Volgens de Italiaanse ontwerper Michele de Lucchi zal design zich in de toekomst bezighouden met het doordenken van elk detail, met het product op zich. Een gesprek.

Hij ziet eruit als een Russische monnik en hij praat nauwelijks. Hij fluistert alleen maar, alsof hij bang is om te kwetsen of om zijn mening op te dringen. De 46-jarige Italiaan cultiveert allesbehalve een vedettenrol, is uiterst bescheiden, verlegen en zachtaardig. Hij is getrouwd, heeft vier kinderen en leeft met zijn gezin in een oud herenhuis aan het Lago Maggiore, ver weg van de drukte. Bijna dertig jaar geleden werd hij door Ettore Sottsass ontdekt, die hem op zijn 28ste als adviseur naar voren duwde bij Olivetti, een functie die hij nog altijd bekleedt. Samen met drie compagnons en vijftig meewerkende architecten en designers leidt Michele De Lucchi een studio in Milaan, die eind vorig jaar bekroond werd met de prijs Designteam van 1997. Daar buigt hij zich met zijn team over concepten en producten voor Japanse en Europese opdrachtgevers. Zoals de Tolomeo-lamp, die hij twaalf jaar geleden voor Artemide ontwikkelde en zijn meest succesvolle ontwerp is geworden. Momenteel sleutelt hij aan de herinrichting van alle filialen van de Deutsche Bank, een klus die in 2010 moet voltooid zijn. Maar hij is ook bezig met treinstations en computers, en bracht net het ontwerp voor een universele stoel voor de Nederlandse producent Kembo tot een goed einde. En hij is alweer volop bezig met een project van vijf flexibele kabinetten die als een laboratorium voor het wonen en werken in de toekomst zullen dienen.

Michele De Lucchi: Ik werd helemaal vrijgelaten bij het ontwerpen van die stoel, en dat vind ik een beetje normaal. In onze studio willen we architecten en medewerkers de vrijheid geven om elk project te interpreteren vanuit elke theoretische en praktische hoek – net alsof het hun eigen project was. We zijn met dertig, en dat betekent dat elk van ons een verschillend idee heeft over de manier waarop zo goed mogelijk kan worden bijgedragen tot de werking van de studio. Iedereen denkt mee, of het nu om een grafisch probleem gaat, om zuiver product design dan wel om architectuur. Daarnaast is het vanzelfsprekend dat ieder van ons probeert zijn eigen taak op de best mogelijke manier tot een goed einde te brengen. Van die vrijheid moet je uitgaan, want elders word je beperkt omdat elk project ook door de industriële molen moet. De relatie tussen ons en de industrie kan per definitie niet anders dan contradictorisch zijn, al was het maar omdat het de taak van de designer is om de industrie, die nooit geneigd is tot verandering, telkens weer een stapje verder te duwen. In ieder geval verder dan ze zelf zinnens was te doen.

Anderzijds stelt die industrie ons in staat om heel wat te realiseren. Ik beschouw het als haar grootste kwaliteit dat ze ons vandaag met haar producten de vrijheid van keuze geeft, die ons uiteindelijk dichter bij onze persoonlijkheid kan brengen. Zonder de industrie bestaat design gewoonweg niet. Ze opereert in het verlengde van wat wij doen en wij proberen haar zoveel mogelijk de goede richting uit te sturen.

De grote kracht van de industrie is de technologie, wat tegenwoordig bijna synoniem is van de elektronica. Want vergeet niet dat de uitvinding van de microchip de belangrijkste stap was in de beschaving sinds de uitvinding van de drukpers. Ik ben voortdurend bezig met de vraag wat nu eigenlijk essentieel is aan de technologie, omdat het lijkt alsof ze er altijd is geweest. Het voornaamste probleem met technologie en zeker met elektronica is dat ze de neiging hebben zichzelf opnieuw te herhalen. Terwijl de behoeften van de mens voortdurend veranderen. Het probleem is dus hoe die technologie te relateren aan het leven van de mens, aan de gemeenschap waarin we leven. Hoe die technologie ten dienste te stellen van een nieuwe dialoog tussen de individuen. En dat is niet eenvoudig, omdat de elektronica zich een eigen paradoxale wereld heeft gecreëerd van componenten, prijsoorlogen en voortdurend toenemende complexiteit die diametraal staan tegenover de behoefte van de gebruikers die van de elektronica juist eenvoud verwachten. Mensen zijn bang van de technologie omdat ze die niet begrijpen, verpletterd worden door het gevoel dat die hen beheerst in plaats van het omgekeerde.

De gebruiksaanwijzing van een autoradio is tegenwoordig dikker dan die van de auto zelf…

Precies, en daarom zal die autoradio nooit succesvol zijn, omdat de gebruikers de tijd niet hebben om die te lezen en omdat het systeem niet overzichtelijk is. De techniek staat in dat geval tussen de gebruiker en de elektronica, en dat kan allerminst de bedoeling zijn. Design hoort vrijheid te brengen, en dat geldt zeker voor de elektronica. Een draagbare telefoon is interessant, niet omdat men je er tijdens een meeting mee kan lastigvallen, maar omdat je hem juist kunt afzetten en omdat hij je toelaat anderen te bellen. Met de fax is het net zo: het interessante is dat jij wat kan versturen, niet dat iedereen ongevraagd papier bij je binnenduwt. Homeworking lijkt ook al zo mooi, maar dat geldt alleen als je de vrijheid behoudt om te kiezen tussen thuiswerken en werken op kantoor. Als men je verplicht om enkel thuis te werken, verlies je de vrijheid van keuze en de menselijke contacten waaraan je misschien behoefte hebt. Daarom moeten zowel designers als industrie samenwerken om ervoor te zorgen dat elk product die onschatbare kwaliteit van vrijheid bevat. Tegenwoordig betekent dat dat er zowel in de architectuur als in het meubeldesign een fundamenteel concept van flexibiliteit steekt. En die flexibiliteit wordt nog belangrijker, zowel in meubels als in het environment, omdat niets meer gemaakt wordt voor de eeuwigheid. Architecten moeten verder denken dan de realiteit, moeten verder gaan dan de fysieke wereld. Men hoort zich niet alleen meer het hoofd te breken over de te gebruiken materialen, men moet zich realiseren dat het meest precieuze materiaal niet langer platina of goud of marmer of zelfs uranium is. In onze wereld is het allerbelangrijkste materiaal ruimte, lucht, leegte. In grote steden kost een vierkante meter ruimte meer dan een vierkante meter goud, bezet met edelstenen. En daarom heeft het goed gebruik van die ruimte essentieel te maken met de flexibiliteit ervan.

Alles verandert zo snel dat iedereen zich voortdurend moet aanpassen. Valt dat nog te rijmen met welk design ook?

Het meest succesvolle design is dat wat zich aan elke omstandigheid kan aanpassen. Ik heb me lang afgevraagd waarom mijn Tolomeo-lamp zo’n succes is geworden. Ik geloof nu dat het te maken heeft met die flexibiliteit. Je kan ze niet alleen in de keuken, op kantoor, in de badkamer of in de living gebruiken, maar ook in elke omgeving, oud, hedendaags of avant-gardistisch. Dat heeft te maken met de vrijheid van gebruik, en die vrijheid ondersteunt het succes.

De vorm, het uitzicht van een product is vaak zo overweldigend dat mensen aan het subtiele gebruik ervan voorbijgaan. Wordt men niet vooral verblind door het visuele aspect van voorwerpen, of door de naam erop?

Ik durf geloven van niet. Of toch steeds minder. Het uiterlijk is erg belangrijk, maar als het misleidend is, want afhankelijk van de grote naam die erop staat, is het niet langer belangrijk. Het autodesign, de styling, is vaak niet bijster interessant, meestal zelfs een beetje stupide. Dat komt omdat het begrip design zo nieuw is, omdat misschien tien procent van de mensen er enige notie van heeft. En dan is er nog een deel snobisme mee gemoeid, het belang van een merknaam. We voelen ons in de studio nog als echte pioneers van het idee dat je van objecten en van de omgeving kunt leren. Er is bovendien een grote behoefte aan opvoeding daarrond. Op school leert men ons lezen, het werk van goede schrijvers te appreciëren, gedichten te analyseren. Maar niemand vertelt ons iets over design, over wat kwaliteit betekent, niemand vergelijkt goede met slechte kwaliteit. Design is vooral een middel om de kwaliteit van je leven te verhogen, het gevoel voor objecten te benadrukken. Design heeft met het goed gebruik van het leven te maken, en juist dat ziet men op school over het hoofd.

De Lucchi heeft pas zijn prototypes voor de Kembo-stoelen uit gelamineerd beukenhout klaar, met een aluminium frame en een flexibele, transparante webbing-rug. Daardoor zijn ze licht en elegant geworden. In de herfst kunnen ze in de handel, voorlopig wordt nog wat aan de allerlaatste details gesleuteld.

Stoelen lijken zo voor de hand liggend, en toch hoor ik designers steeds weer herhalen dat ze het moeilijkste object zijn om te ontwerpen.

Ze zijn vooral een symbool voor iets dat functioneel moet zijn, en dat heeft niet eens zoveel met comfort te maken. In onze leefomgeving zijn ze veel meer object dan een functioneel product, en daardoor staan ze precies in het midden tussen een sculptuur en een functioneel werktuig. En daarom zijn ze zo moeilijk te ontwerpen.

Ik zag u ze aanraken, als een beeld.

Natuurlijk, omdat alleen al het aanraken zo belangrijk is. Wat je aanraakt, grijpt in op je lichaam, moet aansluiten bij jezelf en bij anderen. Stoelen zijn zo moeilijk te bedenken omdat ze zo’n lange traditie hebben als object.

Uw universele stoel wil er vooral niet uitzien als een De Lucchi-stoel?

Voor mij toch niet. Het komt er niet op aan jezelf te manifesteren, een designer moet juist heel discreet zijn. Te veel mensen denken nog dat design enkel te maken heeft met het creëren van een uiterlijke vorm, van het oppervlak. Terwijl de kwaliteit van design over de diepte gaat, en hoe dieper het design reikt, hoe onzichtbaarder het is. De grootste kwaliteit van design is dat het onzichtbaar is. In de toekomst zal het zich bezighouden met het doordenken van elk detail, met het product op zich. Niemand zal op het eerste gezicht zeggen dat het om design gaat, en dat vind ik een compliment.

Design heeft nog te veel met decoratie te maken, met een stijl. Ik kom van de school van Ettore Sottsass, die heel erg aan zijn eigen stijl is gehecht. Maar zichzelf toch steeds weer verandert, zonder zich te herhalen. Elke keer als ik een nieuw project aanpak, verkies ik van niets te beginnen.

Omdat Kembo gelooft dat succes ook voortkomt uit experimenten, en dat wie veel wil leren en tot nieuwe inzichten wil komen ook veel moet spelen, vroeg het bedrijf Michele De Lucchi vijf “speelruimtes” te ontwerpen. Wat hij voorstelde, heeft telkens een oppervlakte van ongeveer 16 m² (dezelfde als die Le Corbusier ter beschikking had in zijn beroemde blokhut), en wordt in Kembo’s toonzaal gerealiseerd. Ze fungeren er als laboratoria, waar men op regelmatige tijdstippen mensen wil samenbrengen die zowel in geestelijk als in materieel opzicht de behoefte voelen om ordening in de chaos te brengen: architecten, beeldende kunstenaars, ontwerpers, verzorgers, ondernemers en schrijvers. Elke groep krijgt een thema voorgelegd en wordt uitgenodigd de ruimte in te richten zodat ze er zich prettig in voelen. “Op die manier hopen we wat te leren over de essentie van wat een interieur nu eigenlijk is, en wat de toekomstige wensen en behoeften van gebruikers zijn”, zegt Sjoerd Meijer, de grote baas van Kembo. “En dat willen we toepassen in onze producten en onze ontwerpen.”

Intussen verzuipen veel mensen in hun welvaart en hun bezittingen, worden ze er het slachtoffer van. Dat moet u interesseren, mijnheer De Lucchi.

We worden voortdurend geconfronteerd met het feit dat elke handeling die we uitvoeren ingrijpt op de natuur. Daarom moet je erg zorgvuldig omspringen met het materiaal, en met de oplagen. Het kan nooit de bedoeling zijn om veel dingen te bezitten, maar alleen die dingen die je wat meer vrijheid geven, of een gevoel van rust, van bescherming; dat is toch het archetype van de architectuur. Vergeet niet dat we hele dagen gebombardeerd worden met boodschappen, producten, informatie en markten die alleen zichzelf in stand willen houden in plaats van zich te bekommeren om de vrijheid van de gebruiker. Dat alles zorgt voor verwarring en twijfels, iedereen rent voortdurend van hot naar her. Daarom ben ik ervan overtuigd dat de twee allerbelangrijkste producten van de toekomst vooral zeer immaterieel zijn, zoals ruimte en tijd. Ruimte zorgt zowel voor rijkdom als voor een vol gevoel van geluk. Het is zo’n kostbaar geluk om vrije ruimte om je heen te hebben. En tijd dan. I mean time for yourself, not time for doing something for someone else.

De Kembo-stoelen komen in de herfst in de handel, en zullen tussen 9500 en 17.000 fr. kosten. De speelruimtes worden vanaf mei op werkdagen geëxposeerd in de toonzaal van Kembo, Koningsschot 55 in het Nederlandse Veenendaal. Info: Tel. (016) 35.97.97, fax (016) 35.97.98 bij Kembo België in Kessel-Lo.

Pierre Darge / Foto’s M&M

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content