Vorig najaar werd de Parijse literaire scène beheerst door de polemiek over “Les particules élémentaires” van Michel Houellebecq. Deze roman werd door adepten uitgeroepen tot cultboek, “het laatste woord over een tijdperk”, maar tegenstanders noemen de aanval op de verworvenheden van de jaren zestig in combinatie met het “pleidooi voor een terugkeer naar fundamentele waarden” onrustbarend reactionair.

Onder de tegenstanders van Michel Houellebecq bevonden zich zijn collega-redactieleden van het literaire tijdschrift Perpendiculaire, die hem prompt uit de redactieraad verwijderden. De affaire Houellebecq was geboren. Deze verbanning deed Le Figaro uithalen naar de “nieuwe inquisiteurs van de literatuur”. In Le Monde des Livres verdedigde de auteur zich met het argument dat de brenger van slecht nieuws zelden wordt verwelkomd. Hij voegde eraan toe: “Maar het blijft een feit dat iets – een generatie, een eeuw, een economisch systeem, een beschaving? – zich door mijn roman geviseerd voelt.”

Michel Houellebecq, die landbouwkunde studeerde, een tijd als informaticus bij het Franse parlement werkte en nu beroepsschrijver is, maakt zich nu naar eigen zeggen niet meer druk over de polemiek. Een jaar geleden maakte alle heisa rond zijn boek hem hoofdzakelijk “doodmoe”, vandaag noemt hij de hele affaire een typisch Frans verzetje: “Fransen zijn dol op polemieken. Het is hun lievelingssport zich in twee kampen te verdelen en te bekvechten.”

De zopas in het Nederlands vertaalde roman Elementaire deeltjes vertelt het parallelle verhaal van de halfbroers Bruno en Michel, zonen van eenzelfde moeder, die in de jaren zestig in het kielzog van een goeroe naar Californië trekt om er in een hippiecommune te leven. De kinderen komen elk bij een andere grootmoeder terecht en horen pas later van elkaars bestaan. Michel wordt moleculair bioloog. Hij leidt een teruggetrokken leven, ver van elke passie en zonder seksueel verlangen. Heel anders ligt dat bij zijn halfbroer Bruno, die na een ellendige jeugd vol pesterijen in het antiautoritaire lyceum van Meaux in het onderwijs terechtkomt. Zijn hele leven staat in het teken van honger naar seks. Voortdurend is hij op zoek naar nieuwe zinnelijke sensaties: in de hippiecommune die zijn moeders goeroe in Europa heeft opricht, op een new age-achtige camping met libertijnse inslag, in Parijse seksclubs en op het nudistenstrand van Cap d’Agde, waar een zone is voorbehouden voor vrije seks ( échangisme) tussen individuen en koppels die elkaar nooit eerder hebben ontmoet.

Houellebecq veegt genadeloos de vloer aan met alle varianten van progressief individualisme en libertinisme, die hij beschouwt als typisch voor de westerse tijdgeest van de jongste decennia, van de hippies in de jaren zestig tot de new age in de jaren negentig. Franceso di Meola, de stichter van de hippiecommune, schetst hij in zijn boek als volgt: “Al een paar jaar deed Francesco niets liever dan marihuanasigaretten roken met heel jonge meisjes, die waren afgekomen op de spirituele uitstraling van de beweging; daarna neukte hij ze te midden van de mandala’s en de wierookwalm. (…) Die jongeren, op zoek naar nieuwe spirituele waarden, waren enorme sukkels, zo zei hij soms enigszins mistroostig bij zichzelf.”

De auteur geeft toe dat hij de hippie-idealen niet bepaald hoog opheeft. “Ik heb nooit geloofd in het gemeenschapsgevoel waarover de hippies het hebben”, zegt hij. “Ik ben overtuigd dat het in werkelijkheid nooit heeft bestaan. De beweging was veeleer een poging om de sociale en familiale kluisters te breken, wat overigens uitstekend is gelukt. Maar alle romantiseringen van de beweging ten spijt: arme hippies hebben nooit bestaan.”

Houellebecqs beschrijving van de new age-camping, geïnspireerd op een echt recreatieoord dat hij aanvankelijk ook bij naam noemde, was zo ontluisterend dat de eigenaar met een proces dreigde. Dat deed de gemoederen in de affaire Houellebecq nog hoger oplaaien: volgens de Franse pers was het ondenkbaar dat het verschijnen van een roman nog aanleiding zou kunnen geven tot een proces. Er was sprake van aantasting van de literaire vrijheid, en de auteur ontving prompt een solidariteitsverklaring van andere schrijvers uit binnen- en buitenland. “Ik heb uiteindelijk aanvaard om de naam van de camping te veranderen”, zegt Houellebecq. “Maar de andere wijzigingen die de eigenaar eiste, zijn niet doorgegaan. Die camping bestaat nog steeds: de new age-beweging is levendiger dan ooit. Je houdt het niet voor mogelijk wat je daar meemaakt. Dat is pas echt ridicuul.”

Houellebecqs karakterisering van de camping, die na de dreiging met het proces werd omgedoopt tot Oord der verandering, liegt er niet om: “In 1987 deden de eerste workshops van semi-religieuze inslag hun intrede in het Oord. Vanzelfsprekend bleef het christendom taboe, maar een exotische mystiek met voldoende wazigheid viel – voor die mensen die in feite niet bijster intelligent waren – goed te verenigen met de lichaamscultus die ze tegen elke logica in bleven aanprijzen. De workshops voor sensitieve massage en aanverwanten bleven uiteraard doorgaan, maar er viel ook een steeds warmere belangstelling waar te nemen voor astrologie, Egyptisch tarot, subtiele energieën en meditatie over de chakra’s. Er vonden ‘ontmoetingen met de Engel’ plaats, men leerde het vibreren van kristallen te voelen. Kortom, op een paar jaar werd het Oord een vrij druk bezocht new age-centrum, terwijl het toch ook een hedonistisch en libertair jaren ’70-karakter bleef behouden, waardoor het een unieke positie op de markt innam.”

Die “markt” speelt in Elementaire deeltjes een prominente rol. Niet zonder reden: volgens Houellebecq wordt ons dagelijks leven dermate door de vrije markt beheerst, dat het zonder meer oneerlijk zou zijn dat gegeven te verdoezelen in een fictioneel werk dat aanspraak maakt op geloofwaardigheid. Hij is dan ook als de dood dat andere bedrijven het voorbeeld van de campinguitbater zouden volgen. “Bedrijven als 3 Suisses, Monoprix of Club Med zouden mij ook een proces kunnen aandoen”, meent Houellebecq. “Want ook zij worden veelvuldig in mijn boek genoemd, zeker niet altijd in de fraaiste bewoordingen. Dat zou voor mij heel vervelend zijn. Ik wil de echte namen van bedrijven en merken kunnen noemen, want die spelen in ons dagelijks leven een grote rol. De dreiging van mogelijke processen zou me verhinderen verder te gaan met schrijven.”

Met “markt” verwijst Houellebecq naar de twee soorten concurrentie waarmee het individu in de westerse samenleving volgens hem wordt geconfronteerd: economische concurrentie en seksuele wedijver. Houellebecq: “Alle mensen die ik ontmoet, zijn vanaf een bepaalde leeftijd bezig zichzelf te verkopen aan anderen. Die genadeloze concurrentiestrijd tussen de werknemers van een bedrijf heb ik beschreven in mijn eerste roman Extension du domaine de la lutte, die in oktober als film op de markt komt. Er bestaan allerhande trucs om te solliciteren, tal van ‘beste’ manieren om jezelf te verkopen. Je trekt naar een bedrijf en verkoopt jezelf tegen de best mogelijke prijs. Dat dringt binnen in vrijwel elk segment van ons bestaan. Eenmaal je jezelf hebt verkocht, moet je daar ook mee doorgaan. Je moet voortdurend reclame maken voor je eigen persoon. In bedrijven besteden werknemers daaraan meer tijd dan aan het eigenlijke werk. Het valt me trouwens op hoe je als auteur van een succesboek in dezelfde val trapt. In liefdesrelaties gaat ook heel wat tijd naar ‘jezelf verkopen aan de ander’. Om te beginnen, om de parallel door te trekken, moet je jezelf verkopen tijdens een eerste kennismakingsgesprek, een soort sollicitatiegesprek. De aanwerving gebeurt dan op het moment dat je de eerste keer met elkaar naar bed gaat. Je moet op dat moment een inspanning doen om je eigen kwaliteiten in de verf te zetten. Maar ook daarna is niets definitief verworven. Je moet doorgaan met jezelf te verkopen, je moet verleidelijk blijven. Daarom hameren vrouwentijdschriften onvermoeibaar verder op het thema van de verleiding.”

In een door consumptie gedomineerde maatschappij kan het niet anders of ook seksualiteit en verleiding ontsnappen niet aan de wetten van de markt. Houellebecq beschrijft in weinig flatterende termen hoe mensen die ouder worden op de verleidingsmarkt hun waarde verliezen en daarom al het mogelijke doen om “jong te blijven”. “Dat mensen zo bang zijn om ouder te worden, heeft ermee te maken dat we niet meer geloven in een ziel”, zegt Houellebecq. “Er blijft ons dus niets anders over dan het lichaam. Dat het lichaam onherroepelijk aftakelt, wordt als extreem onaangenaam ervaren.” De auteur is overtuigd dat het verlangen om eeuwig jong te blijven typisch is voor onze tijd. “In onze maatschappij doen de mensen veel moeite om jong te blijven. Naar mijn mening overigens met weinig resultaat. Het effect van turnen op de spieren is niet zo groot. Het volstaat dat je er een poos mee ophoudt om er weer net als voorheen uit te zien. Of neem de antirimpelcrèmes: ik stel geen groot verschil vast tussen mensen die er veelvuldig gebruik van maken en mensen die het nooit gebruiken.”

Ook plastische chirurgie – in het boek present in het personage van Bruno’s vader, een esthetisch chirurg – kadert in de veralgemeende verjongingsrage. Houellebecq: “Ondanks alle theorieën die ons willen verzekeren van het tegendeel, moet je vaststellen dat iedereen ongeveer hetzelfde lichaam wil hebben. Als je de mensen laat kiezen, gaat het in de richting van een uniformering. De maat van de borsten toont dat aan: eigenlijk zijn alle esthetische ingrepen gericht op het bereiken van dezelfde ‘ideale’ maat.”

In Elementaire deeltjes heeft de auteur alle mogelijke vormen van hedendaagse seksbeleving geïnventariseerd: van masturberen tot seksclubs, van vrije seks op nudistenstranden tot snuff movies. “Toen ik begon te schrijven, was het mijn bedoeling om na dit boek nooit meer iets over seksualiteit te schrijven”, zegt Houellebecq. “Maar ik heb nog altijd van alles te zeggen over seks. Hoe het komt dat mensen vandaag zo wanhopig op zoek zijn naar seksuele sensaties? Misschien is het de enige aangename activiteit die ons nog rest. Bovendien ben ik overtuigd dat de Fransen een probleem hebben. Ze hebben niet zo vaak seks als ze zouden willen. Maar de voornaamste oorzaak voor de grote vraag naar seksuele sensaties, is de veralgemeende verspreiding van erotische beelden, onder meer via pornografie. Dat heeft de seksuele standaarden enorm verhoogd. Mensen vinden niet langer anderen die het spel volgens hun eigen complexe fantasieën willen spelen, al gaan ze daar wel naar op zoek op het nudistenstrand van Cap d’Agde bijvoorbeeld.”

Houellebecq heeft zich ter plekke geïnformeerd. “Het is altijd beter zelf ter plaatse te gaan als je ergens over wil schrijven. Ik heb op Cap d’Agde met veel mensen gesproken. Vooral het gedrag van de Nederlanders vond ik merkwaardig. Het experimenteren met verschillende onbekende partners leek hen totaal niet te storen, helemaal in tegenstelling tot de Duitsers, die voortdurend het pro en contra afwogen. Ik vond de Nederlanders op een bizarre manier cool.”

Dat Bruno, het personage dat voortdurend op zoek is naar nieuwe vormen van seks, tussen de bedrijven door boeken leest uit de Groene Reeks (een kinderboekenreeks van uitgeverij Hachette), is volgens de auteur niet noodzakelijk een bewijs van de infantilisering van de maatschappij: ” De zes kameraden en de man met de handschoen van Paul-Jacques Bonzon is echt een knap boek. Je kan het de mensen niet kwalijk nemen dat ze het lezen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor Bruno’s hang naar seks. Dat is nu eenmaal een aangename bezigheid. Je kan de mensen die het najagen niet het verwijt maken dat ze infantiel zijn.”

Net als Houellebecq zelf, die vanaf zijn vijfde bij zijn grootmoeder leefde, worden ook de twee hoofdpersonages van Elementaire deeltjes door grootmoeders opgevoed. En net als de auteur zelf, die zijn moeder hooguit een tiental keer heeft gezien, kennen de personages hun ouders nauwelijks. Bij de dood van Bruno’s grootmoeder geeft dat aanleiding tot de volgende passage: “Zijn vader en zijn moeder, die hij allebei voor het eerst zag, bespraken wat ze met hem gingen doen. Bruno zou in september in de eerste klas van de middelbare school komen, ze besloten dat er een internaat zou worden gezocht en dat hij in de weekends naar zijn vader in Parijs zou gaan. Zijn moeder zou proberen hem af en toe mee te nemen op vakantie. Bruno had geen bezwaren; die twee mensen leken hem niet direct vijandig gezind. Hoe dan ook, het ware leven was het leven met zijn grootmoeder.”

Zijn ouders uit de jaren zestig volgens de schrijver dan verstoken van verantwoordelijkheidsgevoel? Houellebecq: “Dat die ouders geen verantwoordelijkheid namen, kan ik niet helpen. Mijn eigen vader hield daar trouwens een levensgroot schuldgevoel aan over. Maar je moet volgens mij een onderscheid maken tussen mannen en vrouwen. Vrouwen vertonen vanaf een bepaalde leeftijd de behoefte om een kind te krijgen. Ze zijn op zoek naar een affectieve band, ze willen van iemand houden. Dat geldt niet voor mannen: het grootste deel van de tijd doen zij maar alsof. De vaderfiguur wordt in onze tijd steeds meer overbodig. Vroeger hadden vaders de taak om vaardigheden op hun kinderen over te brengen. Maar dat is nu afgelopen. We leven niet meer in een traditionele maatschappij, waar de kennis van vader op zoon overging. Iedereen is vandaag gesalarieerd. Bovendien verandert alles heel snel. Er is niets meer om van de ene generatie op de andere over te dragen. Vaders moeten zich dus wel afvragen waartoe ze nog dienen.”

Het eerste deel van Elementaire deeltjes is grotendeels gewijd aan de kindertijd van Michel en Bruno. Houellebecq: “Michel nodigt zijn vriendinnetje niet uit om te dansen, hij beschikt niet over het vermogen om het wel te doen. Dat is een vorm van conditionering die uit zijn kindertijd stamt. Hetzelfde geldt voor de hang naar seks van Bruno. In zijn kindertijd is hij bang en dik. Op het college vindt niemand hem aardig. Zijn makkers pesten hem op de meest gruwelijke manieren. Zijn hele leven probeert hij het gebrek aan affectie te compenseren. Ik geloof dat de kindertijd het gedrag van volwassenen in grote mate conditioneert. Er blijven momenten van vrije keuze, maar die zijn eerder uitzonderlijk.”

Houellebecq heeft voor zijn roman de Prix Novembre gekregen, en de redactie van het tijdschrift Lire heeft Les particules élémentaires uitgeroepen tot beste boek van het jaar. Maar de prestigieuze Goncourt-prijs ging aan hem voorbij. Hij werd zelfs geweerd van de nominatielijst. Stigma’s als “reactionair”, “rechts” en “politiek niet correct” zijn aan het blazoen van Houellebecq blijven kleven. Houellebecq: “Het is een feit dat ik me noch links, noch rechts situeer. De punten waarop links en rechts van elkaar verschillen, zijn volgens mij niet zo belangrijk. De problemen die mij interesseren, komen in de politiek niet aan bod. Ik geloof dat vragen over religie, wetenschap en techniek voor de mensen meer belang hebben dan de traditionele politieke kwesties. Het staat vast dat ik er niet in slaag me te situeren op het politieke vlak. Neem nu de groenen. Ik vind dat ze ongelijk hebben op nagenoeg elk terrein. Maar ik ben het met hen eens dat drugs moeten worden gelegaliseerd. Ik begrijp niet hoe een maatschappij haar onderdanen kan verbieden drugs te gebruiken. Dat lijkt me compleet geschift. Telkens als ik ga stemmen, stel ik vast dat ik – zelfs na diep nadenken – virtueel voor om het even wie kan stemmen.”

Dat bepaalde katholieke media het boek hebben aangegrepen als een verdediging van hun antiabortusstandpunt, heeft de hele zaak geen goed gedaan. Houellebecq: “Sommige katholieke media hebben mijn boek verdedigd, al vonden ze toch meestal dat er te veel seks in voorkwam. Als ze positief stonden tegenover mijn roman, was dat vooral omdat hij volgens hen perfect aantoont dat de mens er ellendig aan toe is zonder God. Maar dat is niet mijn standpunt. Mijn boek straalt niet één welomschreven ideologie uit. Dat linkse groepen mij politiek niet correct noemen, laat me koud.”

Toch is zijn onverschilligheid voor het oordeel van anderen niet totaal. Om te schrijven zonder op de mening van anderen te anticiperen, heeft Houellebecq zijn eigen middeltjes. “Ik beeld me ik dat ik zal sterven als mijn boek af is. Zo slaag ik erin de vrees voor de reacties van anderen te overwinnen. Ik stel me voor dat ik na de publicatie van mijn boek geen mens meer zal zien. Enkel zo vermijd ik zelfcensuur.”

Michel Houellebecq, Elementaire deeltjes, uit het Frans vertaald door Martin de Haan, Arbeiderspers, 343 blz., 900 fr.

Sofie Messeman en Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content