar de East Village van New York, de woonplaats van de nu 33-jarige designer, om terug te komen met verhalen over idiosyncratische ontwerpen en anti-establishment-ideeën, maar voornamelijk met titels als ” The Next Big Thing” en ” Wild Saviour Of Fashion“. Men vergelijkt de man met Martin Margiela, Alexander McQueen of John Galliano, hoewel Adrover meer geloofwaardigheid wordt toegedicht, omdat hij een echte straatkat is (of zou zijn). Adrover, daar is men het over eens, is dé naam van het seizoen. Intussen circuleren andere creaties van zijn hand in de internationale modepers: een tailleur gemaakt van op de rommelmarkt gevonden Amerikaanse vlaggen, een outfit vervaardigd uit een bevlekt, vergeeld tafelkleed uit de 19-de eeuw, een ensemble geknipt uit een matrasbeschermer die, zo wil het gerucht, nog op het bed van de vorig jaar overleden schrijver en notoire onruststoker Quentin Crisp heeft gelegen.

De mode van Adrover is do-it-yourself, gedwongen low-budget, contra-glamour, schots en scheef, gefragmenteerd, vol objets trouvés, en toch sexy en vrouwelijk, ja zelfs commercieel, want inkopers zijn zo mogelijk nog meer te vinden voor zijn leefwereld dan de journalisten. Zijn tweede collectie, voor deze winter, bevat opengeknipte Vuitton-tassen omgetoverd tot minirokken, regenjassen met het typische Burberry-logo binnenstebuiten gedraaid en gemouleerd tot zwierige jurken, petten van de New York Yankees op de schouders van een chic ogende trui genaaid. Het zijn persvriendelijke, maar inventieve bedenksels, resultaten van een trash-esthetiek waarin de dadaïstische gimmicks maar details zijn. Want Adrover heeft vooral een Amerikaanse zin voor mode: kleren moeten boven alles draagbaar en verkoopbaar zijn en elke soort klant flateren, en dat doen zijn collectiestukken blijkbaar. Dat hij niet veroordeeld wordt voor de soms erg scherpe randjes van zijn ontwerpen, heeft hij aan die bestudeerde balans te danken. Het nieuwe wonderkind hoeft niet meer opgevoed te worden, en dat is een ware opluchting voor de meer gesettelde opiniemakers in Modeland, die in het verleden meer dan eens gefrustreerd terugkeerden van defilés van Viktor & Rolf, Jeremy Scott of Shelley Fox, om maar een paar andere gelijkgestemde oproerkraaiers te noemen.

Adrovers opmars lijkt in een mum van tijd geklaard te zijn, maar minder is waar. In ware Wizard of Oz-stijl bewandelt hij nu zijn goudgeplaveid pad na een opeenvolging van tegenslagen en uitzichtloze jaren, een feit dat overzeese journalisten graag benadrukken, want het achternazitten van The American dream blijft hun favoriet thema.

De ontwerper is geboren op Mallorca, als zoon van een amandelteler. Zijn jeugd sleet hij op het hete, stoffige eiland, op een boerderij in een dorpje van niet meer dan 200 inwoners. Hij verliet zijn geboorteplaats voor het eerst om zijn militaire dienst in Spanje te doen; daarna trok hij naar Madrid, waar hij zich voornamelijk in de kunstzinnige milieus schuilhield (uit die tijd kent hij de regisseur Pedro Almodovar nog). Gedurende de jaren tachtig schipperde Adrover tussen Spaans grondgebied en Londen, waar hij heenreisde om de opkomende house- en technoscene te beleven, en om de kleren van zijn toenmalige favoriete ontwerpers ( Christopher Nemeth, Vivienne Westwood) van dichtbij te bekijken. In 1992 belandde hij in New York. Daar sloot hij zich aan bij de vele nauwelijks overlevende, tegen de stroom oproeiende designers, veelal ex-modestudenten zonder job of winkelbedienden met een créateursdroom. Om al dat onopgemerkt talent van een thuisbasis te voorzien, opende hij Horn, een winkel waar hij zijn eigen probeersels en vooral die van lotgenoten aan de man trachtte te brengen.

De shop, de eerste in New York die ook de kleren van Alexander McQueen invoerde, werd snel een begrip, maar leed verlies. Er werd meer over gepraat dan dat er gekocht werd, een lot dat meerdere pioniersprojecten te beurt valt. Dus hield Adrover het hoofd boven water door de meest uiteenlopende jobs aan te nemen, op een gegeven moment werkte hij ’s nachts als schoonmaker.

Hoewel mode zijn passie is, heeft Miguel Adrover er nooit over gedacht naar de modeacademie te trekken. Het enige diploma dat hij bezit is dat van de lagere school.

Al doende heeft hij geleerd, zegt hij, en die houding typeert ook zijn eclectische stijl. Hij vindt dat zijn collecties over het leven in de grootstad gaan: over de struggle for life en de anonimiteit, maar ook over de vrijheid, de mix van invloeden en de straat. Tijdens zijn debuutdefilé liep een op een masker na volledig naakt model mee, net als jurken beplakt met verregende affiches en de huid van een meterslange python gedrapeerd als jas (deze laatste werd bij een uitleenbeurt aan Vogue gestolen, en met de schadevergoeding kon Adrover zijn tweede collectie deels financieren).

Hij heeft een relativerende kijk op kleren en houdt de fun-factor goed in het oog, hoewel het label Burberry niet kon lachen met zijn interpretaties van hun ruitenmotief. “Ik speel niet met andermans logo of kenmerken om ze belachelijk te maken”, zei hij daarover in WWD Magazine, “maar om ze op een andere manier te tonen. Ik zie vrouwen op straat lopen die de originele kleren al verkeerd dragen. Daaruit zijn mijn interpraties ontstaan. Het is vooral humoristisch bedoeld.”

Adrover heeft geen businessplan of een gecoördineerd atelier. Hij heeft een groep vrienden rondom zich die meehelpen met stikken en naaien. Kennissen uit het uitgaansmilieu realiseren de meer technische stukken (de Parijse Pierrot doet het breiwerk, de Londense Reina Ixbalamke maakt de schoenen). Alles wordt geplot vanuit zijn piepklein appartement (een kelder) dat, zo leert ons de overlevering, niets meer dan een bed, een sofa, een telefoon, een koelkast, een stapel tijdschriften en een reeks familiefoto’s bevat. Ondanks de bijval die zijn kleren kennen, is hij nog altijd bijna bankroet. Maar weggeplukt worden door een luxehuis wil hij niet, in tegenstelling tot veel collega’s. Zolang hij kan overleven en niemand zich al te veel bemoeit met zijn werkmethodes, is hij tevreden. “Naar Parijs wil ik niet”, vertrouwde hij Harper’s Bazaar toe. “Ik weet precies wat ik hier in New York wil bereiken. Ik ben er zeker van dat de beste dagen van mijn leven op komst zijn.”

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content